ECLI:NL:RBZWB:2022:7714
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelde gegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2022 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. De veroordeelde, die in 2020 was veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling, had bezwaar gemaakt op grond van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Hij stelde dat er sprake was van een uitzondering, omdat het DNA-profiel niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het gepleegd was.
De rechtbank heeft het bezwaar op 16 juni 2022 in besloten raadkamer behandeld, waarbij de advocaat van de veroordeelde en de officier van justitie aanwezig waren. De veroordeelde zelf was niet verschenen. De officier van justitie stelde dat het bezwaar ongegrond moest worden verklaard, omdat er geen uitzonderingssituatie was. De rechtbank oordeelde echter dat de veroordeelde niet als 'veroordeelde' in de zin van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden kon worden aangemerkt, omdat hij enkel een geldboete had gekregen.
Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond en beval dat het celmateriaal van de veroordeelde onmiddellijk vernietigd moest worden. Deze beslissing werd genomen door rechter A.L. Hoekstra, in aanwezigheid van griffiers A.C.L.J. Luijten en M.A.E. de Kroon. Tegen deze beslissing stonden geen rechtsmiddelen open.