4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 24 november 2021 is verdachte, onder invloed van verdovende middelen en alcohol en terwijl hij al drie dagen wakker was, naar een woning gelegen aan de [adres] in Ossendrecht gegaan. Aldaar is hij op het dak van de daarachter gelegen schuur geklommen en in de tuin gesprongen. Toen de bewoner, tevens aangever, naar buiten kwam, is verdachte de schuur in gegaan en heeft hij geprobeerd de deur dicht te houden. Dat lukte niet. In deze schuur is het vervolgens tot een confrontatie gekomen tussen aangever en verdachte, waarbij verdachte met een heggenschaar in de richting van aangever heeft gezwaaid en aangever zich heeft verweerd met een ijzeren pijp. Aangever heeft bij deze confrontatie letsel aan zijn arm opgelopen, bestaande uit enkele wondjes. Hierna is verdachte de tuin uit gelopen, in zijn auto gestapt en weggereden. Voordat hij de auto instapte heeft verdachte ook nog met een hamer gegooid, die hij kort daarvoor uit de schuur van aangever had gepakt.
Feit 1
Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide diefstal met geweld. Zij spreekt verdachte hiervan vrij.
Subsidiair
In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat verdachte inderdaad bezig was met het plegen van diefstal(len) op 24 november 2021. Eerder die dag was er in Hoogerheide een melding gedaan over een man die aan meerdere schuurdeuren voelde om te kijken of deze open waren. Het signalement van deze man komt overeen met het signalement dat van verdachte is gegeven na het incident in Ossendrecht. Ook heeft verdachte, zo blijkt uit de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 1] , op enig moment een step vastgehad. Deze heeft hij uiteindelijk laten vallen.
Verdachte heeft zelf ontkend dat hij een diefstal wilde plegen. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij die dag een intake had bij verslavingszorg, dat hij al een paar dagen wakker en onder invloed was, en dat hij die dag moest kiezen of hij een detox wilde of niet. Hij twijfelde en wilde raad vragen bij de familie [naam] . Deze familie woonde vroeger naast zijn ouders, op het adres van aangever en hij was daar vroeger kind aan huis. Verdachte wist dat de familie [naam] een verslaafde zoon had die ondanks een detoxbehandeling toch terugvallen heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij advies wilde inwinnen bij deze familie en daarom naar dit adres is gegaan. Verdachte heeft ook verklaard dat het normaal is in Ossendrecht om via de achterkant een woning te betreden.
De rechtbank is van oordeel dat het scenario van verdachte niet kan worden uitgesloten. Zijn verklaring vindt op meerdere punten verankering in het dossier. Zo zou hij die dag daadwerkelijk een intake hebben bij een verslavingsinstelling, waarbij hij al dan niet voor detox moest kiezen. De heer [getuige 2] is ook door de politie gehoord en heeft verklaard dat zij inderdaad naast de ouders van verdachte hebben gewoond, dat hij verdachte kende en dat zij nog niet al te lang geleden zijn verhuisd. Ook heeft de heer [getuige 2] verklaard dat zijn zoon inderdaad drugsverslaafd is geweest en al enkele jaren bij een begeleid wonen project in Oss zit.
Daarbij komt dat de rechtbank zich kan voorstellen dat verdachte, gezien de staat waarin hij verkeerde, impulsieve en verkeerde keuzes heeft gemaakt door op een dak te klimmen en een schuur in te vluchten en daar een heggenschaar te pakken. Al deze omstandigheden bij elkaar genomen is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen niet dusdanig specifiek gericht zijn op diefstal, dat dit tot een bewezenverklaring dient te leiden.
Gelet op voornoemde spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
Meer subsidiair
De rechtbank is wel van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever heeft geslagen met een heggenschaar. Verdachte heeft ook verklaard dat hij met de heggenschaar heeft gezwaaid. In het dossier bevinden zich voorts diverse getuigenverklaringen waaruit volgt dat verdachte met de heggenschaar stond te zwaaien. Ook blijkt uit foto’s wat het letsel bij aangever is, waarbij de plaatsen van de verwondingen exact overeenkomen met de plaatsing van de zaagtanden van de heggenschaar.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de begane handelingen geboden waren tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van eigen of anders lijf, eerbaarheid of goed
De rechtbank merkt op dat het in eerste instantie verdachte is geweest die het terrein van aangever is opgekomen door op het dak te klimmen en dat het ook verdachte is geweest die zich vervolgens in het schuurtje heeft verschanst en daar de heggenschaar heeft gepakt. Uit zowel de aangifte, het verhoor van aangever, als de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte eerst met de heggenschaar aan het zwaaien was richting aangever en dat aangever daarna de ijzeren pijp heeft gepakt om zich af te weren. Dit, in samenhang bezien met het handelen van verdachte vlak hieraan voorafgaand, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake was van een noodweersituatie.
Nu van een noodweersituatie geen sprake was, kan van een geslaagd beroep op noodweer geen sprake zijn.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever heeft mishandeld door een hamer te gooien. Verdachte heeft zelf ter zitting verklaard dat hij deze weg wilde gooien en ook uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte de hamer gooide om hem kwijt te zijn. De rechtbank spreekt verdachte van dit onderdeel partieel vrij.
Feit 2
Uit de aangifte van de heer [slachtoffer] volgt dat verdachte, terwijl hij met de heggenschaar aan het zwaaien was, naar hem heeft geroepen
you want to die. Dat verdachte dit zou hebben geroepen wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [getuige 3] . Ook hij heeft expliciet verklaard dat verdachte zou hebben geroepen
so you want to die.
Verdachte heeft ontkend aangever te hebben bedreigd. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij niet zou hebben gezegd
you want to die, maar
you want to try.De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Behoudens het feit dat de rechtbank niet begrijpt waarom hij
you want to tryzou hebben gezegd, heeft verdachte ter zitting beide zinnen uitgesproken, waarbij er een duidelijk onderscheid te horen was. De rechtbank twijfelt er dan ook niet aan dat wat de twee getuigen hebben gehoord, waarover ze afzonderlijk van elkaar hebben verklaard, ook hetgeen is geweest wat verdachte heeft geroepen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van bedreiging door met een auto in te rijden op [slachtoffer] en/of [getuige 1] . Uit het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek wat er exact is gebeurd, wat de snelheid van de auto was en hoe dicht aangevers op de auto stonden, toen deze voorbij reed. Nu deze omstandigheden niet duidelijk zijn geworden, spreekt de rechtbank verdachte vrij van deze bedreiging. Ook spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij van de bedreiging richting [getuige 1] , nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat de woorden van verdachte tegen haar waren gericht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd door te zeggen
you want to die.