ECLI:NL:RBZWB:2022:7776

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
AWB 22_5598 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraken op een kilometerbudget voor de deeltaxi

Op 20 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een inwoner van [woonplaats], beroep heeft ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot zijn aanspraken op een kilometerbudget voor de deeltaxi. Verzoeker had een kilometerbudget van 1500 kilometer per jaar toegekend gekregen, met een extra budget van 500 kilometer voor de periode van medio november 2022 tot 1 januari 2023. Verzoeker stelde dat dit budget niet toereikend was voor zijn behoeften, vooral gezien zijn gebruik van het budget in 2019 voor vrijwilligerswerk en sociaal-maatschappelijk verkeer.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat het budget ontoereikend is. De enkele verwijzing naar zijn gebruik in 2019 was niet voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de zitting in de bodemprocedure naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023 zal plaatsvinden. Gezien het gebrek aan spoedeisend belang heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5598 WMO VV

uitspraak van 20 december 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. C. Bakirhan,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 september 2022 van het college (bestreden besluit) inzake zijn aanspraken op een kilometerbudget voor de deeltaxi. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. Het college heeft aan verzoeker een kilometerbudget voor de deeltaxi toegekend voor 1500 kilometer per jaar. Daarnaast is aan hem over de periode medio november 2022 tot 1 januari 2023 nog een extra budget toegekend van 500 kilometer.
3. Met de brief van 6 december 2022 heeft de griffier aan verzoeker gevraagd om zijn spoedeisend belang toe te lichten. Aan verzoeker is verzocht om toe te lichten waarom het extra budget niet toereikend is voor 2022 en waarom het budget van 1500 kilometer voorlopig, in afwachting van de beroepsprocedure, niet voldoende is voor 2023. Ook is aan verzoeker gevraagd een overzicht te geven van zijn financiële situatie.
4. Verzoeker heeft toegelicht dat hij in 2019 structureel meer gebruik heeft gemaakt van het kilometerbudget voor vrijwilligerswerk en deelname aan het sociaal-maatschappelijk verkeer. Dit jaar is volgens verzoeker het peiljaar. Met het toegekende budget kan verzoeker niet het gemiddeld aantal kilometers halen dat hij in 2019 heeft gemaakt. Met betrekking tot het extra budget van 500 kilometer, heeft verzoeker gesteld dat dit budget, gelet op de komende feestdagen, ontoereikend is.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker, buiten de algemene stelling dat het budget ontoereikend, is geen nadere toelichting heeft gegeven waarom dat zo is. De enkele stelling dat hij in 2019 meer kilometers heeft gemaakt is onvoldoende om voor het jaar 2022 of 2023 een spoedeisend belang aan te nemen. Ook uit de niet onderbouwde stelling dat 500 kilometer onvoldoende is voor de feestdagen blijkt niet dat er sprake is van een spoedeisend belang.
6. Gelet op wat hiervoor overwogen is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij een oordeel over het bestreden besluit. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Ter informatie van partijen merkt de voorzieningenrechter nog op dat de zitting in de bodemprocedure naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023 zal plaatsvinden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 20 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.