ECLI:NL:RBZWB:2022:7799

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
02/133327-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor vervalsen diploma's, veroordeling voor vervalsen loonstroken met taakstraf

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van het vervalsen van twee diploma's, maar werd wel veroordeeld voor het meermalen medeplegen van het vervalsen van loonstroken op naam van een ander. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de diploma's had vervalst, terwijl hij wel betrokken was bij het vervalsen van loonstroken. De verdachte had de loonstroken op verzoek van zijn broer aangepast en de rechtbank concludeerde dat hij dit deed met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken. De verdachte kreeg een taakstraf van 100 uur opgelegd. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 november 2022, waarna het onderzoek op 21 december 2022 werd gesloten. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij de diploma's had vervalst, maar dat hij wel meermalen betrokken was bij het vervalsen van loonstroken. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als vader en ondernemer, maar vond de feiten ernstig genoeg om een straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/133327-21
vonnis van de meervoudige kamer van 21 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. P.A. Groenhuis, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.H.C.M. van Dorst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tijdens de zitting is het onderzoek ter terechtzitting onderbroken tot de zitting van 21 december 2022, op welke zitting het onderzoek ter terechtzitting is gesloten.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een ander
feit 1meerdere loonstroken heeft vervalst dan wel deze opzettelijk voorhanden heeft gehad, in de periode van 1 juni 2017 tot en met 31 december 2019;
feit 2twee diploma’s heeft vervalst dan wel deze opzettelijk voorhanden heeft gehad, in de periode van 1 mei 2012 tot en met 7 januari 2013.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft gepleegd. Zij heeft op zitting de volgens haar redengevende feiten en omstandigheden uitgebreid naar voren gebracht, zoals weergegeven in het schriftelijk requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte van beide feiten vrij te spreken. Verdachte ontkent beide feiten. Verdachte heeft niet meegewerkt aan het maken van valse loonstrookjes en/of het opmaken van een vals diploma en heeft deze ook niet opzettelijk voorhanden gehad. Verdachte heeft de kennis voor het aanpassen van documenten pas in 2013 verworven. Het diploma was toen allang vervalst. Verdachte kan dus niet degene zijn geweest, die het diploma heeft vervalst. Verdachte wist niet dat er een vals diploma op een van de gegevensdragers stond. Het is bovendien technisch mogelijk dat kwaadwillende derden door middel van aanpassing van originele brondocumenten valse documenten maken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd, zowel niet in de primair als in de subsidiair tenlastegelegde variant. Verdachte ontkent het feit stellig te hebben gepleegd. De rechtbank overweegt dat weliswaar in de woning van verdachte een gegevensdrager is gevonden met daarop een tweetal diploma’s op naam van de broer van verdachte ( [medeverdachte] ), waarvan vast staat dat deze diploma’s valselijk zijn opgemaakt en dat die diploma’s exact overeenkomen met de door de broer van verdachte bij zijn aanstelling op 2 januari 2013 bij zijn werkgever ingeleverde documenten. Echter kan niet worden vastgesteld dat verdachte in de tenlastegelegde periode deze diploma’s valselijk heeft opgemaakt. Het opmaken van een vals diploma, zoals op deze gegevensdrager werd aangetroffen, vereist specifieke kennis en kundigheid die verdachte pas na de pleegperiode heeft verworven. De omstandigheid dat op de gegevensdrager afbeeldingen stonden van zijn dochter is ook geen bewijs dat verdachte de diploma’s valselijk heeft opgemaakt. Bij gebrek aan bewijs dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de (digitale) documenten op de gegevensdrager leidt dit ertoe dat verdachte integraal van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.3.2
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.3
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs van feit 1 primair
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte meermalen loonstroken op naam van [naam 1] heeft vervalst, terwijl hij wist dat de inhoud van die documenten niet strookte met de werkelijkheid. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte het oogmerk had deze geschriften door anderen als echt en onvervalst te doen gebruiken. Uit het dossier blijkt dat verdachte op initiatief van zijn broer, [medeverdachte] , die geschriften heeft bewerkt of aangepast. Op de computer van verdachte zijn een groot aantal salarisstroken aangetroffen op naam van [naam 1] . Uit de door de politie onderzochte gegevensdragers blijkt dat verdachte en zijn broer over en weer naar elkaar mailden. De broer van verdachte verzocht verdachte daarbij diverse keren per e-mail om salarisstroken van [naam 1] aan te passen en te zien is dat verdachte vervolgens diverse keren hieraan voldeed en vervalste salarisstroken aan medeverdachte terugmailde. Verdachte heeft aangegeven dat hij dat niet heeft gedaan en dat zijn medeverdachte mogelijk achter zijn computer aan zichzelf heeft gemaild, maar dat acht de rechtbank ongeloofwaardig, mede nu uit het onderlinge e-mailcontact blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte elkaar instructies gaven en elkaar aanschreven als ‘beste [naam 2] ’ en “ [naam 3] ’. Verdachte heeft daarmee meermalen feitelijke uitvoeringshandelingen verricht voor het plegen van valsheid in geschrift. De rol van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank daarmee zo essentieel geweest, dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de persoon/personen die de geschriften valselijk heeft/hebben gebruikt, dat ook vaststaat dat verdachte dit feit heeft medegepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primairin de periode van 1 juni 2017 tot en met 31 december 2019 te Tilburg en/of Breda tezamen en in vereniging met een ander geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten loonstroken/salarisspecificaties (volgens de opdruk afkomstig) van het [bedrijf] en gericht aan “De heer [naam 1] ” telkens valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin, dat hij verdachte toen en daar telkens valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven – op die loonstroken/salarisspecificaties heeft vermeld / doen vermelden dat [naam 1] werkzaam zou zijn bij het [bedrijf] in de op die loonstroken/salarisstroken genoemde periodes en/of de werkperiodess op die loonstroken heeft aangepast en/of gewijzigd/bewerkt terwijl die [naam 1] niet (langer) werkzaam was bij het [bedrijf] in de op die loonstroken/salarisspecificaties genoemde periodes.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van beide feiten aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in geval van een veroordeling, verzocht mee te wegen dat verdachte, vader is van drie kinderen, een eigen bedrijf heeft en geen relevante documentatie op zijn strafblad heeft. Gelet op die omstandigheden vindt de verdediging de strafeis te hoog.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen medeplegen van valsheid in geschrift door meerdere loonstroken op naam van een ander te vervalsen. Verdachte is eigenaar van een copyshop en had daarmee de beschikking over de kennis, kunde en technische hulpmiddelen om de salarisstroken te vervalsen. Juist vanwege deze hoedanigheid rekent de rechtbank hem het bewezenverklaarde extra zwaar aan. Verdachte heeft hiermee mogelijk gemaakt dat een ander, medeverdachte, de vervalste loonstroken kon gebruiken om tot bewijs van enig feit te dienen. Dit zijn ernstige feiten. Uit het dossier komt naar voor dat verdachte dit heeft gedaan op verzoek van zijn broer, tevens medeverdachte. Dat verdachte wist waarvoor zijn broer de vervalste loonstroken zou gebruiken (namelijk het aanvragen van toeristenvisa in verband met mensensmokkel) kan niet worden vastgesteld, zodat de rechtbank dit niet in het nadeel van verdachte zal meewegen. Verdachte had zich er echter van moeten weerhouden om documenten valselijk op te maken, omdat salarisstroken, notabene op naam van een andere persoon dan zijn broer, als bewijs kunnen dienen dat iemand een bepaald salaris verdient en nodig zijn bij bijvoorbeeld het aanvragen van een hypotheek of, zoals in dit dossier naar voren komt, bij het aanvragen van een bewijs van garantstelling voor het aanvragen van een toeristenvisum. Er dient van de juistheid van dergelijke documenten uitgegaan te kunnen worden. Verdachte heeft door zo te handelen, schade toegebracht aan het vertrouwen dat mensen onderling moeten kunnen hebben in zulke documenten.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de (geringe) overschrijding van de redelijke termijn, waarbij zij opmerkt dat gelet op de omvang van het procesdossier, hetgeen ook van invloed is geweest op de planning en de voortvarende behandeling van zijn strafzaak, de rechtbank volstaat met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Ook weegt zij mee dat de officier van justitie bij haar eis is uitgegaan van een bewezenverklaring van beide feiten, terwijl de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 2. Gelet op alle vorengenoemde omstandigheden komt de rechtbank tot een andere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 100 uren.

7.Het beslag: de onttrekking aan het verkeer

De rechtbank acht het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerp aan verdachte toebehoort en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36d, 47, 225 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde feit 1 primair bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging t.a.v. feit 1 primair
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een taser.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en mr. M. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 december 2022.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.