ECLI:NL:RBZWB:2022:7620

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
AWB 22_4951 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 15 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had op 12 oktober 2022 een verzoek ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), die dit verzoek op 21 oktober 2022 doorstuurde naar de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker griffierecht moest betalen, zoals voorgeschreven in artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het griffierecht bedroeg € 184,- en verzoeker kreeg de gelegenheid om dit bedrag binnen twee weken na ontvangst van een aangetekende brief, verzonden op 17 november 2022, te betalen.

Echter, verzoeker heeft het griffierecht niet tijdig betaald en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek ontvankelijk te verklaren, aangezien het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar was. De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien dit niet aan de orde was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4951

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 december 2022 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, verweerder

Procesverloop

Verzoeker heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) op 12 oktober 2022 verzocht om een voorlopige voorziening. De ABRvS heeft het verzoek bij brief van 21 oktober 2022 doorgezonden naar deze rechtbank.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek doet om een voorlopige voorziening, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Verzoeker is bij aangetekend verzonden brief van 17 november 2022 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van de brief. Uit Track & trace van post.nl blijkt dat de aangetekende brief op 19 november 2022 is bezorgd bij verzoeker.
4.
Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.