Op 16 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiseres had op 16 juli 2020 bezwaar gemaakt tegen twee besluiten van het college, die betrekking hadden op de vaststelling van de ernst en spoed van bodemverontreiniging. In haar bezwaarschrift deed eiseres een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en verzocht zij om toezending van relevante documenten. Het college heeft op 11 september 2020 enkele documenten per e-mail aan eiseres gestuurd, maar verklaarde in het besluit van 30 juni 2021 het bezwaar van eiseres tegen deze e-mail niet-ontvankelijk.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 28 januari 2022 werd behandeld. De rechtbank moest beoordelen of het verzoek van eiseres om informatie terecht niet was opgevat als een Wob-verzoek. Eiseres voerde aan dat haar verzoek betrekking had op een bestuurlijke aangelegenheid en dat het college het verzoek als een Wob-verzoek had moeten behandelen. De rechtbank concludeerde dat het informatieverzoek van eiseres inderdaad als een Wob-verzoek moest worden aangemerkt en dat de reactie van het college daarop een besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Hertsig, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.