ECLI:NL:RBZWB:2022:7789
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 15 december 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak op bezwaar van 8 december 2021, waarin de heffingsambtenaar van de gemeente Breda de naheffingsaanslag had gehandhaafd. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden.
De naheffingsaanslag was opgelegd na een controle op 1 november 2021, waarbij werd vastgesteld dat het voertuig van de belanghebbende zonder betaling van parkeerbelasting geparkeerd stond op een parkeerplaats aan het Chasséveld in Breda. De belanghebbende voerde aan dat hij onbekend was in de omgeving en per ongeluk op deze locatie had geparkeerd, terwijl hij een parkeervergunning had voor een andere locatie. Hij betwistte ook de hoogte van de naheffingsaanslag in vergelijking met de kosten van zijn parkeervergunning.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende wel degelijk parkeerbelasting verschuldigd was, aangezien zijn parkeervergunning niet gold voor het Chasséveld. De rechtbank benadrukte dat opzet en schuld geen rol spelen bij de objectieve belastingheffing. De hoogte van de naheffingsaanslag werd als redelijk beoordeeld, gezien de wettelijke bepalingen en de bevoegdheid van de gemeenteraad om tarieven vast te stellen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand bleef en de belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.