ECLI:NL:RBZWB:2022:7729
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2022 uitspraak gedaan op het verzet van een opposante tegen een eerdere uitspraak waarin haar beroep tegen de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk was verklaard. De opposante had in januari 2021 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder op 12 oktober 2022 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. De opposante heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij zij aanvoerde dat de dag van ontvangst van de ingebrekestelling bepalend is voor de vraag wanneer verweerder in gebreke wordt gesteld.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting. De rechtbank concludeerde dat de beslistermijn eindigde op 20 januari 2022 en dat de ingebrekestelling op 18 januari 2022 was verzonden, maar pas op 20 januari 2022 door verweerder was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de eerdere niet-ontvankelijk verklaring ten onrechte was gegeven, omdat de ingebrekestelling niet zó vroeg was ontvangen dat deze niet als correcte ingebrekestelling kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat.
Daarnaast heeft de rechtbank de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld in de proceskosten van de opposante, vastgesteld op € 189,75. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.