ECLI:NL:RBZWB:2022:7612

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
12-705481-12 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na valsheid in geschrift

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift. De verdachte was schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend voor een bedrag van € 8.800,-. Tijdens de zitting op 17 oktober 2022 hebben zowel de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat het niet meer opportuun was om de vordering te handhaven, gezien de gevolgen van het onderzoek en het tijdsverloop, en vroeg om de vordering op nihil te stellen.

De verdediging betoogde dat er geen sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat de verdachte belasting had afgedragen over de inkomsten die hij via valse facturen had verkregen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen voordeel meer had overgehouden van het strafbare feit, aangezien hij de verdiensten aan de belastingdienst had opgegeven en de bijbehorende belastingaanslag had betaald. Daarom stelde de rechtbank de betalingsverplichting tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op nihil.

In de beslissing van de rechtbank werd het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 2.651,-, maar de verplichting tot betaling aan de Staat werd opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 15 december 2022 door de rechters R.J.H. Goossens, E.G.F. Vliegenberg en A.L. Hoekstra, in aanwezigheid van de griffiers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 12-705481-12 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 15 december 2022
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Eindhoven

1.De procedure

Betrokkene is op 15 december 2022 door de meervoudige strafkamer veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd waarvoor hij schuldig is verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De officier van justitie heeft ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd ten bedrage van € 8.800,-.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2022, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Op 15 december 2022 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt dat het door de gevolgen van het onderzoek die in het verleden al voor verdachte zijn opgetreden en door het tijdsverloop, op dit moment niet meer opportuun is om in de vordering te volharden en dat de vordering daarom op nihil gesteld moet worden.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging bepleit afwijzing van de vordering omdat niet is gebleken dat er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel voortvloeiend uit het bewezen verklaarde feit. Daarvan zou immers pas sprake zijn als betrokkene voor het door hem via de valse facturen verdiende geld fiscaal tekort zou zijn geschoten. Nu hij hierover belasting heeft afgedragen, is dat niet het geval. Subsidiair is de verdediging van mening dat het standpunt van de officier van justitie moet worden gevolgd.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft betrokkene bij vonnis van 15 december 2022 in de strafzaak met hetzelfde parketnummer veroordeeld voor medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. Daarover is gebleken dat dit feit ziet op een constructie die is gemaakt om te bewerkstelligen dat [bedrijf] B.V. een reguliere uitbetaling zou doen voor het [naam project] op basis van de valse facturen terwijl tegelijkertijd betrokkene zwart kon worden uitbetaald voor zijn werk aan dit project. De oorspronkelijke bedoeling van betrokkene was om deze verdiensten niet aan de belastingdienst op te geven en zo zwart bij te kunnen verdienen. Wanneer opgave aan de belastingdienst zou zijn uitgebleven, dan zou verdachte uit de valse facturen inderdaad wederrechtelijk voordeel hebben genoten. Gebleken is echter dat verdachte de verdiensten alsnog aan de belastingdienst heeft opgegeven en, naar de rechtbank aanneemt, de aanslag van 2.651 euro aan de belastingdienst heeft betaald.
Op grond hiervan is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat betrokkene geen voordeel meer heeft overgehouden van het door hem gepleegde strafbare feit. Zij zal daarom de betalingsverplichting op nihil stellen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op
€ 2.651,-;
- bepaalt de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op
nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. E.G.F. Vliegenberg en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge en mr. A.J. Moggré-Hengst, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 december 2022.