In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van 8187 gram amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafmaat is in zwaarwegende mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de druk waaronder hij het feit heeft gepleegd. De verdachte heeft verklaard dat hij in financiële problemen verkeerde en onder druk is gezet om het transport uit te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de inhoud van de tas en heeft het feit bekend. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank heeft besloten af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie, gezien de bijzondere omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen gelast, omdat deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.