In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1953, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2022 uitspraak gedaan. De zaak, die al sinds 2012 loopt, betreft verdenkingen van betrokkenheid bij een hennepkwekerij en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen en vervoeren van hennepplanten, maar heeft haar vrijgesproken van de beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de criminele organisatie. De rechtbank heeft ook de lange duur van de procedure in overweging genomen, waarbij de redelijke termijn van berechting met vijf jaar is overschreden. Dit heeft geleid tot een gevangenisstraf van tien dagen, die reeds is ondergaan door de verdachte. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht en de relevante artikelen van de Opiumwet.