ECLI:NL:RBZWB:2022:7688

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
C/02/395877 / JE RK 22-499
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige zorgen over de opvoedingsomgeving

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 december 2022 een nadere beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2015, die sinds 4 april 2022 onder toezicht staat. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er al lange tijd forse zorgen zijn over de opvoedingsomgeving van de minderjarige en dat er dringend hulp moet worden ingezet voor zowel de minderjarige als zijn moeder. Ondanks eerdere aanwijzingen dat er een jeugdzorgwerker moest worden aangesteld, is dit pas eind november 2022 gebeurd, wat heeft geleid tot een gebrek aan zicht op de thuissituatie en het niet werken aan de gestelde doelen. De kinderrechter heeft de noodzaak van een gedwongen kader benadrukt, gezien de ernstige problemen waarmee de minderjarige kampt, waaronder een ontwikkelingsachterstand en zorgmijdend gedrag van de moeder. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming toegewezen en de ondertoezichtstelling verlengd tot 4 april 2023, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er maandelijks evaluaties moeten plaatsvinden over de hulpverleningstrajecten en dat er een structurele samenwerking tussen de betrokken instanties moet worden gerealiseerd.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/395877 / JE RK 22-499
datum uitspraak: 1 december 2022

nadere beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het verdere procesverloop

Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 1 augustus 2022 en alle daarin vermelde stukken;
- het verzoekschrift van de GI in de zaak met kenmerk C/02/402490 / JE RK 22-1818 van 17 oktober 2022, ingekomen op de griffie op 19 oktober 2022.
Op 1 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn niet verschenen de moeder en de vader.
Gelet op de nauwe samenhang is deze zaak gezamenlijk behandeld met het verzoek van de GI in de zaak met kenmerk C/02/402490 / JE RK 22-1818. In de zaak van de GI wordt bij aparte beschikking beslist.

De feitenHet ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.

[minderjarige] woont bij de moeder.
Bij voornoemde beschikking van 1 augustus 2022 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 4 augustus 2022 tot 4 december 2022. Het verzoek van de Raad is voor het overige aangehouden tot 3 november 2022 pro forma, in afwachting van het verslag van de GI en nader bericht van de Raad.

Het verzoek

Ter beoordeling ligt nog voor het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van 4 december 2022 tot 4 april 2023. Verder verzoekt de Raad om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De vertegenwoordigster van de GI geeft aan dat zij sinds anderhalve week de vaste jeugdzorgwerker is in deze zaak. De GI betreurt het dat er sinds de aanvang van de ondertoezichtstelling op 4 april 2022 niet aan de doelen is gewerkt, doordat er geen jeugdzorgwerker is ingezet. De schoolgang van [minderjarige] is altijd al zorgelijk geweest en sinds mei 2022 gaat [minderjarige] helemaal niet meer naar school. Dat is zorgelijk. Er is op dit moment weinig tot geen zicht op de opvoedingsomgeving bij de moeder thuis omdat de moeder contact afhoudt. Er is de afgelopen week een aanmelding gedaan bij Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiding (IAG) van Prisma. [minderjarige] is ook deze week aangemeld voor speltherapie vanuit de [stichting 1] en dat zal binnenkort starten. Er wordt gedacht aan een moeder/kindtraject bij [stichting 2] . Dat traject zal worden ingezet wanneer IAG niet toereikend is. Wanneer de moeder weigert mee te werken aan een moeder/kindtraject, dan ziet de GI een uithuisplaatsing van [minderjarige] de enige optie. Het is de jeugdzorgwerker nog niet gelukt om een gesprek te hebben met de moeder. Er zijn meerdere pogingen gedaan. Zij is bij de moeder aan de deur geweest, maar de moeder was toen blijkbaar niet thuis.
De vertegenwoordigster van de Raad deelt de zorgen van de GI. Op dit moment is er helemaal geen zicht op [minderjarige] en zijn moeder. Wat betreft de Raad krijgt de moeder nog één kans om mee te werken met de noodzakelijke (ambulante) hulpverlening.

De nadere beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Bij aanvang van de ondertoezichtstelling op 4 april 2022 is al aangegeven dat er forse zorgen zijn over (de opvoedingsomgeving van) [minderjarige] en dat er dringend hulp moet worden ingezet voor hem en zijn moeder. De zorgen spelen al lange tijd, ook van voor de ondertoezichtstelling. De moeder hield [minderjarige] al sinds hij leerplichtig was vaak thuis van school en was zorgmijdend. Er is eerst veel in het vrijwillig kader geprobeerd. De volgende (hulpverlenings)instanties zijn betrokken geweest bij [minderjarige] en zijn moeder: [hulpverlening 1] , [hulpverlening 2] , [hulpverlening 3] , de leerplichtambtenaar, de GGD, [school 1] (speciaal onderwijs) en [hulpverlening 4] . Vanaf maart 2021 was [minderjarige] ambulant in behandeling bij [stichting 3] en kreeg ook de moeder intensieve ambulante behandeling. [minderjarige] ging toen naar speciaal onderwijs dat nauw verbonden is met [stichting 3] , [school 2] . Ook toen, met alle gespecialiseerde hulp die werd aangeboden en ingezet, lukte het niet om de situatie van [minderjarige] te stabiliseren, hem regelmatig naar school te laten gaan en de moeder te motiveren om hulp te aanvaarden. De Raad is ingeschakeld toen [stichting 3] aangaf dat de behandeling per 1 mei 2022 zou stoppen en [minderjarige] is op 4 april 2022 onder toezicht gesteld van de GI. In de beschikking van deze rechtbank van 4 april 2022 staat het volgende te lezen:
[stichting 3] heeft er op 8 maart 2022 met de moeder over gesproken dat [minderjarige] gedrag fors achteruit gaat. [minderjarige] vertoont fors externaliserend gedrag op de behandelgroep. Er is sprake van een toename van oppositioneel en opstandig gedrag en grensoverschrijdend agressief gedrag. Hij krijgt hier inmiddels één-op-één begeleiding voor maar dit is onvoldoende toereikend. Verdere voortzetting van de behandeling levert volgens [stichting 3] vermoedelijk meer schade op in de vorm van negatieve ervaringen, waardoor zijn zelfbeeld slechter wordt en zijn verdere ontwikkeling en gedrag negatief worden beïnvloed. [stichting 3] zal het behandeltraject inclusief het onderwijs aan [minderjarige] uiterlijk op 1 mei 2022 beëindigen. Er zal dan geen passende onderwijsplek voor [minderjarige] beschikbaar zijn en hij komt dan vermoedelijk thuis te zitten. Dit is nog extra zorgelijk omdat er geen zicht is op de thuissituatie en de moeder onvoldoende of slechts met periodes goed bereikbaar is voor de hulpverlening.
De Raad is van oordeel dat een gedwongen kader noodzakelijk is. Wanneer intensieve opvoedingsondersteuning ontoereikend blijkt te zijn kan 24-uurszorg worden overwogen. De moeder heeft eerder ook aangegeven dat zij veel moeite heeft met de opvoeding van [minderjarige] en dat zij graag hulp zou willen. In de beschikking van 4 april 2022 staat voorts dat de GI zal kijken of er prioriteit gegeven kan worden bij het toewijzen van een vaste jeugdzorgwerker omdat er sprake is van een hele zorgelijke situatie. Helaas moet geconstateerd worden dat de GI de zaak niet heeft opgepakt. Er werd geen vaste jeugdzorgwerker toegewezen.
[minderjarige] , nog maar 7 jaar oud, gaat na het stoppen van [stichting 3] inderdaad niet meer naar school en er is geen zicht meer op hem.
In de daaropvolgende beschikking van 2 augustus 2022 staat het volgende te lezen:
De kinderrechter benadrukt nogmaals dat de GI de plicht heeft binnen vijf werkdagen, nadat zij belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en zij hiervan in kennis is gesteld, een jeugdzorgwerker aan te wijzen. Gelet op de inmiddels verstreken periode verwacht de kinderrechter dan ook van de GI dat zij nu zeer spoedig een vaste jeugdzorgwerker aanwijst, dat de ondertoezichtstelling voortvarend wordt opgepakt en de benodigde hulpverlening snel wordt opgestart.
Ook dan gebeurt het niet. Geconstateerd wordt dat er pas eind november 2022, een aantal dagen voor er weer een zitting bij de kinderrechter zal plaatsvinden, een vaste jeugdzorgwerker is aangewezen door de GI. Er is dus in de zeven maanden na het uitspreken van de ondertoezichtstelling totaal geen zicht geweest op de thuissituatie van [minderjarige] en er is ook niet gewerkt aan de doelen die zijn gesteld om de situatie van [minderjarige] te verbeteren. Uit de voorgaande beschikkingen van deze rechtbank blijkt dat er is bij hem sprake is van forse kindeigen-problematiek. Hij heeft een ontwikkelingsachterstand en het is voor hem moeilijk om zijn emoties te benoemen en gereguleerd te uiten. In het verleden was er sprake van huiselijk geweld tussen de ouders. Er was daarnaast een conflict tussen de ouders over de omgangsregeling. Op dit moment heeft [minderjarige] helemaal geen contact met de vader. De moeder heeft een belast verleden en een lichtverstandelijke beperking. Ook is er financiële problematiek. Het is daarbij bekend dat de moeder bij tijd en wijle zorgmijdend is.
De kinderrechter acht de gang van zaken rondom [minderjarige] schokkend en onacceptabel. Het is bij de rechtbank bekend dat er sprake is van wachttijden en een tekort aan personeel bij de gecertificeerde instellingen. De kinderrechter is echter van oordeel dat de GI prioriteit had moeten geven aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , ondanks het personeelstekort waarmee zij te kampen heeft. Het kan en mag niet zo zijn dat een jong en kwetsbaar kind als [minderjarige] dat kampt met zoveel problemen, geen hulp krijgt, thuis zit, niet wordt beschermd en maandenlang uit het zicht blijft.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat een ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is, omdat er tot dusver niet aan de doelen is gewerkt en deze dus niet zijn behaald. [minderjarige] wordt nog steeds en in toenemende mate ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. De moeder blijft zorgmijdend en heeft ook nu weer contact met de net aangestelde jeugdzorgwerker afgehouden. Het resterende verzoek van de Raad zal daarom toegewezen. De recentelijk aangestelde vaste jeugdzorgwerker heeft een “tweesporen beleid”, zo heeft zij bij de mondelinge behandeling aangegeven. In eerste instantie zal er in een gedwongen kader middels intensieve ambulante begeleiding (IAG) worden geprobeerd om meer zicht te krijgen op [minderjarige] en zijn moeder en om hen de nodige ondersteuning en hulp in de thuissituatie te bieden. Mocht dat traject niet toereikend zijn, zal er worden gestart met een moeder/kindtraject bij [stichting 2] . Er zijn gesprekken met [school 2] , de school waar [minderjarige] eerder naartoe ging, om ervoor te zorgen dat [minderjarige] weer onderwijs kan en gaat volgen. Ook is hij aangemeld bij [stichting 1] voor speltherapie. De kinderrechter verwacht van de moeder en de GI dat zij zich inzetten om zo snel mogelijk een structurele samenwerking tussen hen te realiseren, waarbij er in ieder geval maandelijks evaluaties zullen plaatsvinden over de (nog in te zetten) hulpverleningstrajecten met de betrokken instanties. De ontwikkeling van [minderjarige] heeft te lang stilgestaan en daarom dient (het resterende deel van) de ondertoezichtstelling nu voortvarend te worden uitgevoerd.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het resterende deel van het verzoek van de Raad toe en verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 4 december 2022 tot 4 april 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2022 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Weterings, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch