ECLI:NL:RBZWB:2022:7529

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
02/199636-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de (verlengde) uitvoer van amfetamine met inachtneming van persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van 8187 gram amfetamine. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafmaat is in zwaarwegende mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de druk waaronder hij het feit heeft gepleegd. De verdachte heeft verklaard dat hij in financiële problemen verkeerde en onder druk is gezet om het transport uit te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de inhoud van de tas en heeft het feit bekend. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank heeft besloten af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie, gezien de bijzondere omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen gelast, omdat deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/199636-22
vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht,
raadsman mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte 8187 gram amfetamine heeft uitgevoerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van 8187 gram amfetamine. Verdachte wist van de inhoud van de tas en heeft het feit bekend. Zij acht de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd over de totstandkoming van het transport, zonder persoonlijk contact en met weinig afspraken over het vervoer, ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank, waarbij wordt opgemerkt dat hetgeen verdachte heeft verklaard over de omstandigheden waaronder de uitvoer heeft plaatsgevonden geloofwaardig is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend en er is door de verdediging geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2022209076 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 45.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 17 november 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 augustus 2022, pagina 21 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september 2022, pagina 27 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2022, pagina 33 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2022.08.30.072, d.d. 30 augustus 2022, pagina 35 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van 8187 gram amfetamine.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 7 augustus 2022 te Hoogerheide, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 8187 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
46 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in sterke mate rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij komt dat detentie in Nederland extra zwaar is voor verdachte, omdat verdachte alleen Frans spreekt en zijn familie niet over de financiële middelen beschikt om naar Nederland te komen. De verdediging bepleit primair te volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest met een forse voorwaardelijke straf met de langst mogelijke proeftijd. Subsidiair voert de verdediging aan dat kan worden volstaan met een maand gevangenisstraf per kilo amfetamine. Verdachte kan na die acht maanden zijn leven opnieuw vormgeven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van ruim acht kilo amfetamine. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland wordt de internationale handel in verdovende middelen in stand gehouden en dienen de uitvoerders van die verdovende middelen mede verantwoordelijk te worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is van belang dat amfetamine een stof is die verslavend werkt en schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Daarnaast gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. De handel in harddrugs is regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd.
Voorgaande is ook de reden dat er op het vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, zware straffen zijn gesteld. De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Het oriëntatiepunt voor de uitvoer van een hoeveelheid van 8187 gram harddrugs is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 44 tot 46 maanden. Als factoren die straf verlagend een rol kunnen spelen bij de straftoemeting worden onder meer genoemd: “er is aantoonbaar sprake van bijzonder armoedige omstandigheden” en “er is sprake van een dader die duidelijk is misbruikt door de organisatie (te denken valt bijvoorbeeld aan daders met een beperkte intelligentie/grote naïviteit)”. Deze factoren spelen naar het oordeel van de rechtbank in casu een grote rol.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met specifiek de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft verklaard over de financiële problemen van zijn moeder, bij wie hij met zijn vriendin en stiefzoon inwoont. Deze problemen waren zo acuut dat hij, nadat hij was benaderd voor het transport, nog dezelfde avond in de auto is gestapt en naar Nederland is gereden, aldus verdachte. Toen hij tijdens deze actie geconfronteerd werd met het feit dat hij harddrugs moest vervoeren terwijl hij dit eigenlijk niet wilde, voelde hij zich onder druk gezet om het transport toch te verrichten, zo heeft verdachte verklaard. Hij stelt altijd in de pas te hebben gelopen en hard te hebben gewerkt. De rechtbank heeft geen reden om aan verdachtes verklaring over de totstandkoming van het transport te twijfelen. Dat het een impulsieve en naïeve daad is geweest en verdachte het plan niet heeft doordacht, blijkt uit de wijze waarop de drugs zijn vervoerd en aangetroffen, in verdachte zijn eigen auto, die opviel vanwege een loszittende bumper, in een openstaande plastic tas in de kofferbak. De rechtbank stelt vast dat verdachte omwille van de financiële toestand van zijn moeder een verkeerde keuze heeft gemaakt, waarbij zijn jonge leeftijd, grote naïviteit en ontvankelijkheid voor beïnvloeding door anderen een grote rol hebben gespeeld.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. Bij de bepaling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank in zwaarwegende mate rekening met voornoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder zijn jeugdige leeftijd, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de rol die verdachte daarin heeft gehad. De rechtbank weegt ook mee dat detentie in Nederland verdachte bovenmatig zwaar valt, omdat hij zijn familie niet kan zien. Zij beschikken niet over de financiële middelen om naar Nederland te reizen. Uit verdachtes emoties ter zitting is eveneens gebleken dat de detentie hem zwaar valt en de rechtbank is er dan ook van overtuigd dat verdachte dusdanig is geschrokken van de strafrechtelijke consequenties die het gepleegde feit heeft, dat het bij een eenmalige misstap blijft. Gezien deze bijzondere omstandigheden zal de rechtbank in sterke mate afwijken van de LOVS-oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat onder deze specifieke omstandigheden en gelet op de persoon van verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot het voorwerp. Verder betreft het een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven
verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 2 STK Luchtbed (G2505226);
* 1 STK Personenauto FZ065RJ (G2490735);
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 8 STK Amfetamine (G2490748).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. D.S.G. Froger-Zeeuwen en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 december 2022.