ECLI:NL:RBZWB:2022:7797

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
02/318663-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld en subsidiair ten laste gelegde poging diefstal met geweld; veroordeling voor mishandeling en bedreiging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en thans verblijvende bij Herstelzorg Heuvelland. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld, poging diefstal met geweld en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal met geweld en de poging daartoe, omdat het alternatieve scenario van de verdachte niet kon worden uitgesloten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onder invloed van verdovende middelen en alcohol verkeerde en impulsieve keuzes maakte, maar dat zijn handelingen niet specifiek gericht waren op diefstal. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan mishandeling, omdat hij met een heggenschaar heeft gezwaaid en de aangever heeft verwond. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte zelf de confrontatie was aangegaan. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 40 uur op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/318663-21
vonnis van de meervoudige kamer van 25 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
thans verblijvende bij Herstelzorg Heuvelland (6286 BA) Wittem
raadsman mr. T. van Riel, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er onder feit 1, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. Dit feit is subsidiair tenlastegelegd als een poging diefstal met geweld en meer subsidiair als mishandeling. Onder feit 2 komt de verdenking erop neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 tenlastegelegde heeft gepleegd. De officier verzoekt de rechtbank verdachte van het onder feit 1 primair tenlastegelegde vrij te spreken. Ten aanzien van de poging diefstal met geweld baseert de officier van justitie zich op de uiterlijke verschijningsvorm. Verdachte heeft niet aangebeld bij de woning, is over het dak geklommen en in de tuin gesprongen. Ook zijn er de overige meldingen dat er door een man met een signalement gelijkend aan dat van verdachte is gevoeld aan deuren van schuurtjes of ze open waren. Het geweld wordt door verdachte niet ontkend.
Ten aanzien van de bedreiging verzoekt de officier van justitie het gedeelte ten aanzien van [getuige 1] niet bewezen te verklaren. Wel kan, gelet op de aangifte en de zich in het dossier bevindende getuigenverklaring, de bedreiging ten aanzien van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte heeft nooit het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening gehad. Verdachte heeft een aannemelijk alternatief scenario geschetst en dit is ook verifieerbaar. Bovendien komt hem ten aanzien van het geweld een beroep op noodweer toe. Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging is eveneens sprake van een beroep op noodweer en daarnaast kan niet worden vastgesteld dat verdachte hetgeen ten laste is gelegd ook daadwerkelijk heeft gezegd. Verdachte heeft gezegd
you want to try, niet
you want to die.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 24 november 2021 is verdachte, onder invloed van verdovende middelen en alcohol en terwijl hij al drie dagen wakker was, naar een woning gelegen aan de [adres] in Ossendrecht gegaan. Aldaar is hij op het dak van de daarachter gelegen schuur geklommen en in de tuin gesprongen. Toen de bewoner, tevens aangever, naar buiten kwam, is verdachte de schuur in gegaan en heeft hij geprobeerd de deur dicht te houden. Dat lukte niet. In deze schuur is het vervolgens tot een confrontatie gekomen tussen aangever en verdachte, waarbij verdachte met een heggenschaar in de richting van aangever heeft gezwaaid en aangever zich heeft verweerd met een ijzeren pijp. Aangever heeft bij deze confrontatie letsel aan zijn arm opgelopen, bestaande uit enkele wondjes. Hierna is verdachte de tuin uit gelopen, in zijn auto gestapt en weggereden. Voordat hij de auto instapte heeft verdachte ook nog met een hamer gegooid, die hij kort daarvoor uit de schuur van aangever had gepakt.
Feit 1
Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide diefstal met geweld. Zij spreekt verdachte hiervan vrij.
Subsidiair
In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat verdachte inderdaad bezig was met het plegen van diefstal(len) op 24 november 2021. Eerder die dag was er in Hoogerheide een melding gedaan over een man die aan meerdere schuurdeuren voelde om te kijken of deze open waren. Het signalement van deze man komt overeen met het signalement dat van verdachte is gegeven na het incident in Ossendrecht. Ook heeft verdachte, zo blijkt uit de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 1] , op enig moment een step vastgehad. Deze heeft hij uiteindelijk laten vallen.
Verdachte heeft zelf ontkend dat hij een diefstal wilde plegen. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij die dag een intake had bij verslavingszorg, dat hij al een paar dagen wakker en onder invloed was, en dat hij die dag moest kiezen of hij een detox wilde of niet. Hij twijfelde en wilde raad vragen bij de familie [naam] . Deze familie woonde vroeger naast zijn ouders, op het adres van aangever en hij was daar vroeger kind aan huis. Verdachte wist dat de familie [naam] een verslaafde zoon had die ondanks een detoxbehandeling toch terugvallen heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij advies wilde inwinnen bij deze familie en daarom naar dit adres is gegaan. Verdachte heeft ook verklaard dat het normaal is in Ossendrecht om via de achterkant een woning te betreden.
De rechtbank is van oordeel dat het scenario van verdachte niet kan worden uitgesloten. Zijn verklaring vindt op meerdere punten verankering in het dossier. Zo zou hij die dag daadwerkelijk een intake hebben bij een verslavingsinstelling, waarbij hij al dan niet voor detox moest kiezen. De heer [getuige 2] is ook door de politie gehoord en heeft verklaard dat zij inderdaad naast de ouders van verdachte hebben gewoond, dat hij verdachte kende en dat zij nog niet al te lang geleden zijn verhuisd. Ook heeft de heer [getuige 2] verklaard dat zijn zoon inderdaad drugsverslaafd is geweest en al enkele jaren bij een begeleid wonen project in Oss zit.
Daarbij komt dat de rechtbank zich kan voorstellen dat verdachte, gezien de staat waarin hij verkeerde, impulsieve en verkeerde keuzes heeft gemaakt door op een dak te klimmen en een schuur in te vluchten en daar een heggenschaar te pakken. Al deze omstandigheden bij elkaar genomen is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen niet dusdanig specifiek gericht zijn op diefstal, dat dit tot een bewezenverklaring dient te leiden.
Gelet op voornoemde spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
Meer subsidiair
De rechtbank is wel van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever heeft geslagen met een heggenschaar. Verdachte heeft ook verklaard dat hij met de heggenschaar heeft gezwaaid. In het dossier bevinden zich voorts diverse getuigenverklaringen waaruit volgt dat verdachte met de heggenschaar stond te zwaaien. Ook blijkt uit foto’s wat het letsel bij aangever is, waarbij de plaatsen van de verwondingen exact overeenkomen met de plaatsing van de zaagtanden van de heggenschaar.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de begane handelingen geboden waren tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van eigen of anders lijf, eerbaarheid of goed
De rechtbank merkt op dat het in eerste instantie verdachte is geweest die het terrein van aangever is opgekomen door op het dak te klimmen en dat het ook verdachte is geweest die zich vervolgens in het schuurtje heeft verschanst en daar de heggenschaar heeft gepakt. Uit zowel de aangifte, het verhoor van aangever, als de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte eerst met de heggenschaar aan het zwaaien was richting aangever en dat aangever daarna de ijzeren pijp heeft gepakt om zich af te weren. Dit, in samenhang bezien met het handelen van verdachte vlak hieraan voorafgaand, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake was van een noodweersituatie.
Nu van een noodweersituatie geen sprake was, kan van een geslaagd beroep op noodweer geen sprake zijn.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever heeft mishandeld door een hamer te gooien. Verdachte heeft zelf ter zitting verklaard dat hij deze weg wilde gooien en ook uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte de hamer gooide om hem kwijt te zijn. De rechtbank spreekt verdachte van dit onderdeel partieel vrij.
Feit 2
Uit de aangifte van de heer [slachtoffer] volgt dat verdachte, terwijl hij met de heggenschaar aan het zwaaien was, naar hem heeft geroepen
you want to die. Dat verdachte dit zou hebben geroepen wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [getuige 3] . Ook hij heeft expliciet verklaard dat verdachte zou hebben geroepen
so you want to die.
Verdachte heeft ontkend aangever te hebben bedreigd. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij niet zou hebben gezegd
you want to die, maar
you want to try.De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Behoudens het feit dat de rechtbank niet begrijpt waarom hij
you want to tryzou hebben gezegd, heeft verdachte ter zitting beide zinnen uitgesproken, waarbij er een duidelijk onderscheid te horen was. De rechtbank twijfelt er dan ook niet aan dat wat de twee getuigen hebben gehoord, waarover ze afzonderlijk van elkaar hebben verklaard, ook hetgeen is geweest wat verdachte heeft geroepen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van bedreiging door met een auto in te rijden op [slachtoffer] en/of [getuige 1] . Uit het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek wat er exact is gebeurd, wat de snelheid van de auto was en hoe dicht aangevers op de auto stonden, toen deze voorbij reed. Nu deze omstandigheden niet duidelijk zijn geworden, spreekt de rechtbank verdachte vrij van deze bedreiging. Ook spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij van de bedreiging richting [getuige 1] , nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat de woorden van verdachte tegen haar waren gericht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd door te zeggen
you want to die.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 november 2021 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te slaan met een heggenschaar;
en
op 24 november 2021 te Ossendrecht, gemeente Woensdrecht
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door te roepen "You wanna die?" althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Noodweer
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van feit 2 een geslaagd beroep op noodweer toekomt. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij hierover bij 4.3 heeft opgemerkt dat geen sprake was van een noodweersituatie zodat dit verweer wordt verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank indien zij tot een bewezenverklaring komt te volstaan met een beperkte werkstraf met een aanvullende voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging. Dit zijn zeer vervelende feiten, die een flinke impact hebben op de personen die hier het slachtoffer van zijn. Verdachte is onder invloed, via het dak, het perceel van een woning opgegaan en heeft hier behoorlijk wat stampij gemaakt. Dat de feiten hebben plaatsgevonden bij het slachtoffer thuis is naar het oordeel van de rechtbank uitermate vervelend, nu dit bij uitstek de plaats is waar iemand zich veilig zou moeten voelen. Verdachte was kennelijk in een dusdanige staat dat hij zich om alle gevolgen niet heeft bekommerd.
De rechtbank ziet echter ook dat het leven dat verdachte ten tijde van de feiten leidde, niet meer het leven is dat hij vandaag de dag leidt. Zoals ook ter zitting naar voren is gebracht vindt de rechtbank de wijze waarop verdachte zich heeft ontworsteld aan zijn verleden en een kentering heeft gegeven aan zijn leven bewonderenswaardig. De rechtbank zal dit ook ten positieve meewegen in de op te leggen straf.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van een poging diefstal met geweld en bedreiging. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
Verdachte moet het pad dat hij is ingeslagen met zijn leven voortzetten. Naar het oordeel van de rechtbank past hier geen forse straf bij. Evenmin ziet de rechtbank reden een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De reclassering heeft in het advies van 4 november 2022 ook te kennen gegeven dat zij geen interventie of toezicht nodig achten.
Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf van 40 uur, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 meer subsidiair:
mishandeling;
feit 2
: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 november 2022.