ECLI:NL:RBZWB:2022:7743

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
02/124566-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Identiteitsfraude en belaging via sociale media door verdachte gedurende een lange periode

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en identiteitsfraude. De verdachte heeft gedurende een periode van vier en een half jaar ongewenste nepaccounts aangemaakt op sociale media op naam van zijn vriendin, zonder haar medeweten en toestemming. Hij gebruikte haar foto's en persoonsgegevens, evenals gedetailleerde persoonlijke informatie, om zich voor te doen als haar en chatgesprekken te voeren met derden. Het slachtoffer was zich gedurende deze lange periode niet bewust van het misbruik van haar identiteit en heeft hierdoor aanzienlijke emotionele schade geleden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van het slachtoffer heeft gebruikt, wat heeft geleid tot een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank achtte beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de impact van de feiten op het leven van het slachtoffer, die door het handelen van de verdachte in behandeling is gegaan bij een psycholoog. De rechtbank heeft ook de jonge leeftijd van de verdachte en zijn huidige werkstatus in overweging genomen bij de strafoplegging. De uitspraak benadrukt de ernst van identiteitsfraude en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/124566-21
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M. Timmermans-Roelands, advocaat te Bergen op Zoom

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 december 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
feit 1: verdachte in de periode van 1 januari 2016 t/m 10 mei 2021 [slachtoffer] heeft gestalkt door zonder haar toestemming of medeweten accounts op haar naam op sociale media aan te maken en zich op die accounts voor te doen als die [slachtoffer] ;
feit 2: hij in dezelfde periode de persoonsgegevens van die [slachtoffer] heeft gebruikt op social media om zijn eigen identiteit te verbergen en die van [slachtoffer] te misbruiken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide tenlastegelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes en verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), het verrichte onderzoek aan de telefoon van verdachte, het onderzoek ten aanzien van gegevens verkregen van social media platform ‘Yubo’ en de grotendeels bekennende verklaring van verdachte op zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 2 (identiteitsfraude). Ten aanzien van feit 1 (belaging) is zij van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat niet bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen. Verdachte voelde zich slechts eenzaam en wilde door middel van de nepaccounts een positief gevoel krijgen. Daar was zijn oogmerk op gericht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van [slachtoffer] heeft gebruikt door op een aantal in de tenlastelegging onder feit 2 genoemde sociale mediaplatforms accounts op naam van [slachtoffer] aan te maken en op die accounts gebruik te maken van foto’s van [slachtoffer] . Dit alles deed hij met het oogmerk om zijn identiteit te verhullen en die van [slachtoffer] te misbruiken. Hieruit is nadeel voor [slachtoffer] ontstaan. Daarmee acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] door onder andere bovengenoemde handelingen. Daar komt bij dat verdachte via die door hem aangemaakte nepaccounts chatgesprekken met derden voerde waarbij hij zich telkens voordeed als [slachtoffer] . Het oogmerk van verdachte was er naar het oordeel van de rechtbank op gericht om [slachtoffer] te dwingen iets te dulden.
Uit de bewijsmiddelen komt immers naar voren dat [slachtoffer] al ruim vijf jaar (dus al in 2016) een relatie met verdachte had en met hem lief en leed deelde. [slachtoffer] kwam in elk geval op zijn laatst in september 2016 tot de ontdekking dat er nepaccounts op haar naam werden aangemaakt. Het gebruik van (een deel van) deze nepaccounts is in elk geval tot 6 april 2021 doorgegaan. Uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat zij met verdachte besprak dat zij geregeld door vreemde mensen werd aangesproken omdat die mensen in de veronderstelling verkeerden met haar contact te hebben gehad en dat zij dit heel erg vervelend vond. [slachtoffer] heeft daarbij ook aan verdachte verteld dat ze het niet zou trekken als dit aanmaken van nepaccounts en het zich door iemand anders als haar voordoen nog jaren zo door zou gaan. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte vanaf het moment dat [slachtoffer] van de nepaccounts op haar naam op de hoogte was, wist dat zij daar last van had en dat hij desondanks bewust en gedurende langere tijd is doorgegaan met het aanmaken van die nepaccounts op haar naam. Hierbij heeft verdachte ook hele chatgesprekken namens haar gevoerd die soms wel een jaar duurden. Daaruit leidt de rechtbank het bij verdachte bestaande oogmerk af om [slachtoffer] te dwingen te dulden dat die nepaccounts op haar naam werden aangemaakt, daarop gesprekken op haar naam werden gevoerd, waar ze vervolgens - ook ‘in real life’ - mee werd geconfronteerd.
Daarmee acht de rechtbank ook feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 september 2016 tot en met 6 april 2021 te Bergen op Zoom,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door telkens ongewenst en zonder toestemming en zonder medeweten van die [slachtoffer]
- op social media platforms (tinder, badoo, yubo, snapchat en instagram) accounts op naam van die [slachtoffer] aan te maken, en
- op deze accounts gebruik te maken van foto's waarop die [slachtoffer] is afgebeeld, en
- op deze accounts gebruik te maken van de naam van die [slachtoffer] en andere persoonsgegevens van die [slachtoffer] , en
- met deze accounts chatgesprekken te voeren met derden en zich voor te doen als die [slachtoffer] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden;
2
in de periode van 1 september 2016 tot en met 6 april 2021 te Bergen op Zoom,
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten van [slachtoffer] , heeft gebruikt door telkens
- op social media platforms (tinder, badoo, yubo, snapchat en instagram) accounts op naam van die [slachtoffer] aan te maken, en
- op deze accounts gebruik te maken van foto's waarop die [slachtoffer] is afgebeeld,
en
- op deze accounts gebruik te maken van de naam van die [slachtoffer] ,
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van die [slachtoffer] te misbruiken,
waardoor enig nadeel kon ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. Daarnaast vordert de officier van justitie de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] gedurende een periode van één jaar. Zij vordert tevens deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde en met het tijdsverloop van anderhalf jaar.
Zij stelt vast dat verdachte zich gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis (vanaf 14 mei 2021) heeft gehouden aan alle voorwaarden bij die schorsing en de afspraken bij de reclassering is nagekomen. Verlenging van het reclasseringscontact acht zij niet nodig omdat de gesprekken die hij met de reclassering heeft geen inhoud hebben. Bij voortzetting van de behandeling bij de FPK van GGZWNB te Bergen op Zoom heeft verdachte volgens haar wel baat.
Zij is van mening dat een voorwaardelijke gevangenisstraf naast een taakstraf niet nodig is. Het opleggen van de bijzondere voorwaarden kan wat haar betreft ook door middel van het opleggen van een deels voorwaardelijke taakstaf worden gerealiseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en aan identiteitsfraude door gedurende een lange periode van vier en een half jaar ongewenste nepaccounts op social media (zoals Instagram, Badoo, Tinder, Snapchat en Yubo) aan te maken op naam van zijn eigen vriendin [slachtoffer] , zonder haar medeweten en haar toestemming. Hij gebruikte daarvoor niet alleen haar foto’s en haar persoonsgegevens, maar ook gedetailleerde persoonlijke informatie waarvan hij als haar partner kennis had. Op die manier had hij via deze accounts chatgesprekken met derden waarbij hij zich voordeed als [slachtoffer] .
De feiten hebben niet alleen een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] veroorzaakt, maar ook ergernis, overlast, angst, wanhoop, frustratie en verdriet bij [slachtoffer] teweeg gebracht.
Uit het verzoek tot schadevergoeding dat [slachtoffer] als benadeelde partij heeft ingediend, blijkt dat de feiten een behoorlijke impact op haar leven hebben gehad. Die impact is door de jaren heen steeds groter geworden. In 2016 heeft [slachtoffer] voor het eerst melding gemaakt bij de politie van het feit dat er een nep-account op Instagram was aangemaakt. Later volgden ook nep-accounts op andere sociale mediaplatforms en werd zij op haar eigen accounts aangesproken door mannen die in de veronderstelling waren dat ze via de andere platforms contact met haar hadden gehad. In het begin vond [slachtoffer] dit al erg vervelend, maar op enig moment werd zij ook in het echt aangesproken door mannen, waardoor zij het gevoel had dat zij zich continue moest verantwoorden en de ander ervan moest overtuigen dat iemand anders zich had voorgedaan als haar. Zij merkte ook dat zij steeds wantrouwender werd en meer argwaan kreeg. Ze vond het steeds minder fijn om zichzelf in het openbaar te begeven, waardoor ze minder vaak naar de kroeg of uit eten ging. Ze vond het een beangstigende gedachte dat er iemand rond liep die kennelijk graag haar wilde zijn en haar identiteit wilde aannemen. Kortom, de situatie werd een steeds groter onderdeel van haar bestaan. [slachtoffer] heeft zich meerdere malen afgevraagd of er ooit nog een einde aan zou komen, de situatie voelde uitzichtloos. Het was een enorme schok voor haar toen het haar eigen vriend bleek te zijn die haar al die tijd voor de gek had gehouden en zij vraagt zich nog altijd af wat de beweegreden van verdachte zijn geweest om dit te doen. Verdachte heeft daardoor haar vertrouwen op een grove manier en gedurende een lange tijd ernstig geschonden.
[slachtoffer] is als gevolg van het handelen van verdachte in behandeling gegaan bij een psycholoog. Deze behandeling is inmiddels afgerond, maar zij merkt dat zij nog altijd niet op het niveau zit van voorheen. Zo loopt zij af en toe nog aan tegen gevoelens van angst, een laag energieniveau, lichamelijke klachten, vergeetachtigheid en gevoelens van verdriet.
Verdachte heeft, ondanks het feit dat er veel aanwijzingen waren voor zijn schuld, met zeer veel moeite ter zitting bekend dat hij degene was die de nepaccounts op naam van [slachtoffer] heeft opgezet, wetende dat zij daar veel last van ondervond.
Verdachte heeft op zitting weliswaar verklaard dat hij het pijnlijk vindt om te horen wat het [slachtoffer] allemaal heeft gedaan, maar wekt niet de indruk dat hij invoelt wat hij haar allemaal heeft aangedaan.
Het is onbegrijpelijk dat verdachte zijn eigen vriendin met wie hij al vijf jaar een relatie had en die hij zegt lief te hebben, zo lang in het ongewisse heeft gelaten en haar al die tijd heeft voorgelogen over zijn betrokkenheid bij dit alles.
Verdachte heeft verteld dat hij deze feiten heeft begaan omdat hij zich eenzaam voelde en zich niet goed voelde in zijn relatie met [slachtoffer] . De rechtbank begrijpt daaruit dat verdachte contact met andere mensen zocht om zich beter te voelen. Op de vraag waarom hij dan nepaccounts op naam van zijn vriendin aanmaakte, wetende dat hij daardoor veel leed bij haar veroorzaakte, terwijl hij ook accounts op naam van niet bestaande personen had kunnen aanmaken, is verdachte het antwoord schuldig gebleven. Verdachte heeft ook nog verklaard dat hij denkt dat het een soort verslaving was.
Over verdachte zijn rapporten opgemaakt door de reclassering en door een psycholoog. Bij de rapporteurs heeft verdachte de feiten nog ontkend, waardoor de onderzoeksresultaten beperkt zijn gebleven.
[Psycholoog] heeft in haar rapport van 10 maart 2022 geen stoornis bij verdachte kunnen vaststellen. Zij heeft geen zicht op een eventueel recidiverisico. Daarnaast krijgt zij de indruk dat verdachte niet over veel empathie beschikt. Zij geeft geen zorg- en/of behandeladvies. Zij adviseert wel om het volwassenstrafrecht toe te passen.
De reclassering adviseert in het rapport van 18 november 2022 om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling bij de Forensische Psychiatrische Polikliniek van GGZWNB te Bergen op Zoom of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Die behandeling is reeds gestart tijdens de schorsing van de preventieve hechtenis en zal dan na vonniswijzing voortgezet worden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- betrokkene heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De dadelijke uitvoerbaarheid dient om het slachtoffer te beschermen.
De rechtbank heeft de indruk dat verdachte nog een lange weg te gaan heeft voordat hij voor zichzelf duidelijk kan maken waarom hij deze feiten heeft gepleegd en voordat hij zover is dat het gevaar dat hij in herhaling valt bijna nihil is. De rechtbank denkt dan ook dat zolang verdachte niet geheel openstaat voor een behandeling, het recidivegevaar zal blijven bestaan.
Aan de andere kant gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte, nu hij ter zitting heeft bekend de nepaccounts te hebben aangemaakt en er dus een doorbraak is in zijn proceshouding, zich meer open zal stellen voor meer inhoudelijke contacten met de reclassering en dat ook zijn behandeling bij de FPP meer diepgang zal kunnen hebben.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er in het nadeel van verdachte rekening met dat hij in 2018 door het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ook is veroordeeld voor het aanmaken van een nepaccount op naam van een ander dan hemzelf. Dat verdachte dit feit nog altijd ontkent, vindt de rechtbank zorgelijk.
Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte sinds september 2022 werkt bij [werkgever] en daar groepswerk doet bij verstandelijk en lichamelijk gehandicapten op een woonlocatie op het terrein van [organisatie] .
Alles overwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou wellicht in de rede hebben gelegen, maar acht de rechtbank, mede gelet op het werk dat verdachte momenteel heeft en de ambulante behandeling die hij momenteel ondergaat, niet opportuun. De rechtbank zal dan ook, met toepassing van het volwassenstrafrecht, een taakstraf van 240 uur met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling, opleggen. Voorts zal zij als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] opleggen.
Een vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht en een dadelijke uitvoerbaarheid van het contactverbod acht de rechtbank niet nodig. Verdachte heeft immers al sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis geen contact meer met [slachtoffer] en heeft verklaard dat hij geen contact meer met haar wil opnemen. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat verdachte die belofte na zal komen. Daarbij neemt de rechtbank ook in ogenschouw dat verdachte verklaard heeft dat hij een nieuwe relatie heeft waarin hij zich gelukkig voelt.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is, niet alleen om als forse stok achter de deur te dienen, maar ook om de ernst van de feiten te benadrukken.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer] vordert als benadeelde partij een schadevergoeding van in totaal € 8.149,41, bestaande uit materiële schade van € 649,41 en immateriële schade van € 7.500,=, voor de feiten 1 en 2.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding ter hoogte van € 649,41 acht de rechtbank volledig toewijsbaar.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Anders dan de raadsvrouw van verdachte die van mening is dat de benadeelde ook met het openbaar vervoer zou kunnen reizen en dat de reiskosten dan lager zouden uitvallen, acht de rechtbank de gevorderde reiskosten voldoende onderbouwd. Deze reiskosten gaan uit van de kilometervergoeding volgens de Letselschade Richtlijn 2022, waarin is bepaald dat deze vergoeding per 1 januari 2022 € 0,30 per kilometer bedraagt. Dit is een normbedrag voor het vervoer per auto.
De rechtbank is van oordeel dat het de benadeelde vrij staat om (bijvoorbeeld uit praktische overwegingen) te kiezen voor het vervoer per auto.
Ook de gevorderde schade in verband met het eigen risico van de zorgverzekering acht de rechtbank voldoende onderbouwd.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden, acht de rechtbank een vergoeding tot een bedrag van
€ 5.000,= billijk. Daarbij is rekening gehouden met de lange periode waarin de benadeelde in onzekerheid heeft verkeerd over degene die de nepaccounts op haar naam heeft aangemaakt. Uit een door de benadeelde geschreven brief van 3 november 2022 blijkt dat zij daar veel hinder en last van ondervond. Pas op 10 mei 2021, bijna 5 jaar nadat de nepaccounts begonnen, kwam zij te weten dat het vermoedelijk verdachte, haar vriend met wie zij al haar lief en leed deelde, degene was die haar al die jaren had voorgelogen en haar zo tot frustratie en wanhoop had gedreven. Hij heeft haar vertrouwen op een verschrikkelijke manier beschadigd en dat heeft zij tot op de dag van vandaag nog niet verwerkt.
Met betrekking tot het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van
€ 5.649,41toewijzen en het overige gedeelte niet-ontvankelijk verklaren. Het genoemde toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente van 6 april 2021 nu dit de einddatum van de feiten betreft.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, een Iphone SE, goednummer PL2000-2020045426-2331496, is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat dit voorwerp aan verdachte toebehoort en dat de strafbare feiten zijn
begaan of voorbereid met behulp van dit voorwerp.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 57, 231b en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:belaging;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde
biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om
zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor
uit dat gebruik nadeel kan ontstaan;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Advies- en Toezicht unit Middelburg, locatie Bergen op Zoom op het adres Peter Vineloolaan 4, 4611 AN Bergen op Zoom en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder ambulante behandeling zal stellen van de Forensische Psychiatrisch Polikliniek van GGZWNB te Bergen op Zoom op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, waarbij verdachte zich dient te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waaronder, gelet op de problematiek van verdachte, ook het innemen van medicijnen kan vallen, mocht de zorgverlener dat nodig vinden;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1998, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht; de politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Iphone SE, goednummer PL2000-2020045426-2331496;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 5.649,41, waarvan € 649,41 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feiten 1 en 2),
€ 5,649,41te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 63 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2022.