ECLI:NL:RBZWB:2022:7729

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2022 uitspraak gedaan op het verzet van een opposante tegen een eerdere uitspraak waarin haar beroep tegen de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk was verklaard. De opposante had in januari 2021 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder op 12 oktober 2022 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. De opposante heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij zij aanvoerde dat de dag van ontvangst van de ingebrekestelling bepalend is voor de vraag wanneer verweerder in gebreke wordt gesteld.

De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting. De rechtbank concludeerde dat de beslistermijn eindigde op 20 januari 2022 en dat de ingebrekestelling op 18 januari 2022 was verzonden, maar pas op 20 januari 2022 door verweerder was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de eerdere niet-ontvankelijk verklaring ten onrechte was gegeven, omdat de ingebrekestelling niet zó vroeg was ontvangen dat deze niet als correcte ingebrekestelling kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat.

Daarnaast heeft de rechtbank de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld in de proceskosten van de opposante, vastgesteld op € 189,75. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4016 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 op het verzet van

[naam eiseres], uit [plaatsnaam] , opposante
(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel).

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingesteld omdat de Belastingdienst/Toeslagen (verweerder) volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 20 januari 2021 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
Bij uitspraak van 12 oktober 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat niet de dag van verzending van de ingebrekestelling bepalend is voor de vraag wanneer verweerder in gebreke wordt gesteld, maar de dag van ontvangst van de ingebrekestelling bij verweerder. Daarnaast heeft verweerder bij brief van 29 april 2022 zelf aangegeven vanaf 20 januari 2022 te laat te zijn met beslissen en een dwangsom aan opposante toegekend.
De verzetrechter is met de rechtbank van oordeel dat de beslistermijn eindigde op 20 januari 2022. Opposante heeft verweerder in gebreke gesteld op 18 januari 2022, welke ingebrekestelling bij verweerder is binnen gekomen op 20 januari 2022.
Alhoewel een ingebrekestelling voor het eerst kan plaatsvinden op de eerste dag na afloop van de termijn voor het nemen van een besluit, blijft om proceseconomische redenen niet-ontvankelijkverklaring van het beroep echter achterwege nu de ingebrekestelling niet zó vroeg door verweerder is ontvangen dat zij daarom niet als correcte ingebrekestelling kan worden aangemerkt. Daarbij neemt de verzetrechter in overweging dat verweerder blijkens het gestelde in de dwangsombeschikking van 29 april 2022 zelf van mening is dat de beslistermijn eindigde op 19 januari 2022, zoals volgt uit de zinsnede dat verweerder vanaf 20 januari 2022 te laat was. Verder is in de beslissing van 29 april 2022 vermeld dat zij naar aanleiding van de ingebrekestelling de dwangsom van artikel 4:17 van de Awb heeft vastgesteld.
Uit wat opposante heeft aangevoerd, volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. Ter voorlichting merkt de rechtbank nog op dat ook na verdere behandeling het eindoordeel kan zijn dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank veroordeelt Belastingdienst/Toeslagen in de door opposante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 189,75 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt Belastingdienst/Toeslagen in de proceskosten van opposante tot een bedrag van € 189,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.