ECLI:NL:RBZWB:2022:7598

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
02/059646-22 en 02/215071-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bedreiging en veroordeling voor meerdere inbraken met ISD-maatregel

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en meerdere inbraken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging van een slachtoffer met een mes, omdat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het feit had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er te veel twijfel bestond over de exacte toedracht van het incident, mede door tegenstrijdigheden in de verklaringen van de betrokkenen.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor acht inbraken en pogingen daartoe, voornamelijk in scoutinggebouwen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De verdachte had in het verleden al eerder een ISD-maatregel opgelegd gekregen en de rechtbank oordeelde dat de maatschappij beschermd moest worden tegen zijn daden. Daarom werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar.

De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, dat veel veroordelingen voor inbraken bevatte, en de adviezen van de reclassering. De rechtbank besloot dat de verdachte klinisch behandeld moest worden en dat er na zes maanden een tussentijdse toets van de ISD-maatregel zou plaatsvinden. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de verdachte onrechtmatig waren benadeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/059646-22 en 02/215071-22
vonnis van de meervoudige kamer van 15 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Zwolle
raadsman mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 december 2022, waarbij de officier van justitie mr. K. Weijers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
Parketnummer 02/059646-22
verdachte heeft geprobeerd om in te breken bij de [benadeelde 1] in Udenhout ;
verdachte heeft geprobeerd om in te breken bij de [benadeelde 2] in Loon op Zand ;
verdachte heeft ingebroken bij de [benadeelde 3] in Etten-Leur en een geldkistje met geld, een laptop en een gitaar heeft gestolen. Dit is subsidiair tenlastegelegd als heling van deze goederen;
verdachte heeft ingebroken bij een [benadeelde 4] in Geertruidenberg en een beamer heeft gestolen. Dit is subsidiair tenlastegelegd als heling van de beamer;
verdachte heeft ingebroken bij een [benadeelde 5] in Raamsdonksveer , en een doos Mars en pakjes Sportlife heeft gestolen. Dit is subsidiair tenlastegelegd als heling van de Marsen en Sportlife;
verdachte heeft ingebroken bij [benadeelde 6] in Raamsdonksveer en twee laptops, muntgeld en een kluis heeft gestolen. Dit is subsidiair tenlastegelegd als heling van de laptops.
verdachte heeft geprobeerd om in te breken bij [benadeelde 6] in Raamsdonksveer ;
verdachte heeft ingebroken bij de [benadeelde 7] in Sint-Michielsgestel en twee gitaren heeft gestolen. Dit is subsidiair tenlastegelegd als heling van de gitaren.
Parketnummer 02/215071-22
1. verdachte in Den Dolder [slachtoffer] heeft bedreigd met een mes en de woorden ‘ik ga je steken’.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02/059646-22
De officier van justitie acht alle (primair) tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, in combinatie met de aangifte en aanhouding op heterdaad (feit 1), de aangifte, de camerabeelden en de gebruikte auto (feit 2), de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de aangetroffen spullen bij de vriendin van verdachte (feit 3), de aangifte, het aantreffen van de beamer bij de vriendin van verdachte en het aangetroffen schoenspoor op de plaats delict (feit 4), de aangifte, de aangetroffen goederen bij de vriendin van verdachte en de camerabeelden (feit 5), de aangifte en de aangetroffen goederen bij de vriendin van verdachte (feit 6), de aangifte, het voertuig dat bij verdachte in gebruik is en de modus operandi (feit 7) en de aangifte (feit 8).
Parketnummer 02/215071-22
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met een mes en de woorden: “ik ga je steken, ik ga je steken”. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaring van [getuige] . De officier van justitie vindt de verklaringen van aangever en getuige betrouwbaar. Hierbij heeft de officier van justitie in aanmerking genomen dat verdachte heeft verklaard dat hij een mes heeft vast gehad, hij excuses heeft gemaakt, bij de reclassering een ander verhaal heeft verteld en tegen een getuige de opmerking heeft gemaakt: dit gaat mij mijn vrijheid kosten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02/059646-22
De verdediging heeft geen verweer gevoerd over een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 02/059646-22. Enkel ten aanzien van feit 3 dient het geldbedrag 100 euro te zijn, in plaats van de 200 euro die in de tenlastelegging is opgenomen.
Parketnummer 02/215071-22
Voor de tenlastegelegde bedreiging heeft de verdediging vrijspraak bepleit. In het dossier zit weliswaar wettig, maar geen overtuigend bewijs. Verdachte heeft een duidelijke verklaring, inclusief situatieschets, afgelegd over hoe het incident is gebeurd. Aangever heeft pas laat aangifte gedaan en had ook een motief om aangifte te doen: het krijgen van verlof. [getuige] is ook pas later gehoord en vond de situatie kennelijk niet bedreigend om direct in te grijpen door bijvoorbeeld op een alarmknop te drukken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Parketnummer 02/059646-22
Van alle acht de pogingen tot inbraak/inbraken is aangifte gedaan en verdachte heeft daarover ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. Op grond daarvan acht de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen conform de bewezenverklaring zoals onder 4.4 opgenomen. Over feit 3 heeft verdachte verklaard dat er ongeveer 100 euro zat in het geldkistje dat hij heeft weggenomen. Nu dit bedrag ook overeenkomt met hetgeen de benadeelde partij vordert in het verzoek tot schadevergoeding, acht de rechtbank een bedrag van 100 euro wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 02/215071-22
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat er op 23 april 2022 bij [Zorginstelling] in Den Dolder een incident heeft plaatsgevonden waarbij verdachte en aangever [slachtoffer] betrokken zijn geweest. Medewerkster van [Zorginstelling] , mevrouw [getuige] , is aanwezig geweest bij het incident.
Hoewel het dossier wettig bewijs bevat voor de tenlastegelegde bedreiging, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte het feit zoals tenlastegelegd heeft gepleegd en bestaat er te veel twijfel over de exacte toedracht en rol van betrokkenen vanwege de volgende omstandigheden:
  • het late moment van de aangifte en de verklaring van getuige;
  • de tegenstrijdigheden in de verklaringen van aangever en getuige over onder andere de bewoordingen die zouden zijn gezegd;
  • het betreft een a-typisch delict voor verdachte en hij heeft alle andere feiten bekend. Verdachte heeft er geen belang bij dit specifieke feit te ontkennen nu dit geen invloed heeft op een eventueel op te leggen maatregel;
  • tegen zijn gewoonte in om alleen bij een rechter - en niet bij de politie - te verklaren heeft verdachte bij de politie de behoefte gevoeld om over dit feit een uitgebreide verklaring, inclusief situatieschets, af te leggen;
  • uit het app-contact van aangever lijkt het alsof aangever een belang heeft bij het doen van aangifte. Dit kan in elk geval niet worden uitgesloten;
  • verdachte heeft desgevraagd direct een authentiek overkomende verklaring afgelegd over de excuses die hij heeft gemaakt aan aangever.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van de tenlastegelegde bedreiging vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 9 maart 2022 te Udenhout, gemeente Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een [benadeelde 1] gebouw (gelegen aan de [adres 6] ) goederen van zijn gading en/of geld, dat/die aan [naam 4] en/of [benadeelde 1] , toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om zich die/dat wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
- het hek/de omheining van het gebouw heeft vernield en
- een raam en deur van voornoemd gebouw heeft vernield en
- (vervolgens) dat gebouw is binnen gegaan en
- (vervolgens) dat gebouw heeft doorzocht terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 9 maart 2022 te Loon op Zand ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een ( [benadeelde 2] )gebouw (gelegen aan de [adres 1] ) goed(eren) van zijn gading en/of geld, dat/die aan [naam 1] en/of [benadeelde 2] , toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om zich die/dat wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak een raam en deur van voornoemd gebouw heeft vernield en vervolgens dat gebouw binnen is gaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 6 maart 2022 te Etten-Leur uit een ( [benadeelde 3] )gebouw (gelegen aan de [adres 2] ), een (geld)kistje (inhoudende 100,00 euro) en een laptop (merk HP type Spectre) en een gitaar (merk Fazley), dat/die aan [naam 2] en/of [benadeelde 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4
in de periode van 01 maart 2022 tot en met 02 maart 2022 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg uit een [benadeelde 4] /gebouw (gelegen aan de [adres 3] ) een beamer (merk Epson, serienummer X4JX9401454), die aan [benadeelde 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5
op 02 maart 2022 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg uit een [benadeelde 5] /gebouw (gelegen aan de [adres 3] ) een doos Mars en pakjes Sportlife, die aan [benadeelde 5] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
6
op 2 maart 2022 te Raamsdonk, gemeente Geertruidenberg uit een gebouw (gelegen aan de [adres 4] ) twee laptops (merk HP notebook) en muntgeld en een kluis, die aan [benadeelde 6] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het die/dat wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
7
op 9 maart 2022 te Raamsdonk, gemeente Geertruidenberg uit een gebouw (gelegen aan de [adres 4] ) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading en/of geld, dat/die aan [benadeelde 6] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om zich die/dat wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een raam heeft vernield en deuren van voornoemd gebouw heeft geopend en (vervolgens) dat gebouw binnen is gaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8
op 6 maart 2022 te Sint-Michielsgestel uit een [benadeelde 7] (gelegen aan de [adres 5] ) twee gitaren, die aan [benadeelde 7] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke isd-maatregel voor de duur van twee jaar. Verdachte heeft al meerdere kansen gehad, waaronder twee keer een schorsing van de voorlopige hechtenis. Door het opleggen van de isd-maatregel wordt de maatschappij beschermd en kan verdachte de behandelingen volgen die hij graag wil.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte het liefst een voorwaardelijke isd-maatregel zou krijgen. Indien er een onvoorwaardelijke isd-maatregel wordt opgelegd, verzoekt de verdediging om in het vonnis een tussentijdse toets te bepalen. Op deze manier kan een vinger aan de pols worden gehouden of er sprake is van voldoende voortgang en of verdachte de behandelingen krijgt die hij nodig heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht inbraken dan wel pogingen daartoe. De slachtoffers van verdachte waren met name scouting- en verenigingsgebouwen. Bij een aantal inbraken heeft verdachte spullen en/of geld meegenomen. Het valt op dat verdachte steeds op vergelijkbare wijze de panden is binnengekomen. Daarbij heeft verdachte zowel aan de buitenzijde, als in de gebouwen veel schade veroorzaakt. Verdachte heeft onder andere verklaard dat hij de feiten heeft gepleegd om in zijn levensonderhoud te voorzien. Daarbij lijkt verdachte niet stil te hebben gestaan bij de schade en de overlast die hij heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het omvangrijke strafblad van verdachte. Daarop staan veel veroordelingen voor eerdere inbraken en pogingen daartoe. Er is dus sprake van relevante recidive.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de diverse rapportages die over verdachte zijn opgemaakt, waaronder het advies van de reclassering van 31 oktober 2022. In dit advies staat onder andere dat verdachte sinds jaren op verschillende manieren onder toezicht van de reclassering heeft gestaan. Op 12 juli 2022 werd in deze zaak voorlopig een voorwaardelijke isd-maatregel geadviseerd. Op 28 juli 2022 werd de voorlopige hechtenis geschorst met voorwaarden. Op 18 augustus 2022 werd het toezicht retour gezonden vanwege de vele overtredingen van het locatiegebod en onttrekking aan het toezicht. Er is de afgelopen jaren veel geprobeerd om verdachte te begeleiden bij het opbouwen van een bestaan buiten de criminaliteit, maar zonder het gewenste resultaat. Om die reden ziet de reclassering geen mogelijkheden meer verdachte via reclasseringstoezicht tot ander gedrag te brengen. De eerder geadviseerde voorwaardelijke isd-maatregel acht de reclassering niet meer haalbaar. De reclassering schat het recidiverisico hoog in gelet op de justitiecontacten en de instabiliteit op diverse leefgebieden. Bij stabiliteit op de gebieden wonen, werken en behandeling zal de kans op recidive afnemen. De reclassering adviseert bij een veroordeling een onvoorwaardelijke isd-maatregel. De reclassering acht het van belang dat verdachte in het kader van de isd-maatregel klinisch behandeld wordt en dat die zo snel als mogelijk zal starten.
De rechtbank is op grond van de bevindingen van de reclassering van oordeel dat het aan verdachte opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wenselijk en noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaromtrent stelt. Voor de door verdachte begane misdrijven is immers voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, terwijl de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
Door het opleggen van de isd-maatregel wordt de maatschappij beschermd tegen de strafbare feiten van verdachte en kan verdachte de behandeling ondergaan die hij nodig heeft en werken aan zijn toekomst. De rechtbank vindt het positief om te horen dat verdachte inmiddels gestart is met medicatie en hiervan ook de voordelen ervaart. De rechtbank hoopt dan ook dat verdachte deze positieve weg zal voortzetten en de aangeboden hulp en begeleiding met beide handen zal aangrijpen.
Gelet op de bevindingen van de reclassering en het op dit moment ontbreken van zicht op een klinische opname acht de rechtbank een voorwaardelijke isd-maatregel niet haalbaar. Verdachte heeft ter terechtzitting ook duidelijk kenbaar gemaakt geen aanhouding van de zaak te willen om eventuele mogelijkheden op dit gebied te laten onderzoeken.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het goed is om tussentijds de voortgang van het verloop van de isd-maatregel te toetsen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de reclassering het noodzakelijk vindt dat klinische behandeling zo snel als mogelijk zal starten. De rechtbank zal dan ook zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis een tussentijdse toets van de isd-maatregel gelasten.

7.De benadeelde partijen

7.1
benadeelde partij [benadeelde 2] Loon op Zand (feit 2)
De benadeelde partij [benadeelde 2] Loon op Zand vordert een schadevergoeding van € 750,-- voor feit 2.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 750,--, ter zake van materiële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 9 maart 2022.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2
benadeelde partij [benadeelde 3] Etten-Leur (feit 3)
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 1.266,--voor feit 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 100,--, bestaande uit het geldbedrag in het weggenomen geldkistje.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 6 maart 2022.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan
nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.3
benadeelde partij [benadeelde 8] (feit 4)
De benadeelde partij [benadeelde 8] vordert – als eigenaar van het gebouw waarin [benadeelde 4] is gevestigd en dat door de inbraak is beschadigd – een schadevergoeding van € 2.002,55 voor feit 4. De vordering bestaat uit materiële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 2.002,55, ter zake van materiële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 2 maart 2022.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten drie gitaren, Marsen, Sportlife en een computer aan de rechthebbenden, te weten de aangevers van de desbetreffende feiten, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.
8.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten de diverse schroevendraaiers en een tang, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met behulp van voornoemde voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38m, 38n, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02/215071-22 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3 primair:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 4 primair:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 5 primair:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 6 primair:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 7:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 8 primair:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
- gelast dat na 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis een tussentijdse toets van de isd-maatregel zal plaatsvinden;
Beslag
- gelast de teruggave aan [benadeelde 7] (feit 8) van voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 en 2;
- gelast de teruggave aan [benadeelde 3] (feit 3) van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 3 en 6;
- gelast de teruggave aan [benadeelde 5] (feit 5) van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 4 en 5;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 7 tot en met 13;
Benadeelde partijen
[benadeelde 2] Loon op Zand (feit 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] Loon op Zand van € 750,--, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] Loon op Zand (feit 2), € 750,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 3] Etten-Leur (feit 3)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] Etten-Leur van € 100,--, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] Etten-Leur (feit 3), € 100,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 8] (feit 4)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 8] van € 2.002,55, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 maart 2022, tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 8] (feit 4), € 2.002,55 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 maart 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. J.C.A.M. Los, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P.M.C.J. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 december 2022.
Mr. Los en mr. Smits zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.