ECLI:NL:RBZWB:2022:7583

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_184
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kindgebonden budget en terugvordering door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Belastingdienst/Toeslagen. De verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst waarin het voorschot kindgebonden budget over 2021 was herzien naar € 3.371,00, wat leidde tot een terugvordering van € 2.136,00. Het primaire besluit werd genomen op 23 november 2021, en het bestreden besluit op 9 december 2021, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard.

Tijdens de zitting op 22 september 2022 was verzoekster aanwezig, samen met een maatschappelijk werker, terwijl de Belastingdienst vertegenwoordigd was door twee medewerkers. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en afspraken gemaakt met partijen. Op 20 oktober 2022 heeft de Belastingdienst het bestreden besluit herzien en de bezwaren van verzoekster gegrond verklaard, waardoor de terugvordering van € 2.136,00 kwam te vervallen. Verzoekster trok hierop haar beroep in en verzocht om vergoeding van het griffierecht.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek. De rechtbank oordeelde dat er geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten waren gemaakt, maar dat de Belastingdienst wel verplicht was het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.A. Karsten-Badal en griffier M.A. de Rooij, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/184

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 23 november 2021 (primair besluit) heeft verweerder het voorschot kindgebonden budget over 2021 herzien naar € 3.371,00 waardoor een terugvordering van € 2.136,00 is ontstaan.
In het besluit van 9 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de beroepszaak heeft plaatsgevonden op 22 september 2022. Verzoekster was daarbij aanwezig, samen met [naam maatschappelijk werker] (maatschappelijk werker). Namens verweerder waren aanwezig [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij een aantal afspraken gemaakt met partijen.
In het besluit van 20 oktober 2022 heeft verweerder het bestreden besluit herzien. De bezwaren van verzoekster zijn alsnog gegrond verklaard. De terugvordering van € 2.136,00 komt te vervallen.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op dit verzoek.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster. In deze zaak zijn echter geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gemaakt.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.