ECLI:NL:RBZWB:2022:7840

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
10072003 CV EXPL 22-2706
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurachterstand en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een commanditaire vennootschap, hierna te noemen [eiser], en twee gedaagden, hierna samen te noemen [gedaagden]. De eiser vorderde betaling van een huurachterstand van € 883,75, buitengerechtelijke incassokosten van € 313,70 en wettelijke rente over de huurachterstand. De procedure volgde op een tussenvonnis van 19 oktober 2022, waarin een mondelinge behandeling was bevolen, maar deze werd later afgelast vanwege een wijziging van eis door [eiser].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er ten tijde van de dagvaarding een huurachterstand bestond, ondanks dat [gedaagden] meerdere betalingen hebben verricht. De gedaagden voerden aan dat er op dat moment geen huurachterstand was, maar de kantonrechter volgde dit verweer niet. De rechter oordeelde dat de huur voor november 2022 onbetaald was gelaten en dat de vordering van [eiser] terecht was.

Daarnaast heeft de kantonrechter de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat deze niet hoger waren dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is vastgesteld. De totale vordering van [eiser] werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 1.197,45, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 990,32. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10072003 \ CV EXPL 22-2706
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van
de commanditaire vennootschap
[eiser] C.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: A.F. de Boer, gerechtsdeurwaarder te Lelystad,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

beiden wonende te [woonadres] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2022 met de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating tevens houdende wijziging van eis van [eiser] .
1.2
In het tussenvonnis van 19 oktober 2022 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bevolen op 24 november 2022. Naar aanleiding van de vermindering van eis, heeft de kantonrechter bepaald dat de mondelinge behandeling geen doorgang zal vinden. Vervolgens is het vonnis bepaald op heden.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
[eiser] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 883,75 aan huurachterstand, € 313,70 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 15,57 aan wettelijke rente over de huurachterstand, berekend tot 25 juli 2022, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 over de hoofdsom tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
2.2
[gedaagden] hebben in hun conclusie van antwoord als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiser] niet-ontvankelijk is in haar vordering omdat er op dat moment geen huurachterstand bestond. De kantonrechter volgt [gedaagden] niet in hun verweer. Uit de door [eiser] in haar akte opgenomen specificatie volgt weliswaar dat [gedaagden] meerdere betalingen hebben verricht en zij met hun 4 betalingen op 23 september 2022 de op dat moment bestaande huurachterstand geheel hebben ingelopen, dit neemt echter niet weg dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding er een aanzienlijke huurachterstand (van 3 maanden bestond).
2.3
[gedaagden] hebben – ondanks dat zij daartoe door de kantonrechter in de gelegenheid zijn gesteld – geen verweer gevoerd tegen de laatstelijk bij akte door [eiser] gegeven specificatie, waaruit volgt dat de huur voor de maand november 2022 ten bedrage van € 883,75 onbetaald is gelaten. Gelet daarop zal dit bedrag worden toegewezen.
2.4
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 313,70 toegewezen.
2.5
De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente zal, nu daartegen geen verweer is gevoerd en er sprake is van verzuim, eveneens worden toegewezen.
2.6
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
883,75
- wettelijke rente tot 25 juli 2022 € 15,57
- buitengerechtelijke incassokosten
313,70
+
Totaal
1.197,45
2.7
[gedaagden] zijn de partijen die ongelijk krijgen en zij zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,82
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
373,50
(1,50 punten × € 249,00)
Totaal
990,32
2.8
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

3.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.197,45, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 25 juli 2022, tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 990,32;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.