ECLI:NL:RBZWB:2022:7837

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
10123680 CV EXPL 22-3567
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur voor tandheelkundige behandeling met verweer op basis van tekortkoming

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter M. Zander van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert Netpoint Factoring B.V. betaling van een onbetaalde factuur van € 345,83 voor tandheelkundige behandeling die door Mondzorg Tridenzo is uitgevoerd. De behandeling vond plaats op 21 april 2022 en de vordering is gecedeerd aan Netpoint. De gedaagde, die in persoon procedeert, heeft verweer gevoerd op basis van een vermeende tekortkoming van de tandarts, stellende dat het kunstgebit niet goed aansluit en niet deugdelijk is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer en dat hij in beginsel gehouden is de factuur te betalen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde geen recht heeft op opschorting van zijn betalingsverplichting, omdat er geen tekortkoming aan de zijde van de tandarts is aangetoond. De kantonrechter wijst de vordering van Netpoint toe, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, en vernietigt een mogelijk onredelijk bezwarend beding in de algemene voorwaarden van Netpoint met betrekking tot de contractuele rente. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10123680 \ CV EXPL 22-3567
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Netpoint Factoring B.V.,
te Kaatsheuvel,
eisende partij,
hierna te noemen: Netpoint,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de akte van Netpoint;
- de akte van [gedaagde] .
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
De kantonrechter stelt de volgende feiten vast.
- Mondzorg Tridenzo te Breda heeft als zorgverlener op 21 april 2022 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] een tandheelkundige behandeling verricht ten behoeve van [gedaagde] . De zorgverlener heeft de vordering op [gedaagde] aan Netpoint gecedeerd. Met vorenbedoelde diensten was een bedrag van € 1.383,27 gemoeid. Daarvan heeft de zorgverzekeraar van [gedaagde] een bedrag van € 1.037,44 voldaan. Voor de verrichte tandheelkundige behandeling is bij [gedaagde] bij factuur van 6 mei 2022 het resterende bedrag van € 345,83 in rekening gebracht. Dit bedrag is onbetaald gebleven.

3.Het geschil

3.1
Netpoint vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 441,70 (bestaande uit € 345,83 aan hoofdsom, € 51,87 aan verschenen contractuele rente berekend tot 16 september 2022 en een bedrag van € 44,- aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met primair de overeengekomen rente van 1% per maand en subsidiair de wettelijke rente, te berekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2
[gedaagde] voert verweer.
3.2
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] weliswaar niet heeft erkend dat hij opdracht heeft verstrekt voor de op de factuur van 6 mei 2022 vermelde behandeling (die ziet op de plaatsing van een nieuw kunstgebit) bij de zorgverlener maardat hij deze behandeling wel heeft ondergaan, zodat hij in beginsel gehouden het (resterende) factuurbedrag te betalen.
4.2
[gedaagde] heeft als verweer tegen de vordering aangevoerd dat hij niet tevreden is met het nieuwe kunstgebit omdat het niet goed aansluit en daardoor niet goed vast blijft zitten. [gedaagde] heeft hierover contact gehad met de tandarts en gezegd dat hij niet wil betalen zolang het kunstgebit niet goed zit. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus dat hij zijn betalingsverplichting jegens Netpoint opschort, omdat de tandarts de op hem rustende verbintenissen niet deugdelijk nakomt.
4.3
Netpoint heeft bij repliek het bestaan van een tekortkoming aan de zijde van de tandarts gemotiveerd weerlegd. Zij heeft gesteld dat [gedaagde] na plaatsing van het kunstgebit heeft aangegeven dat het kunstgebit goed in zijn mond zat. Nadien is [gedaagde] teruggekomen bij de tandarts waarbij hij heeft aangegeven dat de voortanden niet op elkaar kunnen. De tandarts stelt dat dit in het geval van [gedaagde] niet mogelijk is omdat de kiezen dan niet meer op elkaar kunnen. De tandarts heeft dit voor aanvang van de behandeling ook kenbaar gemaakt aan [gedaagde] . Voorts stelt Netpoint dat de tandarts jegens [gedaagde] alle zorg heeft betracht die van hem verwacht mag worden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] bij dupliek onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van de tandarts. [gedaagde] heeft slechts volhardt in zijn eerdere stellingen. Vaststaat dat [gedaagde] zich, nadat hij een aantal keren bij de tandarts zijn beklag heeft gedaan waarna er aanpassingen zijn gedaan aan zijn kunstgebit, hij zich niet meer tot de tandarts heeft gewend. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] in verband met de door hem gestelde klachten het oordeel van een andere tandarts heeft gevraagd, waaruit de juistheid van het door [gedaagde] aan de tandarts gemaakte verwijt zou kunnen worden afgeleid. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel, dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een aan de tandarts toerekenbare tekortkoming jegens zodat het daarop ziende verweer van [gedaagde] zal worden gepasseerd. [gedaagde] komt naar het oordeel van de kantonrechter daarom geen bevoegdheid tot opschorting van zijn betalingsverplichting jegens de tandarts toe, zodat hij om die reden de factuur van Netpoint niet onbetaald kan laten. Verder heeft hij zich niet verweerd tegen de vordering van Netpoint, zodat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
4.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen eveneens worden toegewezen, nu Netpoint aan [gedaagde] een aanmaning heeft gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW en het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten overeenkomt met het in het Besluit bepaalde tarief.
4.5
Ten aanzien van de gevorderde rente wordt het volgende overwogen.
4.6
Gelet op de stellingen van Netpoint is [gedaagde] een consument en handelt (de rechtsvoorgang(st)er van) Netpoint als beroep of bedrijf.
4.7
Uit de stellingen van Netpoint volgt dat in de tussen partijen geldende algemene voorwaarden een contractuele rente is opgenomen, die hoger is dan de wettelijke handelsrente. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie EG (o.a. 4 juni 2009, C243/08) ambtshalve te beoordelen of een dergelijk beding oneerlijk is in de zin van artikel 3 lid 3 van de Richtlijn 93/13 EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (verder te noemen: de Richtlijn). De in artikel 3 van de Richtlijn bedoelde bedingen zijn nader uitgewerkt in de bijlage bij de Richtlijn. Deze bepalingen kleuren de ‘open norm’ van artikel 6:233 sub a BW betreffende het onredelijk bezwarend beding nader in. In het kader van een richtlijnconforme interpretatie van artikel 6:233 sub a BW dient een beding, dat is opgenomen in de bijlage bij artikel 3 lid 3 van de Richtlijn, te worden gekwalificeerd als een onredelijk bezwarend beding. Voorts heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 13 september 2013 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder: ECLI:NL:HR:2013:691) bepaald dat een (kanton)rechter gehouden is een beding, indien dat beding als onredelijk bezwarend kan worden gekwalificeerd, ingevolge artikel 6:233 sub a BW in samenhang met artikel 3:40 lid 2 BW te vernietigen.
4.8
De kantonrechter overweegt dat artikel 4 van de tussen partijen geldende algemene voorwaarden mogelijk onredelijk bezwarend is, nu daarin een contractuele rente is opgenomen die hoger is dan de wettelijke handelsrente. Voorts is voorgeschreven dat een dergelijk beding pas kan worden vernietigd, nadat hoor en wederhoor is toegepast. In de onderhavige zaak ziet de kantonrechter echter geen aanleiding Netpoint daartoe in de gelegenheid te stellen en overweegt daartoe als volgt.
4.9
In paragraaf 4.3.1 van het Rapport Ambtshalve toetsing III (versie mei 2018), gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, is opgenomen dat een contractuele rente, die hoger is dan de wettelijke handelsrente, in beginsel als onredelijk bezwarend kan worden beschouwd. Netpoint wordt met dit rapport bekend geacht, nu dit rapport is gepubliceerd door de rechtspraak en openbaar beschikbaar is.
4.1
Vervolgens is van belang dat de afgelopen jaren vanuit de rechtspraak het zogenaamde informatieformulier werd gehanteerd (voorheen gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) als richtlijn waaraan een dagvaarding in consumentenzaken dient te voldoen. Hierin was onder andere opgenomen dat, indien een beroep op een mogelijk onredelijk bezwarend beding wordt gedaan, Netpoint in de dagvaarding zich dient uit te laten of het beding onredelijk bezwarend is of niet. Het had dus op de weg gelegen van Netpoint om zich daar bij dagvaarding over uit te laten. Te meer, nu uit de indeling van de dagvaarding volgt dat Netpoint haar dagvaarding conform het informatieformulier heeft opgesteld, maar er vervolgens voor heeft gekozen niet in te gaan op de vraag of het rentebeding onredelijk bezwarend is.
4.11
Tot slot hebben kantonrechters van deze rechtbank de afgelopen jaren in diverse gelijksoortige zaken geconstateerd dat het voornoemde rentebeding van Netpoint mogelijk onredelijk bezwarend is en Netpoint in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. Netpoint was dan ook bekend met het feit dat de kantonrechters van deze rechtbank het rentebeding in beginsel onredelijk bezwarend achten.
4.12
Gelet op het voorgaande had het op de weg van Netpoint gelegen al in de dagvaarding in te gaan op de vraag of het rentebeding onredelijk bezwarend is. De kantonrechter zal Netpoint niet in de gelegenheid stellen zich daar alsnog over uit te laten, acht het rentebeding onredelijk bezwarend en zal het beding vernietigen.
4.13
Voorts is van belang dat uit het arrest van het HvJ EU van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68, volgt dat Netpoint na vernietiging van de bedongen contractuele rente, ongeacht of op dat beding een beroep werd gedaan, geen aanspraak kan maken op de in een bepaling van aanvullend nationaal recht vastgestelde wettelijke schadevergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest. Het voorgaande betekent dat de (subsidiair) gevorderde wettelijke rente evenmin toewijsbaar is.
4.14
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van Netpoint tot op heden begroot op € 347,72, bestaande uit € 128,- aan griffierecht, € 107,22 aan dagvaardingskosten en € 112,50 (1,5 x € 75,-) aan salaris voor de gemachtigde van Netpoint.

5.De beslissing

De kantonrechter
veroordeelt [gedaagde] om aan Netpoint te betalen een bedrag van € 389,83;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Netpoint tot dit vonnis vastgesteld op € 347,72;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.