4.1Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De ontnemingsvordering betreft een vordering onder het derde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Daarom kan het wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen dat is behaald door middel van de bewezenverklaarde feiten of andere strafbare feiten.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, de kasopstelling met onderbouwing zoals die is opgemaakt en weergegeven in het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal “rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel voor kasopstelling” (Dossier A, ordner 11, pagina 4193 t/m 4303) van het [procesdossier] .
Kasopstelling [Betrokkene] 01-01-2015 t/m 30-03-2020
+/+
begin saldo contant geld
€ 0,00
+/+
kasopnames van bankrekeningen en creditcards
€ 22.650,00
+/+
legale contante inkomsten
€ 34.920,00
+/+
Reparatie- en handelsactiviteiten
€ 1.000,00
+/+
Verkoop tassen
€ 3.500,00
+/+
Terugbetaling tickets
€ 0,00
+/+
Geldleningen van ouders
€ 15.000,00
+/+
Geldstortingen van ex-vrouw in 2015
€ 22.508,82
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen
€ 99.578,82
-/-
Eindsaldo contant geld (bij zoeking in beslag genomen)
€ 7.010,00
-/-
Contante stortingen op eigen bankrekeningen
€ 161.890,06
-/-
Contant betaalde moneytransfers bij fysieke kantoren
€ 26.981,46
-/-
Leningen aan [naam]
€ 5.300,00
Totale werkelijke contante uitgaven
€ 201,181,52
Beschikbaar voor het doen van uitgaven
€ 99.578,82
Werkelijke contante uitgaven incl. bankstortingen
€ 201.181,52
Verschil (wederrechtelijk verkregen voordeel)
€ 101.602,70
Uit deze kasopstelling blijkt dat sprake is van een aanzienlijk onverklaarbaar vermogen. Verdachte is er niet in geslaagd om een legale herkomst van het geld aannemelijk te maken. Dat verdachte meer of andere legale inkomsten heeft gehad is niet gebleken. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat uit het strafdossier en de behandeling van de vordering op zitting blijkt dat verdachte uit (andere) strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Dat het bedrag van een opgelegde bestuurlijke boete, die overigens nog niet onherroepelijk vaststaat omdat daartegen bezwaar is gemaakt, in mindering dient te worden gebracht, volgt niet uit de wet. Dit verzoek wordt dan ook verworpen.
De kennelijke opvatting van de raadsman dat de periode waarop de ontnemingsvordering ziet zich tot de bewezenverklaarde periode dient te beperken, vindt ook geen grondslag in de wet. Hetgeen de raadsman verder heeft aangevoerd kan niet tot een andere berekening leiden, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die leiden tot een andere berekening. De verweren van de raadsman worden dan ook verworpen.
Aan het verzoek van de raadsman om het overbeslag van € 69.914,25 en sieraden en horloges onmiddellijk vrij te geven zal de rechtbank geen gevolg geven, omdat zij dit verzoek onbegrijpelijk en niet onderbouwd acht. De raadsman heeft immers geen stukken overlegd waaruit zou kunnen volgen dat inderdaad sprake is van overbeslag en dat de sieraden en horloges op legale wijze zijn verkregen.