Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
‘zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.’Verdachte heeft de maximumsnelheid overschreden en is mede daardoor bij het nemen van de bocht op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terechtgekomen. Het verweer van verdachte dat het remsysteem van zijn auto niet naar behoren zou hebben gefunctioneerd, wordt weerlegd door het forensisch voertuigonderzoek. Daarnaast is uit het dossier naar voren gekomen dat verdachte ten tijde van het verkeersongeluk niet verzekerd was, terwijl hij hiertoe verplicht is. Het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde kunnen wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte die hierover is afgelegd niet aannemelijk, voor zover is betoogd dat hij dacht een voorlopige autoverzekering bij Univé te hebben afgesloten. Nog daargelaten het feit dat de politie het RDW-register heeft geraadpleegd, waaruit blijkt dat verdachte niet verzekerd was, heeft hij ook niet zelf op enig moment met stukken onderbouwd dat de verzekering wel is afgesloten. De verdachte is hiertoe meermalen de gelegenheid gegeven bij de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Het bestaan van een verzekering voor voormeld voertuig is nooit door verdachte aangetoond. Gelet hierop gaat de rechtbank aan de verklaring van verdachte voorbij. Het onder feit 2 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
- te rijden met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en
- (mede door die snelheid) bij het rechts afslaan van de afrit de rijksweg A58 naar de Schoolstraat de bocht niet te kunnen maken en het verloop van die weg te kunnen volgen en vervolgens
- op de weghelft voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer te rijden
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, voor de duur van 18 (achttien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
betaling van een geldboete van € 650,-;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
13 dagen.