ECLI:NL:RBZWB:2022:7714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
22-008215
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelde gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2022 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. De veroordeelde, die in 2020 was veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling, had bezwaar gemaakt op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Hij stelde dat er sprake was van een uitzondering, omdat het DNA-profiel niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het gepleegd was.

De rechtbank heeft het bezwaar op 16 juni 2022 in besloten raadkamer behandeld, waarbij de advocaat van de veroordeelde en de officier van justitie aanwezig waren. De veroordeelde zelf was niet verschenen. De officier van justitie stelde dat het bezwaar ongegrond moest worden verklaard, omdat er geen uitzonderingssituatie was. De rechtbank oordeelde echter dat de veroordeelde niet als 'veroordeelde' in de zin van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden kon worden aangemerkt, omdat hij enkel een geldboete had gekregen.

Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en beval dat het celmateriaal van de veroordeelde onmiddellijk vernietigd moest worden. Deze beslissing werd genomen door rechter A.L. Hoekstra, in aanwezigheid van griffiers A.C.L.J. Luijten en M.A.E. de Kroon. Tegen deze beslissing stonden geen rechtsmiddelen open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-034919-19
raadkamernummer : 22-008215
datum : 16 juni 2022
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel Wet DNA artikel 7 van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.J.J. van Rijsbergen advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procedure

Het bezwaarschrift is op 20 april 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 16 juni 2022 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. J.J.J. van Rijsbergen en de officier van justitie in raadkamer gehoord.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde.
Namens veroordeelde is aangevoerd dat sprake is van een uitzondering zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 onder b van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden omdat redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Veroordeelde is veroordeeld voor een verbale bedreiging, hetgeen veroordeelde ontkent. Naar het oordeel van veroordeelde kan het DNA-profiel van de veroordeelde, gelet op de aard van het misdrijf, geen enkele rol van betekenis spelen in de bewijsvoering. Redenen waarom veroordeelde de rechtbank verzoekt het bezwaarschrift gegrond te verklaren en de officier van justitie te gelasten het afgenomen celmateriaal te vernietigen

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard, nu er geen sprake is van een uitzonderingssituatie. Veroordeelde is veroordeeld voor bedreiging. Bedreiging vindt op allerlei manieren plaats. Er zijn gevallen denkbaar waarin DNA-onderzoek van betekenis kan zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten.

Beoordeling

Bij uitspraak van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 juli 2020 is veroordeelde veroordeeld ter zake van, kort gezegd, bedreiging met zware mishandeling tot een geldboete van € 250,00.
De rechtbank is bevoegd.
Het bezwaar is tijdig en op de juiste wijze ingediend. De veroordeelde kan daardoor in het bezwaar worden ontvangen.
Op grond van artikel 2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden kan in bepaalde gevallen, op last van de officier van justitie, celmateriaal van een veroordeelde worden afgenomen. In deze Wet wordt aan het begrip ‘veroordeelde’ een nadere invulling gegeven.
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden luidt:
‘In deze wet wordt verstaan onder:
c. veroordeelde: een persoon die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld tot een straf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, onderdeel 1° of 3°, van het Wetboek van Strafrecht, een straf als bedoeld in artikel 77h, eerste lid, onder a, van dat wetboek, voorzover het de jeugddetentie of taakstraf betreft, of een straf als bedoeld in artikel 6, onder a, van het Wetboek van Militair Strafrecht dan wel tot een maatregel als bedoeld in artikel 37, 37a juncto 37b of 38, 38m of 77s van het Wetboek van Strafrecht.’
Nu veroordeelde is veroordeeld tot een geldboete, een straf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, onderdeel 4°, van het Wetboek van Strafrecht, is hij niet aan te merken als een ‘veroordeelde’ in de zin van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Gelet hierop zal de rechtbank het bezwaarschrift gegrond verklaren en bevelen dat de officier van justitie ervoor zorg zal dragen dat het celmateriaal van veroordeelde terstond wordt vernietigd.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het bezwaarschrift gegrond;
beveelt dat de officier van justitie ervoor zorg dient te dragen dat het celmateriaal van veroordeelde terstond wordt vernietigd.
Deze beslissing is op 30 juni 2022 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten en mr. M.A.E. de Kroon, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.