ECLI:NL:RBZWB:2022:7760

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
02/190119-21 + 18/850089-16 (TUL) + 02/325371-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en veroordeling voor mishandeling en vernielingen door een vader

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een vader die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn dochter, mishandeling en het plegen van diverse vernielingen. De rechtbank heeft de vader vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat de getuigenverklaringen als onbetrouwbaar werden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de vader zijn dochter van haar vrijheid had beroofd, ondanks de aangifte van de dochter en verklaringen van getuigen. De rechtbank concludeerde dat de vader niet de intentie had om zijn dochter te gijzelen en dat zij zelf de mogelijkheid had om te vertrekken.

Echter, de vader werd wel veroordeeld voor de mishandeling van zijn dochter op 15 juli 2021, waarbij hij haar in het gezicht had geslagen. Dit werd ondersteund door het door de politie geconstateerde letsel. Daarnaast werd hij veroordeeld voor een reeks vernielingen die hij samen met zijn dochter had gepleegd op 30 april 2021. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verlengde de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de vader, ondanks zijn zorgen over zijn dochter, niet op een juiste manier had gehandeld en dat zijn gedrag niet in overeenstemming was met zijn rol als vader.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/190119-21 + 18/850089-16 (TUL) + 02/325371-21
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1971 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 december 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn dochter ( [slachtoffer] , hierna ook te noemen: [slachtoffer] ) wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en heeft mishandeld en dat verdachte samen met zijn dochter een reeks vernielingen heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Voor de wederrechtelijke vrijheidsbeneming van zijn dochter baseert de officier van justitie zich op haar aangifte en de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Niet bewezen kan worden dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Voor de mishandeling van zijn dochter op 15 juli 2021 baseert de officier van justitie zich op de aangifte, het door de politie geconstateerde letsel toen zij ter plaatse kwamen en de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 2] . De dochter is geslagen, gestompt en getrapt. Voor het overige deel van de pleegperiode vraagt de officier van justitie partiële vrijspraak, omdat verdachte ontkent en de aangifte van zijn dochter onvoldoende wordt ondersteund.
Verdachte heeft bekend dat hij de ten laste gelegde vernielingen samen met zijn dochter heeft gepleegd. Met de bijbehorende aangiftes levert dat voldoende wettig en overtuigend bewijs op.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsbeneming primair vrijspraak bepleit, omdat er teveel verschillen zitten tussen de getuigenverklaringen. Voor de mishandeling van [slachtoffer] op 13 juli 2022 moet verdachte ook worden vrijgesproken, omdat er geen steunbewijs is voor de verklaring van zijn dochter dat zij in haar rug is geslagen en het duwen en trekken, waar wel steunbewijs voor is, niet ten laste is gelegd. Bij een bewezenverklaring van de mishandeling op 15 juli 2022 is er in elk geval sprake van eendaadse samenloop met feit 1. Voor de vernielingen refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
In de zaak met parketnummer 02/190119-21
Volgens het eindproces-verbaal komt op donderdag 15 juli 2021 omstreeks 23:09 uur bij het Operationeel Centrum in Bergen op Zoom een melding binnen dat er op het [adres 1] een ruzie gaande zou zijn tussen vader en dochter. Kort hierop wordt aangegeven dat er in deze woning een wederrechtelijke vrijheidsbeneming plaatsvindt. Omstreeks 23.29 uur komen verschillende eenheden aan bij de woning van [getuige 3] . Bij het binnen kijken onder het halfgesloten rolluik van het voorste raam is de op [geboortedag 2] 2001 geboren dochter van verdachte te zien, die hen wenkt snel naar binnen te komen. Daarop gaat het licht in de gang aan, wordt de voordeur geopend en komt [getuige 3] naar buiten gerend met bloed in zijn gezicht. In de woning worden aangetroffen de 20-jarige dochter van verdachte, [getuige 2] , verdachte en [getuige 4] . Zijn dochter en [getuige 3] zeggen buiten de woning tegen de politie dat zij gegijzeld zijn. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn dochter die avond wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd zoals ten laste is gelegd.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij op 15 juli 2021 inderdaad naar de [adres 1] gegaan. Hij wilde niet dat zijn dochter daar bij de veel oudere [getuige 3] verbleef en bovendien bij mensen die allemaal drugs gebruiken. Dat wilde hij al langer niet en hij was er achter gekomen dat de dag ervoor tegen hem gelogen was dat zijn dochter door de politie was aangehouden en dus niet meer bij [getuige 3] zou verblijven. Hij was via de altijd onafgesloten tuinpoort achterom gekomen en had de bij de schuur staande [getuige 3] meteen een schop onder zijn kont en een klap tegen zijn hoofd gegeven. Binnen had hij geschreeuwd tegen zijn dochter die onder invloed helemaal onderuit hing en haar een keer in haar gezicht geslagen. Naar eigen zeggen omdat hij zich zorgen om haar maakte, haar wakker wilde schudden en boos op haar was vanwege de leugen de dag ervoor. Hij was maar kort binnen geweest en had niet de bedoeling om zijn dochter van haar vrijheid te beroven. Verdachte had niet de hele tijd bij haar gestaan en de voordeur was niet afgesloten. Ze had weg kunnen gaan toen hij met [getuige 2] in een andere ruimte was.
Dat verdachte relatief kort binnen is geweest wordt ondersteund door het tijdstip van de meldingen. Bovendien is [getuige 1] waarschijnlijk de tweede melder. Uit de politieverklaring van deze getuige over die avond volgt ook een relatief kort verblijf van verdachte in de woning van [getuige 3] . [getuige 1] is erbij als verdachte de tuin inkomt en met [getuige 3] en [getuige 1] naar binnen loopt de woonkamer in. [getuige 1] beschrijft dan een situatie met geweld die hooguit een paar minuten duurt, waarbij [getuige 1] niet alleen zijn door verdachte ter controle afgepakte telefoon terugkrijgt, maar ook de woning via de achterdeur kan verlaten. Heel kort na dat vertrek belt [getuige 1] de politie.
Gelet op het voorgaande is de politieverklaring van aangeefster dat verdachte vanaf ongeveer 22.00 uur in de woning was onbetrouwbaar naar het oordeel van de rechtbank. Dat geldt ook voor de politieverklaring van [getuige 3] die verdachte zelfs al rond 21.30 uur de tuin in laat lopen. Het vele geweld tegen aangeefster en [getuige 3] waarover zij beiden, maar ook [getuige 1] bij de politie verklaren, wordt niet ondersteund door de bevindingen van de politie ter plaatse. Uit het dossier blijkt ook niet dat op een later moment alsnog letsel is geconstateerd dat bij het vele aangegeven geweld past. Het ter plaatse geconstateerde letsel van aangeefster en [getuige 3] past wel bij de verklaring van verdachte over een enkele klap bij zijn dochter en een klap (en een schop) bij [getuige 3] . De verklaring van verdachte dat hij niet de hele tijd bij zijn dochter heeft gestaan en de voordeur niet afgesloten was wordt bevestigd door de bevindingen van de politie die ter plaatse is gekomen, door het voorraam kijkt en [getuige 3] naar buiten ziet komen. Tot slot was het juist zo dat verdachte zijn dochter weg wilde hebben uit de woning van [getuige 3] . Zijn dochter wilde kost wat kost in de woning van [getuige 3] blijven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het door de officier van justitie aangehaalde wettig bewijs niet overtuigend is. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn dochter.
Feit 2 – mishandeling van zijn dochter
Zoals hiervoor al overwogen heeft verdachte bekend dat hij zijn dochter eenmaal in haar gezicht heeft geslagen op 15 juli 2021. Met het door de politie ter plaatse geconstateerde letsel aan haar hoofd kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zijn dochter een maal geslagen heeft. Gelet op de vrijspraakoverweging bij feit 1 acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte dit meermaals heeft gedaan of dat hij haar heeft gestompt of geschopt. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook partieel vrijspreken. Het door zijn dochter aangegeven slaan op 13 juli 2021 ontkent verdachte. Daarvoor is geen steunbewijs, zodat verdachte ook daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/190119-21
2
op 15 juli 2021 te St. Willebrord, gemeente Rucphen zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] in het gezicht te slaan;
02/325371-21
1
op 30 april 2021 te Breda tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten van een woning, gelegen aan de [adres 5] , en van een personenauto, die geheel aan woningbouwvereniging [naam 1] respectievelijk [naam 2] toebehoorde(n), heeft vernield;
2
op 30 april 2021 te Breda tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van een woning, gelegen aan de [adres 2] , die geheel aan [naam 3] toebehoorde heeft vernield;
3
op 30 april 2021 te Breda tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [adres 3] , die geheel aan [naam 4] toebehoorde heeft vernield;
4
op 30 april 2021 te Breda tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een appartementencomplex, gelegen aan het Bosveen, die geheel aan wooncorporatie [naam 1] toebehoorde heeft beschadigd;
5
op 30 april 2021 te Breda tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een personenauto, welke personenauto stond geparkeerd in de [adres 4] en de ruiten van een voordeur van de woning aan de [adres 4] , die geheel aan [naam 5] toebehoorden heeft vernield.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte voor alle feiten op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 50 weken waarvan 10 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest. Met het oog op risicomanagement vordert hij daarbij op te leggen als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij de reclassering, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverboden met alle slachtoffers, een drug- en alcoholverbod met de plicht tot meewerken aan middelencontrole. Hij vordert van deze bijzondere voorwaarden de dadelijke uitvoerbaarheid. Wegens gebrek aan motivatie ziet de officier van justitie geen heil in de bijzondere voorwaarde van ambulante behandeling en laat deze daarom achterwege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, wanneer de rechtbank ook tot een veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving komt, een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest tot de dag van de uitspraak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 15 juli 2021 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toen 20-jarige dochter door haar in het gezicht te slaan en op 30 april van dat jaar aan een reeks vernielingen die hij samen met zijn dochter heeft gepleegd.
Door de mishandeling heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, namelijk een wondje bij haar haargrens. Als vader dient verdachte zijn dochter te beschermen tegen kwade bedoelingen van anderen of haarzelf, ook als zij wettelijk meerderjarig is. Daar hoort niet bij dat je je kind slaat omdat je het niet eens bent met een of meer van haar keuzes. De wetgever heeft niet voor niets extra straf gezet op het mishandelen van je eigen kind. Je dochter begeleiden en meehelpen bij een nacht vol vernielingen past evenmin bij je plicht als vader en de voorbeeldrol die je voor je dochter hebt. Het zijn bovendien feiten die de slachtoffers veel overlast en rompslomp bezorgen.
De persoon van verdachte
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte een fors strafblad heeft met ook meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten tegen personen. Voor vernielingen is verdachte niet eerder veroordeeld. Vernieling is echter ook een vorm van geweld, maar dan tegen goederen. Bovendien liep verdachte in een proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden toen hij de mishandeling en vernielingen pleegde. Zelfs zo’n grote voorwaardelijke gevangenisstraf was blijkbaar niet indrukwekkend genoeg om hem te motiveren geen strafbare feiten meer te plegen.
Over verdachte is een pro justitia rapportage uitgebracht door een psychiater en een psycholoog. In de rapportage wordt een zorgelijk beeld geschetst over de situatie van verdachte. Er is reeds jarenlang sprake van een delictpatroon van geweldsdelicten. Er is bij verdachte sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en laagbegaafdheid. Desondanks wordt geadviseerd de vernielingen volledig toe te rekenen. Voor de mishandeling vindt de psychiater het lastig om daar een advies over te geven, gelet op de proceshouding van verdachte ten tijde van de rapportage,. Gelet op de rapportage en de behandeling op zitting kan naar het oordeel van de rechtbank zowel de mishandeling als de reeks vernielingen volledig aan verdachte worden toegerekend. De psycholoog en psychiater vinden toezicht door de reclassering en bijzondere voorwaarden van belang.
De reclassering adviseert echter een straf zonder bijzondere voorwaarden. Er is bij verdachte namelijk geen sprake van motivatie voor hulpverlening. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht het recidiverisico te beperken.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal geen voorwaardelijk strafdeel meer opleggen in deze zaak, nu verdachte tot aan de zitting al 264 dagen in voorarrest heeft gezeten. Dat is veel langer dan de straf die nu aan hem wordt opgelegd. De voorlopige hechtenis is daarom al op 6 december 2022 bij aparte beslissing opgeheven met onmiddellijke ingang De rechtbank deelt wel de zorgen die over verdachte door de deskundigen zijn geuit en zal die betrekken bij de beoordeling van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf die ook aan de orde is. Hier wordt onder punt 8 nader op ingegaan.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 5] vordert een schadevergoeding van € 400 aan materiële schade voor feit 5 op de tenlastelegging met parketnummer 02/325371-21.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden die door de rechtbank Noord-Nederland aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 31 juli 2017 deels ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank Noord-Nederland heeft aan verdachte in die zaak een proeftijd opgelegd van vijf jaar. De officier heeft zijn vordering ter zitting aangepast naar een tenuitvoerlegging van 6 maanden met daarbij een verlenging van de proeftijd van twee jaar.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank acht tenuitvoerlegging echter niet opportuun, omdat verdachte inmiddels veel langer in voorlopige hechtenis heeft gezeten dan de straf die de rechtbank nu aan hem oplegt. De rechtbank acht wel de verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats, gelet op de door de rechtbank gedeelde zorgen over verdachte zoals door de deskundigen gerapporteerd. Op dit moment geldt er alleen een contactverbod, direct en indirect, met [naam 6] als bijzondere voorwaarde. De rechtbank ziet echter het belang van risicomanagement voor verdachte en zal daarom ambtshalve de bijzondere voorwaarden aanvullen met de navolgende voorwaarden:
• Meldplicht bij de reclassering
• Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang (beschermd wonen met uitgebreid aanbod)
• Drugsverbod en het meewerken aan de controle daarop
• Contactverboden met alle slachtoffers in de huidige zaken
Waarbij tevens aan de reclassering opdracht zal worden gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden. De rechtbank acht het, met de verdediging, niet noodzakelijk een alcoholverbod aan verdachte op te leggen.
De eerder aangehaalde psycholoog en psychiater hebben gemotiveerd geconcludeerd dat bij verdachte het herhalingsgevaar voor een geweldsdelict hoog is. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid gelasten van de aanvullende voorwaarden.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegde in de zaak met parketnummer 02/190119-21;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/190119-21
feit 2:mishandeling, begaan tegen zijn kind;
02/325371-21
feit 1:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 5:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan e en ander toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in
voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[naam 5]van
€ 400,=,aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
[naam 5],
€ 400,=,te betalen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging 18/850089-16
- wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 31 juli 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland onder parketnummer 18/850089-16 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
- verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 31 juli 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland onder parketnummer 18/850089-16 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met één jaar;
- vult aan de bijzondere voorwaarden verbonden aan de bij vonnis van 31 juli 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland onder parketnummer 18/850089-16 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, als volgt:
* de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland (locatie ’s-Hertogenbosch), zolang en frequent als de reclassering noodzakelijk vindt;
* dat veroordeelde zich laat behandelen door een instelling te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Veroordeelde laat zich bij een terugval in middelengebruik tijdens het behandeltraject opnemen in een zorginstelling voor 7 weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De tenuitvoerlegging zal niet eerder plaatsvinden dan na goedkeuring van de rechter. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
* de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang (ook als dit beschermd wonen inhoudt), of een soortgelijke instelling te bepalen door Reclassering Nederland en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, zolang die reclassering dat nodig vindt;
* de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan controle daarop, zolang en frequent de reclassering dit noodzakelijk vindt;
* dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met:
- [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2001;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
* de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2022.