Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de verlengde uitvoer van harddrugs naar Frankrijk en het plegen van voorbereidingshandelingen door het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen voor het bereiden van heroïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 december 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. P. Kuipers, heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 september 2022 te Moerdijk ongeveer 801,91 gram heroïne heeft uitgevoerd en versnijdingsmiddelen voorhanden heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van eendaadse samenloop en dat de verdachte strafbaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om de ernst van de feiten te onderstrepen.
De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. Het vonnis is uitgesproken in openbare zitting en is ondertekend door de rechters en griffiers.