ECLI:NL:RBZWB:2022:7602

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
12-705321-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens witwassen en deelname aan criminele organisatie

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De zaak is voor het eerst behandeld in 2012, maar na een eerdere uitspraak van het Openbaar Ministerie in 2015, werd de zaak terugverwezen door het gerechtshof in 2018. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 17 oktober 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarna het onderzoek op 15 december 2022 werd gesloten.

De tenlastelegging omvatte beschuldigingen van witwassen van voorwerpen en geld, en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de dagvaarding voor een deel nietig was vanwege onduidelijkheid in de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van witwassen, aangezien de verdachte niet kon worden aangetoond dat hij de voorwerpen had verworven of gebruikt. Ook was er onvoldoende bewijs voor deelname aan een criminele organisatie, waardoor de verdachte van beide feiten is vrijgesproken.

De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard voor het onduidelijke onderdeel en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting en is ondertekend door de rechters en griffiers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 12-705321-12
vonnis van de meervoudige kamer van 15 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. H.M. Dunsbergen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is voor het eerst op zitting behandeld in 2012, waarna bij uitspraak van
17 december 2015 het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard. Bij arrest van het gerechtshof van 3 mei 2018 is het vonnis van de rechtbank vernietigd en is de zaak terugverwezen naar de rechtbank. De zaak is vervolgens inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 15 december 2022 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2008 tot en met 8 november 2011:
  • al dan niet samen met anderen voorwerpen en geld heeft witgewassen;
  • heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van onder andere witwasfeiten.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat de verdenking beschreven onder het laatste gedachtestreepje in feit 1 (
‘één of meer geldbedragen (gedane betalingen voor verrichtte werkzaamheden
door/via de onderneming met de handelsnamen " [bedrijf 1] ", " [bedrijf 2]
" en " [bedrijf 3] "’), weinig specifiek en daardoor onduidelijk is, ook indien dit wordt bezien tegen het licht van de inhoud van het strafdossier. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie desgevraagd niet kunnen verduidelijken waar dit deel van de tenlastelegging op ziet. De rechtbank zal de dagvaarding voor dit onderdeel van feit 1 daarom nietig verklaren. De dagvaarding is voor het overige geldig.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Hij heeft vrijspraak gevorderd voor feit 2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich verenigen met het standpunt van de officier van justitie en heeft geen verweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het dossier ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat deze door verdachte zijn witgewassen.
Zo is van de hoogwerkers en de trekker onvoldoende gebleken dat hij deze heeft verworven, overgedragen, omgezet of voorhanden heeft gehad, of dat hij van deze voertuigen gebruik heeft gemaakt. De voertuigen zijn aangekocht door iemand anders en zijn gebruikt in het bedrijf [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). Het enkele feit dat deze voertuigen enige tijd op naam van verdachte waren geregistreerd, kan hoogstens duiden op het verhullen van de herkomst van het aankoopbedrag, maar dat is niet ten laste gelegd.
Het genoemde geldbedrag dat zou zien op de betaling van facturen met de nummers 18, 19 en 21 is, op verzoek van [medeverdachte] , overgemaakt door verdachte zelf. Aangezien verdachte een eigen inkomen had uit werk kan niet zonder meer geoordeeld worden dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was.
Verdachte heeft weliswaar een lening ontvangen van [medeverdachte] ter hoogte van 5.000 euro, maar uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte wist dat dat geld van misdrijf afkomstig was.
Ten aanzien van de Mercedes Benz Vito bevat het dossier een aankoopnota waaruit blijkt dat verdachte dit voertuig zelf contant heeft betaald op 22 september 2008. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat het geld dat voor de aankoop is gebruikt van een misdrijf afkomstig zou zijn. Verdachte had op dat moment zelf inkomen uit werk.
Feit 2
In het vonnis van [medeverdachte] is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat er sprake was van een criminele organisatie gericht op witwassen en het plegen van valsheid in geschrift. Uit het dossier volgt niet, dat verdachte een aandeel had in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunde, die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van de strafbare feiten waartoe de tenlastegelegde criminele organisatie het oogmerk had. De rechtbank is daarom van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte aan die criminele organisatie heeft deelgenomen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit.

5.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig voor zover deze betrekking heeft op feit 1, laatste gedachtestreepje;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. E.G.F. Vliegenberg en
mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge en
mr. A.J. Moggré-Hengst, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op
15 december 2022.