Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
– Op 5 april 2021 heeft [eiser] op het terrein van [gedaagde sub 1] een tweedehands auto van het merk Mercedes Benz met [kenteken 1] gekocht voor een bedrag van € 39.638,= (hierna: de koopovereenkomst). [eiser] heeft de koopprijs voor de auto voldaan door inruil van zijn eigen auto, een auto van het merk Mercedes Benz met [kenteken 2] , en bijbetaling van
€ 34.930,=. In dit bedrag is begrepen een bedrag van € 302,= voor zes maanden autotrust garantie en een bedrag van € 10,= voor overschrijvingskosten.
– De koopovereenkomst betreft een consignatieverkoop namens de vennootschap [bedrijf] , die de auto met [kenteken 1] had geleased.
– Op 12 april 2021 heeft [eiser] de door hem gekochte auto opgehaald bij [gedaagde sub 1] en zijn eigen auto ingeruild. [gedaagde sub 1] heeft aan [eiser] het vrijwaringsbewijs voor de ingeruilde auto meegegeven. Ter zake de gekochte auto heeft [gedaagde sub 1] aan [eiser] medegedeeld dat hij de tenaamstellingscode voor die auto binnen drie dagen per post zou ontvangen.
– [eiser] heeft, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, de tenaamstellingscode voor de gekochte auto niet van [gedaagde sub 1] ontvangen. Op 20 april 2021 is [gedaagde sub 1] ter zake formeel in gebreke gesteld en verzocht uiterlijk 24 april 2021 de tenaamstellingscode alsnog aan [eiser] te verstrekken.
– [gedaagde sub 1] heeft daarop te kennen gegeven aan dat verzoek niet te kunnen voldoen, omdat [bedrijf] zou hebben nagelaten met de door haar ontvangen verkoopopbrengst de (rest)financiering voor de auto met [kenteken 1] af te lossen. De financieringsmaatschappij zou om die reden de tenaamstellingscode niet afgeven.
– Bij brief van 26 april 2021 heeft [eiser] de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen en [gedaagde sub 1] verzocht uiterlijk 29 april 2021 het bedrag van € 34.930,= aan [eiser] terug te betalen. Diezelfde dag heeft [eiser] de door hem ingeruilde auto bij [gedaagde sub 1] opgehaald en deze weer op zijn naam gezet.
– Over de terugbetaling van het bedrag van € 34.930,= hebben partijen overleg gehad, maar dat overleg is in een impasse geraakt. [gedaagde sub 1] wil pas aanvangen met terugbetaling van het bedrag (in vier termijnen) nadat [eiser] de auto aan haar heeft teruggeleverd. [eiser] daarentegen wil de auto pas terugleveren aan [gedaagde sub 1] nadat het volledige bedrag aan hem is terugbetaald.
– Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [eiser] op 17 en 18 mei 2021 ten laste van [gedaagde sub 1] conservatoir beslag doen leggen onder derden en op roerende zaken. Dit tot zekerheid van verhaal van een op [gedaagde sub 1] gepretendeerde vordering uit hoofde van een ongedaanmakingsverbintenis ex artikel 6:271 BW, door de voorzieningenrechter begroot op € 45.435,=, inclusief rente en kosten.
– Op 14 juni 2022 is de door [eiser] gekochte auto in Ter Aar, waar de auto stond gestald, in beslag genomen door de politie.