Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De zaak is voor het eerst behandeld in 2012, maar na een eerdere uitspraak van het Openbaar Ministerie in 2015, werd de zaak terugverwezen door het gerechtshof in 2018. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 17 oktober 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarna het onderzoek op 15 december 2022 werd gesloten.
De tenlastelegging omvatte beschuldigingen van witwassen van voorwerpen en geld, en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de dagvaarding voor een deel nietig was vanwege onduidelijkheid in de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van witwassen, aangezien de verdachte niet kon worden aangetoond dat hij de voorwerpen had verworven of gebruikt. Ook was er onvoldoende bewijs voor deelname aan een criminele organisatie, waardoor de verdachte van beide feiten is vrijgesproken.
De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard voor het onduidelijke onderdeel en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting en is ondertekend door de rechters en griffiers.