ECLI:NL:RBZWB:2022:7703

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
AWB- 19_5320
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit over WIA-uitkering

In deze zaak heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 11 oktober 2019, waarin de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd behandeld. Het UWV heeft dit besluit later gewijzigd met een nieuw besluit op 14 mei 2020. De verzoeker heeft op 23 september 2021 zijn zaak gepresenteerd, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het UWV vertegenwoordigd was door mr. M.B.A. van Grinsven. Na het sluiten van het onderzoek op de zitting heeft de rechtbank op 15 oktober 2021 het onderzoek heropend om een deskundige te raadplegen, die op 14 maart 2022 zijn rapport heeft ingediend. Op 10 juni 2022 heeft het UWV de eerdere besluiten ingetrokken en een IVA-uitkering aan de verzoeker toegekend, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken maar verzocht heeft om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het UWV aan de verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten van de rechtsbijstand vastgesteld op € 1.897,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten van de ingeschakelde deskundigen zijn niet voor vergoeding in aanmerking gekomen, omdat deze niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de beslissing op 15 december 2022 genomen en openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5320 WIA
uitspraak van 15 december 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. F.M. Meis,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 11 oktober 2019 (bestreden besluit I) van het UWV over de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
In beroep heeft het UWV bestreden besluit I met het besluit van 14 mei 2020 (bestreden besluit II) gewijzigd. Het beroep is mede gericht tegen dit besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2021. Eiser is verschenen, (online) bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven. Op de zitting is het onderzoek gesloten.
Op 15 oktober 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een deskundige te raadplegen. De deskundige heeft op 14 maart 2022 gerapporteerd.
Bij besluit van 10 juni 2022 heeft het UWV de bestreden besluiten ingetrokken en aan eiser met ingang van 12 juli 2019 een IVA-uitkering toegekend.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten, waaronder de kosten van de door hem ingeschakelde deskundigen. Het UWV heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 10 juni 2022 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
De kosten van het rapport van de door eiser ingeschakelde deskundigen, verzekeringsarts [verzekeringsarts] en arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] (van het Expertise Instituut), van
20 december 2019 en van de aanvullende rapportage van 2 juli 2020 komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu die kosten – ook na verzoek van de rechtbank tot opgave daarvan van 17 oktober 2022 en (telefonisch) rappel op 14 november 2022 – niet zijn onderbouwd.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.