ECLI:NL:RBZWB:2022:7603

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
12-700138-10
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidinggeven aan criminele organisatie met hennep en witwassen

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van onder andere het leiden van een criminele organisatie die zich bezighield met hennepteelt en witwassen. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, met een eerste zitting in 2012 en een eerdere niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in 2015. Na een arrest van het gerechtshof in 2018 werd de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Tijdens de zitting op 17 oktober 2022 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsman en de officier van justitie waren wel aanwezig om hun standpunten te presenteren. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en enkele onderdelen nietig verklaard wegens onvoldoende specificiteit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor bepaalde beschuldigingen, maar achtte andere feiten wel bewezen, waaronder het telen van hennep en het witwassen van geld. De verdachte werd vrijgesproken van enkele beschuldigingen, maar de rechtbank legde hem een gevangenisstraf op van 192 dagen, gelijk aan het voorarrest, en verklaarde de dagvaarding voor een deel nietig. De rechtbank hield rekening met de lange duur van de procedure en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat invloed had op de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 12/700138-10
vonnis van de meervoudige kamer van 15 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
Geboren op [geboortdag] 1965 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M. van der Want, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is voor het eerst op zitting behandeld in 2012, waarna bij uitspraak van
17 december 2015 het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard. Bij arrest van het gerechtshof van 3 mei 2018 is het vonnis van de rechtbank vernietigd en is de zaak terugverwezen naar de rechtbank. De zaak is vervolgens inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 15 december 2022 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2008 tot en met 25 maart 2012 al dan niet samen met anderen:
betrokken was bij zes hennepkwekerijen, en hennep en hennepstekjes verkocht en in bezit had;
betrokken was bij export van hennep en hennepstekjes;
geldbedragen heeft witgewassen (verhullen) en witgewassen voorwerpen voorhanden heeft gehad en daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
valse facturen heeft opgemaakt;
als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die ziet op het plegen van feiten gerelateerd aan hennep, en als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die ziet op witwassen, valsheid in geschrift en oplichting.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat de verdenking beschreven onder het negende gedachtestreepje in feit 3 onder B (‘
geldtegoed(en) staande op de bankrekening(en) ten name van de onderneming met de handelsnamen " [bedrijf 1] ", " [bedrijf 2] " en " [bedrijf 3] " ( [KvK nummer] ) en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of diens [echtgenote verdachte] en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3]’) te weinig specifiek is, waardoor onduidelijk is waar de verdenking op ziet, ook indien dit wordt bezien tegen het licht van de inhoud van het strafdossier. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie desgevraagd niet kunnen verduidelijken wat verdachte onder dit punt wordt verweten. De rechtbank zal de dagvaarding voor dit onderdeel van feit 3 daarom nietig verklaren. De dagvaarding is voor het overige geldig.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 tot en met 5 heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich verenigen met het standpunt van de officier van justitie en heeft geen verweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op grond van de stukken in het dossier is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor:
  • het telen van hennep en hennepstekjes aan de [adres 1] in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 november 2011;
  • het telen van hennep aan de [adres 2] in periode van 1 december 2010 tot en met 15 april 2011;
  • het telen van hennep aan de [adres 2] in de periode van 1 juli 2011 tot en met 26 oktober 2011;
  • het telen van hennep aan de [adres 3] in de periode van 1 juli
2011 tot en met 13 december 2011;
- het aanwezig hebben van 2,6 kilogram hennep aan de [adres 4] op 5 december 2011;
door verdachte, nu uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de betrokkenheid van verdachte bij deze kwekerijen zodanig was dat hij ook daadwerkelijk als pleger of medepleger van de tenlastegelegde gedragingen kan worden aangemerkt. De rechtbank spreekt verdachte daarom hiervan vrij. Het overig onder feit 1 tenlastegelegde acht zij wel wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder 4.4. is weergegeven.
Feit 2
Op grond van de stukken in het dossier is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde onder feit 2. Zij spreek verdachte daarom van dit feit vrij.
Feit 3
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de volgende ten laste gelegde witwashandelingen:
- A, onder gedachtestreepje:
4. verstrekking van 16.000 euro aan zijn vader ten behoeve van de aankoop van een Mercedes C180K, [kenteken 18] . De rechtbank overweegt dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat zowel het contant betaalde deel van het aankoopbedrag als het via de bank overgemaakte deel, of één van deze twee bedragen, afkomstig is van verdachte.
7. verstrekking van (ongeveer) 6.000 euro aan [naam 3] ten behoeve van een verbouwing van een badkamer. Uit de in de woning van [naam 3] aangetroffen nota’s betreffende de verbouwing van de badkamer blijkt dat deze zijn betaald in februari en maart 2007. Deze betalingen vallen daarmee buiten de ten laste gelegde periode.
9. verstrekking van 21.000 euro aan zijn ouders ten behoeve van de kosten voor levensonderhoud, voor brandstof voor een auto, en voor de aanschaf van een tv en meubelen. Niet is gebleken van actieve handelingen van verdachte – contante overhandiging of contante storting op een bankrekening – ter verstrekking van geld aan zijn ouders ten behoeve van de genoemde kosten, zodat niet kan worden bewezen dat zij enig geldbedrag ten behoeve van de genoemde doelen van verdachte hebben ontvangen. De contante betalingen van verdachte aan zijn vader voor de huur van de garagebox en de loods aan de [adres 6] vallen hier buiten.
12. 10.809 euro door overmaking door [medeverdachte] op basis van valse facturen. Het bedrag is overgemaakt door [medeverdachte] op de bankrekening van [naam 5] . Nergens blijkt dat dit geldbedrag door verdachte op de bankrekening van [medeverdachte] is gestort alvorens [medeverdachte] tot betaling overging, of dat dat geldbedrag door verdachte contant aan [medeverdachte] is verstrekt, zodat ten aanzien van dit bedrag witwassen niet kan worden bewezen.
13. verstrekking van 25.000 euro via de bankrekening van [naam 6] aan [naam 5] als lening. Niet is gebleken van actieve handelingen van verdachte – contante overhandiging of contante storting op een bankrekening – ter verstrekking van genoemd bedrag aan
[naam 6] , zodat verdachte ten aanzien van dit bedrag dient te worden vrijgesproken.
14. verstrekking van 15.000 euro via de bankrekening van [naam 6] aan [naam 1] als lening. Ten aanzien van dit geldbedrag geldt hetzelfde als overwogen onder 13.
18. verstrekking van 6.494,42 euro via de bankrekening van [naam 6] aan [naam 5] of één van zijn bedrijven, ten behoeve van de betaling van een hekwerk. Ten aanzien van dit geldbedrag geldt hetzelfde als overwogen onder 13. Hoewel in dit geval het dossier een tapgesprek bevat waarin verdachte zijn vader opdracht geeft het geldbedrag over te maken is daarmee onvoldoende aangetoond dat dit geldbedrag afkomstig was van verdachte.
- B, onder gedachtestreepje:
3. onroerend goed ( [adres 7] en [adres 5] te Kapelle). Naar de financiering van dit onroerend goed is onderzoek gedaan en daaruit is naar voren gekomen dat door [naam 4] hypothecaire leningen zijn verstrekt aan [naam 5] . Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat dit geld afkomstig was van verdachte, dan wel dat dit geld een criminele herkomst had en dat verdachte daarmee iets van doen heeft gehad. Ten aanzien van dit onroerend goed kan daarom niet worden bewezen dat het middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf.
8. diverse voertuigen:
- Mercedes C180K, [kenteken 18] . De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hierboven onder A4 heeft overwogen, en voegt daaraan toe dat niet is gebleken dat dit voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
- Fiat Panda, [kenteken 15] . Dit voertuig was in gebruik bij [naam 3] en stond op naam van [naam 1] . Niet is gebleken dat dit voertuig uit enig misdrijf afkomstig is. Evenmin is gebleken dat verdachte ten aanzien van dit voertuig één of meer van de ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
- Motorfiets KTM 530 EXC, [kenteken 19] . Deze motorfiets is aangetroffen in de loods aan de [adres 5] te Kapelle. Ten aanzien van deze motorfiets heeft [naam 5] verklaard dat hij die heeft gekocht en via de bank heeft betaald. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit voertuig afkomstig is uit enig misdrijf.
- Volkswagen Golf, [kenteken 16] . Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat dit voertuig op naam van [medeverdachte] staat. Tijdens observaties in april, mei en juli 2011 is gezien dat [naam 5] in de auto reed. In de eerste plaats is niet gebleken dat het voertuig uit enig misdrijf afkomstig is, en in de tweede plaats is evenmin gebleken dat verdachte ten aanzien van dit voertuig één of meer van de ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
- Volkswagen Golf, [kenteken 17] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat dit voertuig op naam staat van [naam 5] , en dat dit voertuig van het type T4 is, en niet van het type Golf. Het voertuig is niet teruggevonden in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] of de privé-administratie van [naam 5] . Er is onvoldoende gebleken dat verdachte ten aanzien van dit voertuig één of meer van de ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
- scooter Gilera, [kenteken 20] . Van dit voertuig is alleen bekend dat het is aangetroffen in het pand aan de [adres 7] te Kapelle. Nu verdere onderzoeksgegevens ontbreken kan ten aanzien van dit voertuig niet worden geoordeeld dat het uit enig misdrijf afkomstig is.
- Volkswagen Transporter, [kenteken 21] . Het dossier bevat ten aanzien van dit voertuig geen stukken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat dit voertuig uit enig misdrijf afkomstig is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 maart 2012, in de gemeenten Kapelle en/of Goes en/of Reimerswaal en/of Borsele en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen meermalen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, telkens opzettelijk een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, te weten (onder meer):
- in of omstreeks de periode 1 januari 2010 tot en met 25 maart 2011 in [adres] ), een groot aantal (ongeveer 750) hennepplanten, en
- in de periode van 1 januari 2011 tot en met 8 november 2011, een groot aantal hennepstekken en/of hennep (aan onder meer [naam 24] en [naam 7] en [naam 8] en [naam 12] ), en
- op 20 mei 2011 in 's-Heer Hendrikskinderen ( [adres 6] / [loods] ) een hoeveelheid van ongeveer 3,9 kilogram, hennep en
- op 20 mei 2011 in 's-Heer Hendrikskinderen ( [adres 6] / [garagebox] ) een hoeveelheid van ongeveer 26,5 kilogram en een hoeveelheid van 7,6 kilogram, hennep en
- op 29 juni 2011 in Kapelle een hoeveelheid van ongeveer 4,3 kilogram, hennep en
- op 28 oktober 2011 in Kapelle een hoeveelheid van ongeveer 9 kilogram, hennep en
ongeveer 220, hennepplanten en
- op 8 november 2011 in Kapelle ( [adres 5] ) een hoeveelheid van ongeveer 11 kilogram, hennep en
- op 8 november 2011 in Kapelle ( [adres 7] ) een hoeveelheid van ongeveer 9,4 kilogram, hennep
heeft geteeld en/of verkocht en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad.
3.
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 8 november 2011, in de gemeenten Kapelle en/of Goes en/of elders in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij verdachte voorwerpen, te weten:
A.
  • geldbedragen, door (telkens) gedurende periode 1 januari 2008 tot 8 november 2011 aan [naam 6] contant enig geld te verstrekken t.b.v de huur voor de [loods] en [garagebox] in de [adres 6] in 's-Heer Hendrikskinderen , en
  • geldbedragen, door in de periode van 1 januari 2008 tot en met 8 november 2011 (telkens) contant enig geld te verstrekken aan [naam 3] voor de dagelijkse huishouding en het kopen van levensmiddelen, en
  • een geldbedrag, door dit te verstrekken voor de aankoop van een camper in februari 2008 in België en vervolgens die camper op naam van een ander te zetten, en
  • 45.000 euro, door dit geld te verstrekken voor de koop van een kajuitmotorboot (Arvor25 Fish, [registratienummer] ) en vervolgens die boot op naam van een ander ( [naam 26] ) te zetten, en
  • geldbedragen, door hiermee één of meer stellingen en een aanhangwagen en een heftruck voor [naam 1] en/of [naam 2] en/of de onderneming "Trouble Savers" te kopen/betalen, en
  • 24.761,50 euro, door in 2011 (telkens) contant enig geld te verstrekken aan
[naam 18] naar aanleiding van (telkens) valselijk opgemaakte facturen, en
- één of meer geldbedrag(en), door dit in 2009 contant te verstrekken aan [naam 3]
t.b.v. vakantie (Dominicaanse republiek), en
  • 23.000 euro, door dit in augustus 2009 contant te verstrekken bij de koop van gereedschappen/machine t.b.v. [naam 5] en/of de onderneming met de handelsnamen " [bedrijf 1] ", " [bedrijf 2] " en " [bedrijf 3] ", en
  • 64.783,08 euro, door in 2010 en 2011 (telkens) contant enig geld te verstrekken aan [naam 19] naar aanleiding van (telkens) valselijk opgemaakte facturen, en
  • 5.000 euro, door dit in januari/maart 2011 als lening te verstrekken aan [medeverdachte] , en
  • geldbedragen, door in 2011 (telkens) contant enig geld te verstrekken aan [naam 21] (via [naam 18] ) naar aanleiding van (telkens) valselijk opgemaakte facturen, en
  • 36.132,24 euro, door in 2011 (telkens) contant geld te verstrekken aan [naam 22] naar aanleiding van (telkens) valselijk opgemaakte facturen, en
  • 5.890,50 euro, door dit in 2011 contant te verstrekken aan [naam 20] naar aanleiding van een valselijk opgemaakte factuur, en
  • 1.059,10 euro, door hiermee in 2011 "een EVC proeve van bekwaamheid" t.b.v. [naam 23] te betalen, en
  • 395 euro, door hiermee "een mondelinge cursus APK" t.b.v. [naam 23] te betalen, en
  • geldbedragen, door (telkens) met enig contant geld [naam 23] uit te betalen voor verrichtte werkzaamheden,
de werkelijke aard, de herkomst heeft verhuld, terwijl hij wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
EN
B.
- een camper (Fiat Ducato) en
- een kajuitmotorboot (Arvor25 Fish, registratienr. [registratienummer] ) en
- rollend materieel ten behoeve van [naam 5] en/of de onderneming met de
handelsnamen " [bedrijf 1] ", " [bedrijf 2] " en " [bedrijf 3]
" ( [KvK nummer] ) (zoals:
* hoogwerker DAF met [kenteken 1] , en
* hoogwerker Volvo met [kenteken 2] , en
* aanhanger Doornwaard DE met [kenteken 3] , en
* hoogwerker Iveco Daily 2000 met kenteken [kenteken 4] , en
* trekker MAN H05 met kenteken [kenteken 5] , en
* open wagen Mitsubishi L200 met kenteken [kenteken 6] , en
* gesloten wagen Mitsubishi Pajero Sport met kenteken [kenteken 7] , en
* Nissan Cabstar met kenteken [kenteken 8] , en
* gesloten wagen 4WD Toyota Hilux 2.4 met [kenteken 9] , en
* aanhanger Van Weel VW 1300P met [kenteken 10] , en
* aanhanger Van Weel VW 1300P met [kenteken 11] , en
* aanhanger Verdegro met [kenteken 12] , en
* BDW Volvo FS met [kenteken 13] , en
* Volkswagen bestel 1,2D met [kenteken 14] , en
* drie, althans één of meer, elektrische golfkarren Matsa, en
* drie, althans één of meer, aanhanger(s) met generator Wanco-Arvada, en
* elektrische heftruck Clark type GEM 165, en
* hoogwerker STAR-6, en
* grondverzetmachine (minigraver), en
- inventarisgoederen ten behoeve van [naam 5] en/of de onderneming met de
handelsnamen " [bedrijf 1] ", " [bedrijf 2] " en " [bedrijf 3]
" ( [KvK nummer] ) en de inrichting van de loods gelegen aan
de [adres 7] en de loods gelegen aan de [adres 5] , en
- gereedschap(pen) en machines ten behoeve van [naam 5]
en/of de onderneming met de handelsnamen " [bedrijf 1] ", " [bedrijf 2]
" en " [bedrijf 3] " ( [KvK nummer] ), en
- goederen (stellingen, aanhangwagen, heftruck) ten behoeve van [naam 1]
en/of [naam 2] en/of zijn onderneming " [bedrijf 4] ", en
- een voertuig VW Passat [kenteken ] , en
- aangetroffen contante geldbedragen (zoals 42.708,18 euro en 700 dollar en 5.845 euro en 2.850 euro),
voorhanden gehad en/of overdragen, en van voorwerpen, gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
4.
hij in de periode van 1 november 2009 tot en met 8 november 2011 te Kapelle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen,
  • factuur, met factuurnummer 14-2009 en factuurdatum 02-11-2009 van het bedrijf [naam 25] , klus en grondwerken en gericht aan [bedrijf 5] , en
  • factuur, met factuurnummer 17-2009 en factuurdatum 30-11-2009 van het bedrijf [naam 25] , klus en grondwerken en gericht aan [bedrijf 5] , en
  • factuur, met factuurnummer 01-2010 en factuurdatum 4-01-2010 van het bedrijf
[naam 25] , klus en grondwerken en gericht aan [bedrijf 5] , en
- factuur, met factuurnummer 06-2010 en factuurdatum 10-03-2010 van het bedrijf
[naam 5] [bedrijf 8] en gericht aan [bedrijf 5] , en
- factuur, met factuurnummer 19-2010 en factuurdatum 28-05-2010 van het bedrijf
[naam 5] [bedrijf 8] en gericht aan [bedrijf 5] , en
- factuur, met factuurnummer 35-2010 en factuurdatum 28-08-2010 van het bedrijf
[naam 5] [bedrijf 8] en gericht aan [bedrijf 5] , en
- factuur, met factuurnummer 47-2010 en factuurdatum 01-11-2010 van het bedrijf
[naam 5] [bedrijf 8] en gericht aan [bedrijf 5] , en
- factuur, met factuurnummer 64-2010 en factuurdatum 08-12-2010 van het bedrijf
[naam 5] [bedrijf 8] en gericht aan [bedrijf 5] , en
  • factuur, met factuurnummer 24-2011 en factuurdatum 11-02-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [naam 22] , en
  • factuur, met factuurnummer 27-2011 en factuurdatum 28-02-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [naam 22] , en
  • factuur, met factuurnummer 32-2011 en factuurdatum 02-03-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 5] , en
  • factuur, met factuurnummer 38-2011 en factuurdatum 25-03-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [naam 22] , en
  • factuur, met factuurnummer 43A-2011 en factuurdatum 04-04-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 5] , en
  • factuur, met factuurnummer 44-2011 en factuurdatum 05-04-2011 van het bedrijf
" [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 7] b.v., en
  • factuur, met factuurnummer 52-2011 en factuurdatum 22-04-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [naam 22] , en
  • factuur, met factuurnummer 65-2011 en factuurdatum 23-05-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [naam 22] , en
  • factuur, met factuurnummer 86-2011 en factuurdatum 16-06-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 7] b.v., en
  • factuur, met factuurnummer 94-2011 en factuurdatum 15-07-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 5] , en
  • factuur, met factuurnummer 127-2011 en factuurdatum 06-09-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 5] , en
  • factuur, met factuurnummer 147 en factuurdatum 04-10-2011 van het bedrijf " [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 7] b.v., en
  • factuur, met factuurnummer 153 en factuurdatum 12-10-2011 van het bedrijf
" [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 6] , en
- factuur, met factuurnummer 158 en factuurdatum 25-10-2011 van het bedrijf
" [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 7] b.v., en
- factuur, met factuurnummer 158 en factuurdatum 27-10-2011 van het bedrijf
" [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 7] b.v., en
- factuur, met factuurnummer 166 en factuurdatum 01-11-2011 van het bedrijf
" [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 7] b.v., en
- factuur, met factuurnummer 167 en factuurdatum 01-11-2011 van het bedrijf
" [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 7] b.v., en
- factuur, met factuurnummer 168 en factuurdatum 01-11-2011 van het bedrijf
" [bedrijf 1] " en gericht aan [bedrijf 7] b.v.,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt, immers heeft
/hebbenverdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid - kort en zakelijk weergegeven - in die facturen vermeld dat door genoemd bedrijf werkzaamheden zijn uitgevoerd ten behoeve van de
geadresseerde, zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
5.
A.
in de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 maart 2012, in de gemeente(n) Kapelle en/of Goes en/of Vlissingen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen, te weten uit hem, verdachte, en [naam 1] en
[naam 2] en [naam 7] en [naam 9] en [naam 10] en [naam 8] en [naam 11] en [naam 12] en [naam 13] en [naam 14] en [naam 15] en [naam 16] en [naam 17] en/of één of meer andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde, en vijfde lid van de Opiumwet, namelijk
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en verkopen, en
afleveren en verstrekken en vervoeren en vervaardigen van (grote) hoeveelheden hennep, en
- het opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden hennep, zulks terwijl hij, verdachte, leider van voormelde organisatie was;
EN
B.
in de periode van 1 januari 2008 tot en met 8 november 2011, in de gemeente(n) Kapelle en/of Goes en/of Vlissingen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit een samenwerkingsverband
van een aantal natuurlijke personen, te weten uit hem, verdachte, en [naam 5] en [naam 18] en [naam 19] en [naam 20] en [naam 22] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
  • het plegen van valsheid in geschrift en
  • het witwassen (van de opbrengsten uit de hennepteelt en de verkoop van en de
handel in hennep, althans uit enige misdrijven),
zulks terwijl hij, verdachte, leider van voormelde organisatie was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Ten aanzien van het onder feit 3, B, tiende gedachtestreepje, overweegt de rechtbank betreffende de bedragen 42.708,18 euro, 700 dollar en 2.850 euro het volgende.
De eerste twee bedragen zijn aangetroffen in de woning van [naam 3] . Zij en haar zoon [naam 5] hebben verklaard dat verdachte af en toe blijft logeren in de woning en dat de aangetroffen geldbedragen niet van hen zijn. [naam 3] denkt dat het van verdachte is. Zijn paspoort lag daar omdat hij daar wel eens slaapt. Gelet hierop en op het feit dat verdachte inkomsten had uit de onder feit 1 bewezenverklaarde feiten gaat de rechtbank ervan uit dat deze geldbedragen toebehoren aan verdachte.
Het geldbedrag van 2.850 euro is aangetroffen in de garagebox aan de [adres 6] te ’s-Heer Hendrikskinderen . Verdachte had deze garagebox in gebruik, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat ook dit geldbedrag aan hem toebehoort.
Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt ten aanzien van het voorhanden hebben van geld dat onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf dat witwassen slechts dan kan worden bewezen als de gedragingen van verdachte waren gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geld.
Ten aanzien van de genoemde geldbedragen is niet gebleken dat verdachte gedragingen heeft verricht die waren gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen, zodat het bewezenverklaarde voorhanden hebben ervan niet kan worden gekwalificeerd als witwassen zoals bedoeld in
artikel 420bis Sr. Het bewezenverklaarde zou wel kunnen worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen ex artikel 420bis.1 Sr, maar de pleegdatum is gelegen vóór de inwerkingtreding van dit artikel op 1 januari 2017, zodat kwalificatie ook niet op grond van dit artikel kan plaatsvinden. Hoewel het voorhanden hebben van de geldbedragen die afkomstig zijn uit eigen misdrijf kan worden bewezen, kan dit niet worden gekwalificeerd als een strafbaar feit.
De rechtbank zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging voor wat betreft de onder feit 3 B, tiende gedachtestreepje bewezenverklaarde handeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de overige feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en als bijkomende straf verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich verenigen met de eis van de officier van justitie en heeft geen verweren gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De aard en ernst van de feiten
Naar aanleiding van onder meer verdenkingen van hennephandel en witwassen is in maart 2011 een grootschalig onderzoek gestart, genaamd Etenaken. Dit onderzoek heeft uiteindelijk 29 verdachten opgeleverd waaronder verdachte. Op grond van dit onderzoek is vast komen te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het leiden van een criminele organisatie die op het plegen van hennepfeiten was gericht en een criminele organisatie die op het witwassen van de inkomsten uit die hennepfeiten was gericht. Binnen die criminele organisaties heeft hij zich schuldig gemaakt aan hennepfeiten, valsheid in geschrift en witwassen. Verdachte stond hierin aan het roer. Hij nam de besluiten en organiseerde klanten voor hennepstekken en hennep en hij was ook degene aan wie verantwoording werd afgelegd en die bij problemen werd gebeld. Als een spin in het web heeft verdachte personen om zich heen georganiseerd die in verschillende onderdelen van de softdrugshandel voorzagen waardoor het gehele proces van de kweek van hennepstekken tot de verkoop van de hennep tot zijn beschikking stond. Zo waren diverse personen bij deze organisatie betrokken met ieder hun eigen rol. Met de contante opbrengsten uit de hennephandel heeft hij rollend materieel, machines en gereedschappen voor [bedrijf 1] , het bedrijf van zijn zoon, gekocht. Omdat deze aankopen niet drukten op de beschikbare financiën van het bedrijf werd de concurrentiepositie van [bedrijf 1] ten opzichte van bedrijven die vergelijkbare diensten verleenden op een oneerlijke manier verbeterd. Verder werd door verdachte met contant hennepgeld (terug)betaald aan bedrijven die een valse factuur van [bedrijf 1] hadden betaald. Deze valse facturen werden in samenspraak met de bedrijven door verdachte opgemaakt. De valse facturen vormden niet alleen een manier om het contante hennepgeld weg te sluizen, de bankbetalingen die volgden op de valse facturen vormden ook een gefingeerde legale inkomstenbron voor [bedrijf 1] .
Door het leiding geven aan dergelijke organisaties heeft verdachte geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in softdrugs met zich meebrengt. Dit geldt niet alleen op het gebied van de effecten van het gebruik van verdovende middelen voor de volksgezondheid, maar betreft ook het criminele circuit waarvan deel wordt uitgemaakt waardoor een grote bijdrage wordt geleverd aan de handel in softdrugs die tot veel criminaliteit en overlast leidt door de grote hoeveelheid geld die hiermee wordt verdiend. Criminele organisaties als deze hebben bovendien een ontwrichtend en ondermijnend effect op de rechtsorde, doordat de door dergelijke organisaties in de onderwereld illegaal behaalde winsten doorgaans weer in de bovenwereld worden uitgegeven of geïnvesteerd. Op deze wijze vindt vermenging van de (illegale) onderwereld met de (legale) bovenwereld plaats en de onderhavige zaak is daar een sprekend voorbeeld van. Verdachte heeft zich hierbij kennelijk enkel laten leiden door winstbejag en heeft zich niet bekommerd om de maatschappelijke gevolgen die hiermee worden veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
6.3.2
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest, zij het langer geleden. Ook blijkt hieruit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
6.3.3
De redelijke termijn van berechting
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank ook rekening met de redelijke termijn van berechting die is opgenomen in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad geldt voor de berechting in eerste aanleg als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Gelet op het tijdsverloop van ruim 11 jaar tussen de aanvangstermijn van 8 november 2011 (datum inverzekeringstelling) en het eindvonnis van heden 15 december 2022, staat als een paal boven water dat in deze zaak de redelijke termijn van berechting is overschreden. Bijzondere omstandigheden, waardoor van het uitgangspunt van twee jaar kan worden afgeweken, zijn in deze zaak zeker aan de orde geweest, zoals de omvang van het onderzoek, de tussentijdse behandeling in hoger beroep van een appel na de niet ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging, waarna de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank en de gelijktijdige berechting van de medeverdachten, waarbij op verzoek van de verdediging door de rechter-commissaris veel getuigen werden gehoord. Maar die omstandigheden rechtvaardigen niet het totale tijdsverloop. Het gerechtshof ging in haar arrest van 3 mei 2018 al uit van een forse overschrijding van de redelijke termijn, zowel bij de rechtbank in 2015 als bij het gerechtshof zelf. Daarbij komt nog het tijdsverloop na de terugverwijzing door het gerechtshof. Na de laatste regiezitting van 24 mei 2019 heeft de zaak namelijk zonder aanwijsbare reden ruim drie jaar stilgelegen. Die omstandigheid is niet te wijten aan de verdediging. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er in totaal sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van vijf jaar. Zij zal naar aanleiding daarvan voor wat betreft de op te leggen straf handelen naar bevind van zaken.
6.3.4
De straf
Ondanks het feit dat de rechtbank minder bewezen heeft verklaard dan waarvan de officier van justitie bij zijn eis is uitgegaan, is zij van oordeel dat de eis een passende straf is. Zij overweegt daarbij dat de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, gelet op de straffen die doorgaans hiervoor worden opgelegd, in beginsel een hogere straf rechtvaardigen, namelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Zij acht een hogere strafoplegging dan het reeds ondergane voorarrest nu echter niet meer opportuun, omdat de zaak jarenlang boven het hoofd van verdachte heeft gehangen. Ook houdt zij rekening met het feit dat verdachte afstand heeft gedaan van de onder hem inbeslaggenomen goederen. Dit betekent dat deze goederen niet meer aan verdachte kunnen worden teruggegeven, terwijl deze wel een behoorlijke waarde vertegenwoordigen. Verdachte wordt aldus ook financieel getroffen.
De rechtbank legt daarom aan verdachte een gevangenisstraf op van 192 dagen met aftrek van voorarrest en stelt in dat verband vast dat verdachte deze straf reeds heeft ondergaan.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 63, 140, 225, 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11b van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig voor zover deze betrekking heeft op feit 3, onder B, negende gedachtestreepje;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 3, B, tiende gedachtestreepje niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging daarvan;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:Gewoontewitwassen;
feit 4:Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 5:Als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet en als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 192 (honderdtweeënnegentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. E.G.F. Vliegenberg en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge en mr. A.J. Moggré-Hengst, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 december 2022.