ECLI:NL:RBZWB:2022:7618

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_5140
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening tegen een aanmaning van het college van burgemeester en wethouders

Op 4 november 2022 heeft de gemachtigde van eiser een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank heeft op 16 december 2022 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat het verzoekschrift niet duidelijk is, omdat niet is aangegeven tegen welk besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg het verzoek zich richt. Eiser heeft in zijn verzoekschrift een aanmaning van het college bijgevoegd, maar heeft niet duidelijk gemaakt dat hij een verzoek om voorlopige voorziening wilde indienen. Na een verzoek van de rechtbank om verduidelijking heeft eiser telefonisch aangegeven dat dit niet het geval was.

De rechtbank wijst erop dat een beroepschrift volgens artikel 6:5, eerste lid, onder c, van de Awb een omschrijving moet geven van het besluit waartegen het is gericht. Aangezien eiser geen duidelijkheid heeft gegeven over het besluit waartegen hij beroep wilde instellen, en omdat beroep tegen een aanmaning niet mogelijk is volgens artikel 8:4, eerste lid, onder b, van de Awb, verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5140

uitspraak van de rechtbank van 16 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], eiser,

(gemachtigde: [naam gemachtigde]),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde heeft namens eiser op 4 november 2022 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak.

Overwegingen

1. Uit het verzoekschrift kan de rechtbank niet afleiden tegen welk besluit van het college het verzoek zich richt. Als bijlage bij het verzoekschrift is een aanmaning van het college meegezonden waarop met pen staat geschreven ‘Eén van de vele kwalijkheden’. In het verzoekschrift staat dat post van de rechtbank naar hem toegezonden moet worden en niet naar zijn gemachtigde. Bij brief van 4 november 2022 heeft de rechtbank eiser gevraagd om toe te lichten of hij door middel van het verzoekschrift heeft bedoeld om een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen en tegen welk besluit dat verzoek is gericht. Als reactie daarop heeft eiser telefonisch medegedeeld dat het niet is bedoeld als een verzoek om een voorlopige voorziening. Op verzoek van eiser heeft de rechtbank op 17 november 2022 aan hem een kopie toegezonden van het door zijn gemachtigde ingediende verzoekschrift en heeft de rechtbank eiser gevraagd om toe te lichten tegen welk besluit eiser wenst om beroep in te stellen. De rechtbank heeft daar geen reactie op ontvangen.
2.
Een beroepschrift moet een omschrijving geven van het besluit waartegen het is gericht. Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Omdat in het verzoekschrift wordt gesproken over een inzageverzoek van verzoeker, de AVG, een kennelijke weigering en betalingsverzoeken, is voor de rechtbank niet duidelijk waartegen het beroep zich richt. Beroep is op grond van artikel 8:4, eerste lid, onder b, van de Awb niet mogelijk tegen een aanmaning. Eiser heeft desgevraagd geen duidelijkheid gegeven over het besluit waartegen zijn beroep is gericht. Gelet daarop zal de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. [1]
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek dan wel beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 16 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:6, onder a, van de Awb.