6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft in een café aangever met een bierfles of -glas in zijn gezicht geslagen. Aangever liep daardoor meerdere snijwonden op in zijn gezicht en heeft een blijvend litteken daaraan overgehouden.
Dit maakt dat aangever tot op heden dagelijks met de gevolgen van het handelen van verdachte wordt geconfronteerd.
Aangever heeft niet alleen pijn en letsel ondervonden door toedoen van verdachte, maar ook heeft dit incident psychisch leed bij hem veroorzaakt. Aangever voelt zich niet meer veilig, is onrustig en heeft slaapproblemen. Ook op straat is hij schrikachtig en erg alert. Hij denkt nog vaak terug aan wat hem is overkomen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Over verdachte zijn een aantal rapportages opgemaakt, waaronder een Psychiatrische en Psychologische rapportage, respectievelijk gedateerd op 8 en 9 april 2022. Zowel [psychiater] als [psycholoog] hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast stelt de psycholoog ook een stoornis in alcoholgebruik vast. Zij adviseren om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte en menen dat sprake is van een hoog recidiverisico. Een medicamenteuze behandeling (gericht op vermindering van psychotische verschijnselen) en cognitieve gedragstherapie wordt door beiden van belang geacht. Verder zouden ook sociale vaardigheidstrainingen, een behandeling gericht op agressieregulatie en middelenproblematiek en ondersteuning bij praktische zaken kunnen bijdragen aan het beperken van het recidiverisico. De psychiater en de psycholoog menen dat zo’n behandeling gerealiseerd kan worden door oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden of – in geval dit kader niet voldoende stevig wordt geacht – door oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden.
Nadien heeft de reclassering een advies van 13 juni 2022 uitgebracht over verdachte.
Verdachte staat niet open voor een toezicht, weigert medicamenteuze behandeling en laat zich ook niet ambulant behandelen door het FACT-team van het GGZ, ook al behoort deze behandeling tot de schorsingsvoorwaarden. Het beperkte ziekte-inzicht, zijn gebrek aan motivatie voor behandeling en zijn dagelijkse cannabisgebruik worden door de reclassering gezien als risico-verhogende factoren. De voorwaarden binnen het huidige schorsingstoezicht en de mogelijkheden binnen het kader van een voorwaardelijke veroordeling acht de reclassering op dit moment niet afdoende, gelet op het hoge recidive- en gevaarsrisico. Geadviseerd werd om een maatregelenrapport te laten opmaken om te onderzoeken of het strengere kader van een tbs met voorwaarden meer passend is.
Er is vervolgens een maatregelenrapport door de reclassering uitgebracht op 7 november 2022. Buiten het psychosociaal functioneren ziet de reclassering ook instabiliteit op de overige leefgebieden, behalve op het gebied van wonen. De voorwaarden van het schorsingstoezicht worden nog steeds niet naar behoren nagekomen door verdachte.
Hij staat niet open voor ambulante behandeling door de GGZ, om welke reden dit is stopgezet op 13 oktober 2022. Verdachte spreekt uit dat hij geen motivatie heeft om zich behandelbaar op te stellen binnen de tbs-maatregel met voorwaarden, hij weigert medicijnen in te nemen en er is geen enkele overeenstemming over zijn ziektebeeld. Verder is de onttrekkingskans groot gezien zijn ongemotiveerde houding en het verloop van de schorsing. Het recidiverisico is onverminderd hoog en behandeling is noodzakelijk om dit risico te verlagen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om binnen het kader van de tbs met voorwaarden de risico’s te beperken en het gedrag van verdachte te veranderen.
[reclasseringwerker] heeft de inhoud van de genoemde reclasseringsadviezen op de zitting onderschreven en nader toegelicht. Alle kaders waarbij verdachte vrijwillig aan zet is, worden onuitvoerbaar geacht door de reclassering.
De rechtbank overweegt dat de door de reclassering beschreven weigerachtige houding van verdachte ook naar voren is gekomen ter zitting. Verdachte meent geen psychische problemen te hebben en hij heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij geen medicijnen gaat innemen. Als hij door de rechtbank wordt bevraagd over zijn gewelddadige gedrag, verklaart verdachte dat dit niet door zijn alcoholgebruik kwam, maar door andere mensen en de situaties waar hij in terechtkwam. Om in de woorden van verdachte te spreken: “mensen moeten niet te ver gaan”. Ook heeft verdachte aangegeven dat hij een lijntje neemt, een jointje rookt en alcohol drinkt wanneer hij dat wil.
De maatregel van terbeschikkingstelling
Gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde rapporten, de houding van verdachte ter zitting, de ernst van het feit en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel noodzakelijk is.
De rechtbank ziet geen ruimte voor oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met voorwaarden om het recidiverisico in te perken. Verdachte heeft vanaf 11 maart 2022 door het schorsingstoezicht de kans gekregen om te laten zien dat hij leerbaar is en bereid is om zijn houding en gedrag te veranderen.
De rechtbank had daarbij uitdrukkelijk als voorwaarde gesteld dat verdachte zich moet laten behandelen door de GGZ. Gebleken is dat verdachte hieraan niet heeft willen meewerken, ondanks meerdere pogingen daartoe door de reclassering. Verdachte heeft de aan hem gegeven kans dus niet met beide handen aangegrepen wat de rechtbank buitengewoon zorgwekkend vindt.
De rechtbank neemt in aanmerking dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van de tbs-maatregel, te weten:
- het aanwezig zijn van rapporten van twee gedragsdeskundigen van verschillende
disciplines, waaronder een psychiater, die verdachte onderzocht hebben;
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Met betrekking tot de laatstgenoemde eis overweegt de rechtbank dat zij, anders dan de verdediging van oordeel is, dat wel sprake is van veiligheidsrisico’s. De psychiater, de psycholoog en de reclassering concluderen dat sprake is van een hoog recidiverisico en verdachte heeft meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten op zijn strafblad staan. Daar komt bij dat verdachte meent dat er niets met hem aan de hand is, zodat van enig ziekte-inzicht of ziektebesef geen sprake lijkt te zijn. Duidelijk is dat verdachte behandeling nodig heeft welke tot op heden niet van de grond is gekomen.
Tbs met dwang of met voorwaarden
De vraag is vervolgens of het recidiverisico moet worden afgewend door een tbs met
dwangverpleging of door een tbs met voorwaarden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een succesvolle behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden alleen voldoende kans van slagen hebben als verdachte gemotiveerd is voor een behandeling. Dat aspect is, samen met het wel of niet bestaan van ziekte-inzicht, cruciaal voor de vraag binnen welk kader behandeling moet plaatsvinden. Verdachte heeft echter geen enkel ziektebesef, heeft behandeling tot op heden geweigerd en heeft duidelijk uitgesproken dat hij zich ook in de toekomst niet wil laten behandelen. Er resteert dan geen ander middel dan tbs met een bevel tot verpleging van overheidswege om het recidiverisico te beperken. Verdachte kan zich dan niet aan behandeling onttrekken, waarmee hij enerzijds de behandeling krijgt die hij nodig heeft en waarmee anderzijds de veiligheid van de maatschappij in voldoende mate gegarandeerd kan worden.
Geen gemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt ten slotte dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo snel mogelijk aan zijn behandeling zal beginnen. Zij legt daarom een vrijheidsstraf op die gelijk is aan het voorarrest.
Nu de rechtbank een maatregel oplegt die vrijheidsbeneming met zich brengt, zal zij het bevel voorlopige hechtenis niet opheffen. De rechtbank heft wel de schorsing van de voorlopige hechtenis op.