ECLI:NL:RBZWB:2022:7800

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
02/116884-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door mensensmokkel en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van meer dan 3,5 jaar schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van vijf vrouwen vanuit Thailand naar Nederland. De verdachte heeft deze vrouwen in zijn massagesalon laten (seks-)werken, waarbij hij handelde uit winstbejag en een beroep of gewoonte maakte van mensensmokkel. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan meermalen medeplegen van valsheid in geschrift, door valse of vervalste geschriften te gebruiken ten behoeve van de mensensmokkel en identificerende persoonsgegevens van een ander te gebruiken voor het aanvragen van toeristenvisa. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is hem een geldbedrag van € 101.602,70 opgelegd ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De procedure begon met een vordering van de officier van justitie op 1 november 2022, waarin ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel werd gevorderd. Tijdens de zitting op 29 november 2022 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De verdediging betwistte de vordering en voerde aan dat er legale inkomsten waren en dat de berekening van het te ontnemen bedrag onjuist was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet in staat is geweest om een legale herkomst van het geld aannemelijk te maken en dat het ontnemingsbedrag van € 101.602,70 terecht is vastgesteld. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en oordeelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden ontnomen, zoals vastgelegd in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/116884-19
vonnis van de rechtbank d.d. 21 december 2022
in de ontnemingszaak tegen
[Betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. K.J. Breedijk, advocaat te Tilburg.

1.De procedure

Betrokkene is op 21 december 2022 bij vonnis van deze rechtbank in de bijbehorende strafzaak met parketnummer 02/116884-19, veroordeeld voor – voor zover in dit verband van belang en kort gezegd – meermalen medeplegen van mensensmokkel, terwijl die persoon daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt, in de periode van 7 juni 2017 tot en met 28 mei 2019, tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 november 2022 ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2022, waarbij de officier van justitie mr. I.H.C.M. van Dorst en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tijdens de zitting is het onderzoek ter terechtzitting onderbroken tot de zitting van 21 december 2022, op welke zitting het onderzoek ter terechtzitting is gesloten.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel voor kasopstelling (opgenomen in het [procesdossier] , Dossier A, ordner 11, pagina 4193 t/m 4303) blijkt dat door verdachte een bedrag van € 101.602,70 méér is uitgegeven dan uit legale bron is verkregen.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de vordering dient te worden afgewezen, vanwege de bepleite vrijspraak, dan wel dat de vordering gematigd dient te worden. De gevoerde verweren komen - kort gezegd - er op neer dat een onjuiste (wijze van de) berekening van het te ontnemen bedrag heeft plaatsgevonden, onder meer omdat er legale omzet met de massagesalon is verkregen, er hogere kosten zijn gemaakt en verdachte geld heeft verdiend met reparatiewerkzaamheden van elektronische apparatuur. Ook dient het bedrag van een opgelegde bestuurlijke boete in mindering te worden gebracht. De verdediging heeft ook verzocht het meerdere, ook wel genoemd het overbeslag, van € 69.914,25 en sieraden en horloges onmiddellijk vrij te geven, omdat dit niet met criminele activiteiten zou zijn verkregen.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De ontnemingsvordering betreft een vordering onder het derde lid van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Daarom kan het wederrechtelijk verkregen voordeel worden ontnomen dat is behaald door middel van de bewezenverklaarde feiten of andere strafbare feiten.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, de kasopstelling met onderbouwing zoals die is opgemaakt en weergegeven in het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal “rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel voor kasopstelling” (Dossier A, ordner 11, pagina 4193 t/m 4303) van het [procesdossier] .
Kasopstelling [Betrokkene] 01-01-2015 t/m 30-03-2020
+/+
begin saldo contant geld
€ 0,00
+/+
kasopnames van bankrekeningen en creditcards
€ 22.650,00
+/+
legale contante inkomsten
€ 34.920,00
+/+
Reparatie- en handelsactiviteiten
€ 1.000,00
+/+
Verkoop tassen
€ 3.500,00
+/+
Terugbetaling tickets
€ 0,00
+/+
Geldleningen van ouders
€ 15.000,00
+/+
Geldstortingen van ex-vrouw in 2015
€ 22.508,82
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen
€ 99.578,82
-/-
Eindsaldo contant geld (bij zoeking in beslag genomen)
€ 7.010,00
-/-
Contante stortingen op eigen bankrekeningen
€ 161.890,06
-/-
Contant betaalde moneytransfers bij fysieke kantoren
€ 26.981,46
-/-
Leningen aan [naam]
€ 5.300,00
Totale werkelijke contante uitgaven
€ 201,181,52
Beschikbaar voor het doen van uitgaven
€ 99.578,82
Werkelijke contante uitgaven incl. bankstortingen
€ 201.181,52
Verschil (wederrechtelijk verkregen voordeel)
€ 101.602,70
Uit deze kasopstelling blijkt dat sprake is van een aanzienlijk onverklaarbaar vermogen. Verdachte is er niet in geslaagd om een legale herkomst van het geld aannemelijk te maken. Dat verdachte meer of andere legale inkomsten heeft gehad is niet gebleken. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat uit het strafdossier en de behandeling van de vordering op zitting blijkt dat verdachte uit (andere) strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Dat het bedrag van een opgelegde bestuurlijke boete, die overigens nog niet onherroepelijk vaststaat omdat daartegen bezwaar is gemaakt, in mindering dient te worden gebracht, volgt niet uit de wet. Dit verzoek wordt dan ook verworpen.
De kennelijke opvatting van de raadsman dat de periode waarop de ontnemingsvordering ziet zich tot de bewezenverklaarde periode dient te beperken, vindt ook geen grondslag in de wet. Hetgeen de raadsman verder heeft aangevoerd kan niet tot een andere berekening leiden, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die leiden tot een andere berekening. De verweren van de raadsman worden dan ook verworpen.
Aan het verzoek van de raadsman om het overbeslag van € 69.914,25 en sieraden en horloges onmiddellijk vrij te geven zal de rechtbank geen gevolg geven, omdat zij dit verzoek onbegrijpelijk en niet onderbouwd acht. De raadsman heeft immers geen stukken overlegd waaruit zou kunnen volgen dat inderdaad sprake is van overbeslag en dat de sieraden en horloges op legale wijze zijn verkregen.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie toewijzen en het terug te betalen bedrag vaststellen op € 101.602,70.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 101.602,70.
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 101.602,70ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en mr. M. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 december 2022.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.