ECLI:NL:RBZWB:2022:7842

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
02/245108-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met onverzekerd voertuig en schuldvraag

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 april 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Moergestel. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, als bestuurder van een Volkswagen Golf, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt door met een te hoge snelheid te rijden en met een onverzekerd voertuig deel te nemen aan het verkeer. De verdachte reed op de afrit van de A58 en kon de bocht naar rechts niet maken, waardoor hij op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terechtkwam en in botsing kwam met een andere auto. De rechtbank veroordeelde de verdachte voor feit 1 tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Voor feit 2 werd een geldboete van € 650,- opgelegd, subsidiair 13 dagen hechtenis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de verkeersregels had overtreden, maar ook de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar had gebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de gevolgen daarvan voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/245108-22
vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
wonende op het adres [woonadres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 december 2022 waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Beugeling-Gaillard, en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Er heeft zich namens verdachte geen advocaat gesteld, aangezien verdachte geen gebruik heeft willen maken van het recht op rechtsbijstand.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte een verkeersongeluk heeft veroorzaakt dat aan zijn schuld te wijten is, dan wel dat verdachte gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt. Daarnaast is aan verdachte ten laste gelegd dat hij met een onverzekerd voertuig heeft deelgenomen aan het verkeer.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft gepleegd. Verdachte heeft een verkeerongeval veroorzaakt, waaraan hij schuld heeft zoals wordt bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd als
‘zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.’Verdachte heeft de maximumsnelheid overschreden en is mede daardoor bij het nemen van de bocht op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terechtgekomen. Het verweer van verdachte dat het remsysteem van zijn auto niet naar behoren zou hebben gefunctioneerd, wordt weerlegd door het forensisch voertuigonderzoek. Daarnaast is uit het dossier naar voren gekomen dat verdachte ten tijde van het verkeersongeluk niet verzekerd was, terwijl hij hiertoe verplicht is. Het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde kunnen wettig en overtuigend worden bewezenverklaard.
4.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft aangegeven dat hij halverwege de afrit van de snelweg A58 heeft geprobeerd te remmen.. Het remsysteem van het voertuig heeft echter niet gefunctioneerd. Hij heeft op dat ogenblik, in paniek, besloten niet rechtdoor te rijden op de kruising maar de bocht naar rechts te maken. De auto is daarna doorgegleden naar de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer en op een tegemoet rijdende auto gebotst. Daarnaast is verdachte in de veronderstelling geweest dat de auto die dag verzekerd was. Voor vertrek heeft verdachte een polis afgesloten voor zijn auto bij de verzekeringsmaatschappij Univé. Hij heeft een bevestiging ontvangen dat hij voorlopig verzekerd was en dat vijf werkdagen later een definitieve WA-verzekering gestart zou worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 1
Het juridisch kader
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan. Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De feiten en omstandighedenVerdachte heeft op 27 april 2022 als bestuurder van een Volkswagen Golf met [kenteken] deelgenomen aan het verkeer. Hij heeft de snelweg A58 verlaten bij de afrit van Moergestel. Hij is op het kruispunt van de afrit van de A58 met de Schoolstraat rechtsaf geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment 70 tot 80 kilometer per uur heeft gereden en hij bij het uitkomen van de bocht midden op de weg en dus deels op de andere weghelft terechtgekomen is. Op de fotobijlagen in het dossier is te zien dat het voertuig van verdachte in zijn geheel op de weghelft terechtgekomen is voor tegemoetkomend verkeer. Verdachte is vervolgens in botsing gekomen met een personenauto, waarin op dat moment [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten, die vanuit de tegenovergestelde rijrichting zijn komen aanrijden. Zij hebben als gevolg van de aanrijding diverse medische klachten. [slachtoffer 1] heeft een whiplash aan het ongeluk overgehouden en [slachtoffer 2] een hersenschudding. Beide betrokkenen hebben PTSS-klachten en [slachtoffer 1] volgt naar aanleiding van het ongeluk nog steeds een psychologische behandeling.
De politie heeft onderzoek verricht naar het voertuig dat door verdachte is bestuurd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het remsysteem van de auto van verdachte naar behoren heeft gefunctioneerd. Er zijn op dat punt geen gebreken aangetroffen die zijn te herleiden tot het ongeval. Er zijn evenmin andere technische gebreken geconstateerd aan het voertuig van verdachte, zoals de snelheidsregeling, banden en stuurinrichting. De conclusie van de politie is dat er uit de technische staat van het voertuigonderzoek geen feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen, die het ongeluk (mede) veroorzaakt kunnen hebben.
Het oordeel van de rechtbankOp basis van de hiervoor omschreven (en in Bijlage II aangehechte) bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte meerdere verkeersovertredingen heeft begaan. Hij heeft de maximumsnelheid van 50 kilometer per uur ruimschoots overschreden en, als gevolg van deze snelheid, de bocht naar rechts niet goed kunnen maken waardoor hij volledig op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terechtgekomen is. Dit heeft tot een frontale aanrijding geleid tussen de auto van verdachte en de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte heeft nagelaten om te anticiperen en te reageren op een naderende kruising, terwijl dit wel van hem mocht worden verlangd. Hij heeft immers op een recht stuk van de weg/de afrit gereden, bij daglicht, en er zijn geen bijzondere (weers)omstandigheden die tot een andere beoordeling moeten leiden. Er zijn geen (verkeers)objecten geweest die hem het zicht op die kruising hebben ontnomen. Sterker nog, de weg bevat een duidelijk stopbord en een stopstreep, die verdachte ertoe hebben verplicht zijn auto tot stilstand te brengen. Verdachte heeft deze verkeerssignaleringen genegeerd. Hij had het ongeluk kunnen voorkomen door zich wel aan de verkeersregels te houden en zijn focus te bewaren op de verkeerssituatie aldaar.
De rechtbank kwalificeert het hiervoor beschreven letsel van de slachtoffers, gelet op de aard en de gevolgen daarvan, als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan in de zin van artikel 6 WVW.
Het verweer van verdachte
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer dat het remsysteem van het voertuig van verdachte niet naar behoren heeft gefunctioneerd, en hij als gevolg van dit technisch mankement zijn snelheid niet heeft kunnen verminderen, waardoor het ongeluk is ontstaan. Deze stellingname is alleen gebaseerd op de verklaring van verdachte zelf, die niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel en wordt weerlegd door de resultaten uit het forensisch voertuigonderzoek. De bevindingen uit het forensisch onderzoek komen betrouwbaar op de rechtbank over en sluiten een technisch falen van het voertuig uit. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat verdachte de mogelijkheid heeft gehad om zijn snelheid te verminderen, zodat hij op zijn eigen weghelft de bocht naar rechts had kunnen maken.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Er bestaat volgens de rechtbank een causaal verband tussen de door verdachte begane overtredingen, zijn weggedrag en het ongeval dat daarop heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft zichzelf in die situatie gebracht. De aanrijding is onvermijdelijk het gevolg geweest van zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Het onder feit 1 primair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3.3.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 2
Feiten en omstandighedenHet RDW-register is door de politie geraadpleegd op peildatum 27 april 2022. Daaruit blijkt dat het voertuig, de Volkswagen Golf met [kenteken] , niet verzekerd was. Verdachte is zowel de kentekenhouder als de bestuurder van deze auto en dus verzekeringsplichtig.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte die hierover is afgelegd niet aannemelijk, voor zover is betoogd dat hij dacht een voorlopige autoverzekering bij Univé te hebben afgesloten. Nog daargelaten het feit dat de politie het RDW-register heeft geraadpleegd, waaruit blijkt dat verdachte niet verzekerd was, heeft hij ook niet zelf op enig moment met stukken onderbouwd dat de verzekering wel is afgesloten. De verdachte is hiertoe meermalen de gelegenheid gegeven bij de politie en tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Het bestaan van een verzekering voor voormeld voertuig is nooit door verdachte aangetoond. Gelet hierop gaat de rechtbank aan de verklaring van verdachte voorbij. Het onder feit 2 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 (primair):op 27 april 2022 te Moergestel, gemeente Oisterwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Schoolstraat op de kruising met de afrit van de A58, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- te rijden met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en
- (mede door die snelheid) bij het rechts afslaan van de afrit de rijksweg A58 naar de Schoolstraat de bocht niet te kunnen maken en het verloop van die weg te kunnen volgen en vervolgens
- op de weghelft voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer te rijden
waardoor anderen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 2:op 27 april 2022 te Moergestel, gemeente Oisterwijk als bestuurder van een personenauto, gekentekend [kenteken] , daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Schoolstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen, voor feit 1 primair, een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. De strafeis voor feit 2 is een geldboete van € 650,- subsidiair 13 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft geen specifiek strafmaatverweer naar voren gebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 27 april 2022 in Moergestel een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, door de maximumsnelheid te overschrijden, waardoor hij uit de bocht is gevlogen en op een hem tegemoet gereden auto is gebotst. Daarnaast was de auto van verdachte niet verzekerd. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt welke impact het verkeerongeval heeft gehad op [slachtoffer 1] . Haar fysieke toestand en mentaal welzijn is sindsdien ernstig verslechterd. Zij kampt met hevige emoties, heeft studievertraging opgelopen en is al maanden arbeidsongeschikt. Uit het dossier blijkt ook dat de medische toestand van [slachtoffer 2] door het ongeluk achteruit gegaan is. Verdachte is verantwoordelijk voor het veroorzaken van dit leed, terwijl dit verkeersongeluk voorkomen had kunnen worden. Door op deze wijze aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte zich ook onverschillig getoond tegenover de veiligheid van alle verkeersdeelnemers in het algemeen. De rechtbank is van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte valt binnen de op één na zwaarste categorie van schuld, die bij toepassing van artikel 6 WVW wordt onderscheiden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de proceshouding van verdachte. Hij heeft verklaard, tegen beter weten in, dat de technische staat (het remsysteem) van zijn voertuig de voornaamste oorzaak is van het verkeersongeval. Verdachte heeft daarmee de schuld buiten zichzelf proberen te leggen en is, ondanks de resultaten van het forensisch voertuigonderzoek, hierin blijven volharden. Dit getuigt van weinig introspectie en neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Er wordt ook in overweging genomen dat verdachte een beginnend bestuurder is.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare zaken en de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt bij een ernstige mate van schuld, waarbij er sprake is van enig lichamelijk letsel voor een slachtoffer, is een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat er sprake is van twee slachtoffers, bij wie de fysieke en mentale schade aanzienlijk is.
Voorts komt uit het strafblad van verdachte naar voren dat hij meermalen een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen van het CVOM, voor overtreding van de verkeerswetgeving. Hij is in dat kader ook eenmaal veroordeeld door de kantonrechter. Uit deze gegevens is gebleken dat verdachte, een dag voor het onderhavige incident, nog een boete opgelegd heeft gekregen van € 670,- voor een forse snelheidsoverschrijding. Deze boete heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom in de fout te gaan in het verkeer. De rechtbank stelt ten slotte vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De aard en ernst van het bewezenverklaarde en al hetgeen hiervoor is overwogen, is voor de rechtbank reden om tot een zwaardere strafoplegging over te gaan dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat aan verdachte voor feit 1 primair een taakstraf moet worden opgelegd van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast wordt verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De voorwaardelijke straf vormt een stok achter de deur, waarmee de rechtbank verdachte ervan probeert te weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Voor het onder feit 2 bewezenverklaarde legt de rechtbank een geldboete op van € 650,- subsidiair 13 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2: als bestuurder van een motorrijtuig daarmee op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging ten aanzien van feit 1 primair
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, voor de duur van 18 (achttien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee (2) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Strafoplegging ten aanzien van feit 2
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 650,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
13 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 december 2022.