ECLI:NL:RBZWB:2022:7528

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
02-196887-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in een rijtjeswoning in Tilburg. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.C.M. Tönis. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 17 november 2022, waar de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had op 4 augustus 2022 opzettelijk brand gesticht, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor andere bewoners van de woning. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van getuigen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden vast, waaronder een klinische behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak van hulpverlening voor de verdachte, die een belast verleden had en kampt met psychosociale problemen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-196887-22
vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
Geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht,
raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht in een woning in Tilburg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen is ontstaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend en er is door de verdediging geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R022064 van de districtsrecherche Hart van Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 117.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 17 november 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2022, pagina 10 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] d.d. 4 augustus 2022, pagina 16 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] d.d. 10 augustus 2022, pagina 68 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen is ontstaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 4 augustus 2022 te Tilburg opzettelijk brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan de [adres] door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan gedeeltes van die woning en zich in voornoemde woning bevindende
goederen, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor die woning en de overige zich in voornoemde woning bevindende goederen en de belendende woningen
en
levensgevaar voor de overige zich in voornoemde woning bevindende personen
of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de overige zich in voornoemde woning bevindende personen
te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging benadrukt de noodzaak van een klinische behandeling. Verdachte is bereid zich aan het grote aantal ingrijpende voorwaarden te houden. De verdediging bepleit te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal 7 of 8 maanden met een groot voorwaardelijk deel, zodat verdachte direct vanuit detentie klinisch kan worden opgenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 4 augustus 2022 schuldig gemaakt aan brandstichting in een rijtjeswoning met meerdere kamers. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte in overwegede mate vanuit boosheid heeft gehandeld. Op het moment dat hij hoorde dat zijn traject bij de [naam stichting] zou worden gestopt en hij de woning zou moeten verlaten als hij niet zou betalen, heeft hij gezegd dat hij de boel in de fik zou steken. Kort daarna heeft hij in zijn kamer met een aansteker zijn dekbed in brand gestoken en vervolgens heeft hij zijn deur op slot gedaan en de woning verlaten. Hierdoor is een uitslaande brand ontstaan en is de kamer volledig uitgebrand. De brand stond op het punt om over te slaan naar de rest van het gebouw. Tijdens de brand waren twee bewoners van andere kamers aanwezig. Dit betekent dat door het handelen van verdachte niet alleen gevaar voor goederen, maar ook levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Verdachte wist in ieder geval van één van de twee personen dat hij in de woning aanwezig was, omdat deze persoon notabene de deur voor verdachte had geopend. De bewoners hebben geluk gehad dat de rookmelder in werking was, waardoor zij kort nadat de brand is ontstaan de woning hebben kunnen verlaten. Niet alleen voor de bewoners van het pand, maar ook voor de maatschappij in het algemeen geldt dat brandstichting gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengt, vooral nu de brandstichting heeft plaatsgevonden in een middenwoning in een rij met meerdere woningen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor brandstichting. Ook volgt daaruit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 7 november 2022. Hieruit blijkt dat verdachte een belast verleden heeft en kampt met onbehandelde problemen op het gebied van psychosociaal functioneren. Verdachte beschikt over onvoldoende adequate copingvaardigheden en lijkt niet in staat om tijdig hulp te vragen. Er bestaat instabiliteit op alle leefgebieden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Verdachte kan de ernst van zijn gedrag en de gevolgen voor zichzelf en anderen onvoldoende inschatten. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waarbij klinische behandeling gericht op traumabehandeling noodzakelijk is.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die doorgaans worden opgelegd in soortgelijke zaken. Brandstichting is een zeer ernstig feit en als reactie op dit soort feiten past in beginsel dan ook alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank houdt er rekening mee dat in dit geval de brand is gesticht in een woning en dat daardoor niet enkel gevaar voor goederen maar ook voor personen is ontstaan. Bovendien bestaan bij de rechtbank, mede gelet op hetgeen vermeld is in het reclasseringsadvies, grote zorgen over verdachte. Uit het advies blijkt de noodzaak van een hulpverleningstraject in het kader van bijzondere voorwaarden. Om dit mogelijk te maken, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Bovendien wordt met dit voorwaardelijk strafdeel beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Met betrekking tot de hoogte van de straf is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. Wel is zij van oordeel dat een langere proeftijd noodzakelijk is om verdachte meer tijd te geven het hulpverleningstraject te laten slagen.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres Rompertsebaan 12, 5231 GS
‘s-Hertogenbosch. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* verdachte is door de reclassering aangemeld voor een forensische klinische opname ten behoeve van zijn traumabehandeling. Indien geïndiceerd door IFZ, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de behandelaar en reclassering nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang
gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1. STK Mes (Omschrijving: G2490016, zwart).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. D.S.G. Froger-Zeeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 december 2022.