ECLI:NL:RBZWB:2022:7511

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
22-002208
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv na sepot van strafrechtelijke vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door verzoeker, die in 2020 werd verdacht van het voorhanden hebben van een wapen. De officier van justitie heeft op 21 juli 2020 besloten om de strafrechtelijke verdenking te seponeren, wat verzoeker op 18 augustus 2020 heeft vernomen. Verzoeker heeft pas in juli 2021 kennisgenomen van dit sepot en heeft kosten van rechtsbijstand gemaakt ter hoogte van € 731,08. Daarnaast heeft verzoeker een forfaitaire vergoeding van € 680,00 gevraagd voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift in raadkamer.

Tijdens de zitting op 20 mei 2022 heeft de rechtbank de officier van justitie en de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. E.M.J. Thomas, gehoord. Verzoeker was niet verschenen. De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift in zijn geheel toegewezen kan worden. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat zij bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van rechtsbijstand voldoende zijn onderbouwd en niet onbillijk zijn. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.411,08, bestaande uit € 731,08 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, J. van ‘t Westende, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/188654-20
rk-nummer: 22-002208
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 12 augustus 2021, in de zaak:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1972,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. E.M.J. Thomas, Chassésingel 4, 4811 HA Breda

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 731,08, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 21 juli 2020;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 20 mei 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. E.M.J. Thomas als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker werd verdacht van het voorhanden hebben van een wapen. De officier van justitie heeft op 21 juli 2020 te kennen gegeven de strafrechtelijke verdenking te seponeren. Deze kennisgeving heeft de raadsman bereikt op 18 augustus 2020 per e-mail. Verzoeker heeft, voor het eerst, in de maand juli 2021 kennis genomen van dit sepot. Verzoeker heeft kosten van rechtsbijstand moeten maken gelet op de strafrechtelijke vervolging ter hoogte van € 731,08. Daarnaast vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding inzake het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer ad € 680,00. Verzoeker vraagt de rechtbank zijn verzoekschrift toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het verzoekschrift in zijn geheel toegewezen kan worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 731,08is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.411,08, bestaande uit:
- € 731,08 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.411,08zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDP Advocaten, onder vermelding van “ rk-nummer 22-002208 [verzoeker] ”.
Deze beslissing is op 3 juni 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).