ECLI:NL:RBZWB:2022:7752

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot herstel registratie in het kadaster

In deze zaak heeft eiser, wonende in [plaatsnaam 1], beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot herstel van een registratie in het kadaster door de bewaarder van het kadaster en de openbare registers. Het primaire besluit van 27 mei 2021, waarbij het verzoek buiten behandeling werd gelaten, werd gevolgd door een bestreden besluit op 30 september 2021, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 15 december 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser en de bewaarder, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Schamp, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaarder het verzoek tot herstel terecht buiten behandeling heeft gelaten, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. Eiser had eerder een klacht ingediend over de gang van zaken rond de verkoop van een perceel uit de nalatenschap van zijn ouders, maar de rechtbank oordeelde dat deze klacht terecht was aangemerkt als een verzoek tot herstel. De rechtbank concludeert dat de bewaarder op juiste gronden het herstelverzoek heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 december 2022 en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4754 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser,

en

de bewaarder van het kadaster en de openbare registers, verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 27 mei 2021 (primair besluit) heeft de bewaarder het verzoek van eiser om een registratie in het kadaster te herstellen buiten behandeling gelaten. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 30 september 2021 (bestreden besluit) heeft de bewaarder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De bewaarder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de bewaarder, mr. P.A.M. Schamp, deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de buiten behandeling stelling van het verzoek aan de hand van onder meer de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
1.1.
Op 27 november 2013 is een akte van levering ingeschreven in het register Onroerende Zaken Hypotheek 4. Het ging om het perceel dat bekend was als gemeente [plaatsnaam 2] , Sectie [sectie] nummer [nummer 1] , alsmede een gedeelte van de kadastraal bekende percelen [plaatsnaam 2] , sectie [sectie] nummer [nummer 2] en [nummer 3] . Deze percelen hoorden bij de boerderij van de overleden vader van eiser aan de [adres] 20 te [plaatsnaam 3] .
1.2.
Omdat gedeelten van de percelen waren verkocht, was aanwijzing en meting van de nieuwe grenzen noodzakelijk. Op 27 mei 2014 heeft een voorlopige meting plaatsgevonden. De nieuwe percelen zijn bekend gemaakt als gemeente [plaatsnaam 2] , sectie [sectie] nummer [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] , [nummer 7] en [nummer 8] .
Op 19 augustus 2015 heeft een eerste poging tot aanwijs plaatsgevonden.
1.3.
Er is op 15 december 2017 contact opgenomen met alle betrokken partijen. Partijen hebben aangegeven dat zij niet opnieuw een grensaanwijzing wensen en dat er kan worden volstaan met de meting van 19 augustus 2015. Op 23 maart 2018 heeft toen de definitieve grensvaststelling plaatsgevonden.
1.4.
Op 18 april 2018 heeft eiser een klacht ingediend. De bewaarder heeft deze klacht opgevat als een verzoek tot herstel, zoals bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet. Dit verzoek heeft eiser bij brief van 3 mei 2018 aangevuld.
Bij besluit van 6 juli 2018 is dit verzoek tot herstel afgewezen.
1.5.
Bij brief van 20 mei 2021 heeft eiser een nieuw verzoek tot herstel van de registratie in de Basisregistratie kadaster (Brk) ingediend.
Bij het primaire besluit heeft de bewaarder het verzoek tot herstel buiten behandeling gelaten.
1.6.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft de bewaarder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Bespreking
3. De rechtbank stelt vast dat de grensvaststelling heeft plaatsgevonden bij besluit van 23 maart 2018. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend. Dat betekent dat de grensvaststelling onherroepelijk is geworden. Ook het besluit van 6 juli 2018 is onherroepelijk geworden.
De rechtbank begrijpt dat de bewaarder op grond van artikel 4.6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het herhaalde verzoek heeft afgewezen onder verwijzing naar het besluit van 6 juli 2018.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de bewaarder terecht heeft besloten dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden.
Heeft de bewaarder de klacht van 18 april 2018 ten onrechte aangemerkt als verzoek?
4.1.
Eiser heeft op 18 april 2018 een klacht ingediend over de gang van zaken rond de verkoop van een perceel uit de grond van de nalatenschap van zijn ouders. De bewaarder heeft deze klacht aangemerkt als een verzoek tot herstel, zoals bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet. Dit verzoek is bij besluit van 6 juli 2018 afgewezen.
Naar de mening van eiser had de klacht niet moeten worden aangemerkt als een verzoek, zoals bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet. De bewaarder heeft eiser verkeerd begrepen.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de bewaarder de klacht mocht aanmerken als een verzoek tot herstel van een onjuist in de Brk opgenomen gegeven, zoals bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet. In de klacht schrijft eiser immers:
‘Ik verzoek u dit schrijven te behandelen als klacht tegen de door het Kadaster recent bepaalde en doorgevoerde definitieve grenzen. Naar mijn mening zijn deze niet conform de bestaande wetten, regels en jurisprudentie bepaald, doorgevoerd en geregistreerd.’Hieruit kon de bewaarder naar oordeel van de rechtbank opmaken dat eiser een verzoek tot herstel wilde doen. De bewaarder heeft het verzoek dan ook terecht aangemerkt als verzoek, zoals bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet.
Is er sprake van nieuwe feiten en/of veranderende omstandigheden?
5.1.
Eiser heeft op 20 mei 2021 opnieuw een verzoek tot herstel van de in het Brk geregistreerde gegevens gedaan. Hij heeft daarbij aangevoerd dat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden, namelijk het relaas van bevindingen met archiefnummer [archiefnummer] van 15 december 2017, de brief van de notaris van 12 oktober 2015 en jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) waarin is geoordeeld dat er na een onherroepelijk besluit, omdat er geen rechtsmiddelen zijn aangewend, toch door de rechter in een nieuwe procedure een oordeel mag worden gegeven als duidelijk is wat het resultaat had geweest als de rechtsmiddelen wel waren aangewend.
5.2.
De bewaarder stelt dat het relaas van bevindingen met archiefnummer [archiefnummer] van
15 december 2017 en de brief van de notaris van 12 oktober 2015 geen nieuwe feiten en/of omstandigheden zijn. Deze zijn namelijk meegenomen in het besluit van 6 juli 2018.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat uit het besluit van 6 juli 2018 blijkt dat het relaas van bevindingen met archiefnummer [archiefnummer] van 15 december 2017 is meegenomen in de besluitvorming. Ook wordt in het besluit ingegaan op de brief van 12 oktober 2015 van de notaris. De bewaarder heeft deze stukken in 2018 meegenomen in de beoordeling. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit geen nieuwe feiten en/of omstandigheden zijn als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
5.4.
De hoogste bestuursrechter in Nederland, de ABRvS, heeft al meerdere keren besloten dat een rechtelijke uitspraak geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid is als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. [1] De door eiser aangehaalde rechtspraak kan naar oordeel van de rechtbank dan ook niet worden aangemerkt als nieuw feit en/of omstandigheid.
Conclusie
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat de bewaarder op juiste gronden het herstelverzoek van eiser heeft afgewezen. Nu het beroep ongegrond is, krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht:
Op grond van artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijke afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan.
Op grond van het tweede lid kan het bestuursorgaan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden worden vermeld, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Kadasterwet:
Titel 4: Ambtshalve correctie en correctie op verzoek
Artikel 7t, eerste lid:
Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, dan wel omtrent de juistheid van een uit een andere basisregistratie dan genoemd in artikel 1a in de basisregistratie kadaster of de registratie voor schepen of luchtvaartuigen overgenomen authentiek gegeven, kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. (…)

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 27 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3997.