ECLI:NL:RBZWB:2022:7766

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
02-245850-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met drugshandel en wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een betrokkene die eerder op 10 juni 2022 was veroordeeld voor voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van xtc-pillen en het handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie vorderde ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 76.140,00, maar wijzigde deze vordering tijdens de zitting op 17 november 2022 naar € 57.837,00. De rechtbank heeft de vordering inhoudelijk behandeld en daarbij verschillende processtukken in overweging genomen, waaronder conclusies van antwoord, repliek en dupliek van de betrokken partijen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene xtc-pillen heeft geproduceerd en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat hij voordeel heeft genoten uit de verkoop van MDMA. De verdediging betwistte de betrokkenheid van de betrokkene bij de drugshandel en voerde aan dat de berekeningen van de officier van justitie niet op feiten zijn gebaseerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat de betrokkene voordeel heeft genoten uit de verkoop van MDMA, maar dat de kosten van productie niet in mindering kunnen worden gebracht op het voordeel. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 23.643,75 en de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen.

De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de staat. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld bij niet-betaling van het ontnemingsbedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-245850-20
vonnis van de rechtbank d.d. 22 december 2022
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977
thans gedetineerd te PI Dordrecht, Kerkeplaat 25, 3313 LC Dordrecht
raadsman mr. J.S. Jordan, advocaat te ‘s-Gravenhage

1.De procedure

Betrokkene is op 10 juni 2022 door de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld voor voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van xtc-pillen en het handelen in strijd met artikel 2 onder B en C van de Opiumwet tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 76.140,00 gevorderd.
De rechtbank heeft een schriftelijke voorbereidingsprocedure bevolen. In dat kader zijn de volgende stukken ingediend:
  • een conclusie van antwoord door de raadsman ingediend op 23 maart 2022;
  • een conclusie van repliek door de officier van justitie ingediend op 20 april 2022;
  • een conclusie van dupliek door de raadsman ingediend op 18 mei 2022.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 november 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De officier van justitie heeft daarbij de vordering gewijzigd en gevorderd een bedrag van € 57.837,00 te ontnemen.

2.Het standpunt van de officieren van justitie

Victor en Papa
De officier van justitie stelt zich op basis van het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel op het standpunt dat betrokkene 443.285 xtc-pillen heeft geproduceerd en daarmee € 0,20 per pil heeft verdiend. Dit levert een opbrengst van € 88.657,00 op. Op dit bedrag kan € 52.051,00 in mindering worden gebracht vanwege de kosten voor de productie van de pillen. Hieruit volgt een voordeel van € 36.606,00. Naar de mening van de officier van justitie moet dit voordeel verdeeld worden over betrokkene en “ [naam 1] ”.
Tol81De officier van justitie stelt zich op basis van het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel op het standpunt dat betrokkene € 72.750,00 heeft verdiend met de verkoop van MDMA. Hierop moet naar de mening van de officier van justitie € 33.216,00 in mindering worden gebracht vanwege de productiekosten van de MDMA. Indien er sprake zou zijn van inkoop en doorverkoop van de voornoemde MDMA, dan is naar de mening van de officier van justitie een winstmarge van 50% aannemelijk.

3.Het standpunt van de verdediging

Algemeen verweerBetrokkene betwist de persoon te zijn die gebruik heeft gemaakt van het EncroChat-account “ [accountnaam] ”. Daarnaast stelt de verdediging dat de berekening uitsluitend is gebaseerd op EncroChat-gesprekken en dat nergens uit blijkt dat de vermeende transacties ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Victor en Papa
De verdediging is van mening dat er twee alternatieve scenario’s mogelijk zijn. Enerzijds het scenario dat de naam “ [naam 2] ” niet naar betrokkene maar naar een andere persoon verwijst. In dat geval kan betrokkene niet aangemerkt worden als leverancier en/of investeerder. Anderzijds is het mogelijk dat betrokkene wel de genoemde “ [naam 2] ” is. In dat geval is hij aan te merken als geldschieter die mogelijk € 450.000,00 heeft geïnvesteerd. Nu de uitvoer naar Afrika niet daadwerkelijk plaats heeft gevonden, zijn er geen inkomsten naar aanleiding van de investering gekomen. Betrokkene heeft dan ook uitsluitend kosten gehad.
Tol 81
De verdediging is van mening dat niet vastgesteld kan worden dat betrokkene zelf MDMA heeft geproduceerd. Indien er al MDMA door betrokkene is geleverd, dan heeft betrokkene de MDMA zelf ingekocht. Het is redelijk om in dat geval een winstmarge te hanteren van 10% tot 15%.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
De bewijsmiddelen
De rechtbank sluit in haar overweging integraal aan bij de bewijsmiddelen als genoemd in het vonnis van 10 juni 2022. In aanvulling op die bewijsmiddelen houdt zij tevens rekening met de bewijsmiddelen als opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.
4.2
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
ToetsingskaderBij de beoordeling van de ontnemingsvordering zoekt de rechtbank aansluiting bij haar eerdere oordelen in het vonnis van 10 juni 2022. Zij zal toetsen of op basis van de bewijsmiddelen bij dat vonnis voldoende aannemelijk is geworden dat betrokkene voordeel heeft verkregen uit het bewezenverklaarde en wat dan de hoogte van dat voordeel is.
De vordering is echter ook gebaseerd op feiten en zaken waarover de rechtbank zich nog niet uit heeft gelaten in haar eerdere vonnis. Ten aanzien van dit deel van de vordering zal de rechtbank beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan dat het voordeel is verkregen door andere strafbare feiten die door betrokkene zijn begaan. De wet voorziet immers uitdrukkelijk in de mogelijkheid om ook voordeel dat uit deze feiten is verkregen te ontnemen, mits voldoende aannemelijk is dat die feiten er op enigerlei wijze toe hebben geleid dat de betrokkene ook daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
AlgemeenDe rechtbank heeft reeds in het vonnis van 10 juni 2022 in overweging 4.3.2.2.2 geoordeeld dat zij betrokkene aanmerkt als de gebruiker van het EncroChat-account “ [accountnaam] ”. Daarnaast heeft zij in diezelfde overweging geoordeeld dat daar waar over “ [naam 2] ” wordt gesproken in het dossier daarmee betrokkene wordt bedoeld. Vooropgesteld wordt dat, nu de verdediging met het gevoerde verweer op dit punt in feite opkomt tegen de beslissing van de rechtbank in de hoofdzaak aangaande de bewezenverklaring, dit verweer niet thuishoort in de onderhavige ontnemingsprocedure.
Victor en Papa
De rechtbank stelt vast dat reeds op basis van de bij het vonnis van 10 juni 2022 opgenomen bewijsmiddelen vast is komen te staan dat betrokkene xtc-pillen heeft vervaardigd. Op basis van het sporenonderzoek is bovendien vast komen te staan dat de pillen die in Kapel Avezaath zijn aangetroffen, zijn geproduceerd door betrokkene. Ten aanzien van de ontnemingsprocedure acht de rechtbank dan ook voldoende aanwijzingen aanwezig dat betrokkene de aangetroffen xtc-pillen heeft geleverd. De rechtbank is voorts van oordeel dat het zeer onwaarschijnlijk is dat een hoeveelheid van 443.285 xtc-pillen zou worden geleverd zonder dat hier een vergoeding tegenover staat. De levering van de xtc-pillen zou dus in beginsel een voordeel op moeten leveren voor betrokkene. Echter, op basis van de processtukken kan de rechtbank niet vaststellen dat er al daadwerkelijk was betaald voor de geleverde xtc-pillen. Het enkele feit dat het in de lijn der verwachting ligt dat er betaald zou worden, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te kunnen nemen dat betrokkene al voordeel heeft genoten.
Tol81
De rechtbank stelt vast dat de verkoop van MDMA niet is meegewogen in het vonnis van 10 juni 2022. Echter, er is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van een ander strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 36e, tweede lid, Sr.
Uit de in bijlage I genoemde bewijsmiddelen volgen naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanwijzingen dat betrokkene in totaal 120 kilo MDMA heeft verkocht voor in totaal € 72.750,00. Betrokkene heeft door deze verkoop ook redelijkerwijs voordeel gehad. Daarentegen bieden de bewijsmiddelen onvoldoende aanwijzingen om vast te stellen dat betrokkene deze MDMA ook zelf heeft geproduceerd. Om die reden kunnen naar het oordeel van de rechtbank de door de officier van justitie berekende kosten die verband houden met de productie niet in mindering strekken op dit voordeel. In plaats daarvan stelt de rechtbank vast dat betrokkene wel kosten heeft gehad door de aankoop van de MDMA die hij vervolgens heeft doorverkocht. Het voordeel in onderhavige zaak bestaat dan ook uitsluitend uit de winstmarge. De verdediging heeft aangevoerd dat deze winstmarge maximaal 15% bedroeg. De officier van justitie gaat uit van een winstmarge van 50%. De rechtbank is van oordeel dat het gemiddelde van beide marges realistischer is. Zij acht dan ook een winstmarge van 32,5% aannemelijk. Op basis van deze winstmarge schat de rechtbank het door betrokkene genoten voordeel op € 23.643,75.
4.3
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 23.643,75 en de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 23.643,75.
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 23.643,75, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
945 dagen.
- wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. R.J.H. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. van Eekelen en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 december 2022.