Beoordeling
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de Raad moet worden toegewezen. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
De Raad wordt algemeen beschouwd als de deskundige bij uitstek op het gebied van kinderbescherming. In verband met het grote gewicht dat de rechter aan rapportages van de Raad pleegt te hechten, en de mogelijk verstrekkende gevolgen die rapportages van de raad voor betrokkenen kunnen hebben, dienen deze rapportagens aan hoge zorgvuldigheidseisen te voldoen. Daarbij dienen medewerkers van de Raad te werken overeenkomstig de wet en mag van hen in het algemeen worden verlangd dat zij conform hun eigen gedragsregeling en protocollen werken. Het Kwaliteitskader 2021 bevat als leidraad voor de behandeling van zaken door raadsmedewerkers. Vermelding verdient dat artikel 3.3. van de Jeugdwet uitdrukkelijk bepaalt: ‘De Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling zijn verplicht in rapportages of verzoekschriften de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.’
Uitgaande van voormelde toetsingskader moet worden beoordeeld of de Raad zorgvuldig heeft gerapporteerd en of de Raad op het moment van het uitbrengen van het beschermingsrapport en het verzoek tot ondertoezichtstelling met inachtneming van de hem toen ter beschikking staande gegeven in redelijkheid de inschatting heeft mogen maken dat (onverminderd) sprake was van een – voor de minderjarige- ernstige toestand als bedoeld in artikel 1:255 BW.
Naar het oordeel van de kinderrechter volgt uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht dat de Raad zorgvuldig heeft gehandeld bij zijn onderzoek dat tot het beschermingsrapport heeft geleid. Om te beginnen blijkt uit het rapport dat de Raad een onderzoeksplan heeft opgesteld en de inhoud van dit plan met de ouders besproken heeft. Verder heeft de Raad, naast de gesprekken met de ouders en [de minderjarige] , ook de jeugdprofessionals van [zorginstelling] , de leerkracht(en) van [de minderjarige] , de coach van de moeder en de politie geraadpleegd voor de benodigde informatie over [de minderjarige] . De beslissing en het advies van de Raad is uitgebreid gemotiveerd; op welke gronden de Raad vindt dat er iets moet gebeuren en waarom het belangrijk is dat het zo gebeurd, wordt door de Raad uitgebreid uitgelegd. Ook heeft de Raad het beginsel van hoor en wederhoor toegepast, waardoor de ouders konden reageren op de visie van anderen bij wie de Raad informatie heeft ingewonnen en de beslissingen/adviezen van de Raad. Hier hebben de ouders ook gebruik van gemaakt en ook dit is als meegenomen in het rapport/als bijlage bij het rapportage overlegd. Doordat de Raad zoveel verschillende informanten heeft gesproken en het beginsel van hoor en wederhoor heeft toegepast, zijn de opgenomen feiten en omstandigheden daardoor naar het oordeel van de kinderrechter objectief vastgesteld. De kinderrechter overweegt dan ook dat de moeder onvoldoende onderbouwd heeft welke punten in het rapport onjuiste informatie betreft waardoor er ernstige twijfel kan ontstaan over de inhoud en ontstaansgrond van het beschermingsrapport. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de Raad met de benodigde objectiviteit, deskundigheid, transparantie en controleerbaarheid het onderzoek heeft uitgevoerd en aldus zorgvuldig heeft gehandeld.
Met het oog daarop volgt de kinderrechter dan ook het standpunt van de moeder niet dat het verzoek van de Raad, de ondertoezichtstelling, gericht is op de belangen van de vader (uitbreiding van de omgangsregeling, gezag en het contact tussen de vader met de moeder) en niet die van de minderjarige. Volgens de moeder handelt de vader vanuit zijn emoties en kan hij daardoor roekeloos, onvoorspelbaar en agressief gedrag vertonen, waardoor [de minderjarige] in onveilige situaties terecht kan komen. De kinderrechter kan het standpunt van de moeder hierin niet volgen. De Raad heeft gedurende het onderzoek de verschillende belangen van de ouders en de minderjarige tegen elkaar afgewogen. Het belang van het kind, inclusief zijn (fysieke) veiligheid is daarbij doorslaggevend. Dat de vader een gevaar vormt voor [de minderjarige] is niet gebleken. Ook zijn er geen andere contra-indicaties in het onderzoeksrapport aanwezig op grond waarvan het contact tussen de vader en minderjarige onveilig zou zijn. Het tegendeel wordt zelfs bewezen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat sinds de gebeurtenissen van 2016 geen incidenten meer hebben plaatsgevonden. Ook blijkt uit het onderzoeksrapport dat [de minderjarige] zich bij zowel de vader als de moeder veilig voelt.
Dat [de minderjarige] zich bij beide ouders zich veilig voelt, betekent nog niet dat [de minderjarige] niet ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Vaststaat is dat de ouders gedurende een lange periode strijd met elkaar voeren waarbij het de ouders onvoldoende lukt om op een adequate wijze met elkaar te communiceren en afspraken met elkaar te maken. [de minderjarige] wordt (al dan niet indirect) belast met de spanningen. Dit blijkt ook uit het feit dat [de minderjarige] zelf aangeeft te willen dat ouders ‘lief zijn voor elkaar en geen ruzie maken’. Het staat dan ook voor de kinderrechter vast dat [de minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het is daarom in het belang van [de minderjarige] en zijn ontwikkeling dat hij met beide ouders onbelast contact kan hebben. Daar zijn beide ouders verantwoordelijk voor om dat contact mogelijk te maken. Een ondertoezichtstelling is dan ook noodzakelijk om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.
Ouders hebben al meerdere – in het vrijwillige kader- hulpverleningstrajecten doorlopen om onder andere te komen tot een betere communicatie en samenwerking betreffende hun zoon. Dit heeft tot heden niet tot het gewenste resultaat geleid, voornamelijk door de reeds jarenlange houding van de vrouw dat zij geen verandering wenst te brengen in de huidige situatie, waarbij zij enkel via e-mail communiceert en dat vader [de minderjarige] op kan halen bij opa en oma moederzijde. Vader is door de situatie bang geworden iets verkeerd te doen, waardoor hij zijn zoon misschien helemaal niet meer kan zien en moeder wenst deze vorm van communicatie te behouden, omdat zij op die wijze alles kan ordenen en er rustig naar kan kijken. Dit is geen ideale situatie en behoeft naar het oordeel van de rechtbank in het belang van [de minderjarige] verbetering.