ECLI:NL:RBZWB:2022:7503

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10406
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen last onder dwangsom opgelegd door waterschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die haar was opgelegd vanwege het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater. Het dagelijks bestuur had in een primair besluit van 23 juni 2020 aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd, waarbij zij de lozing van afvalwater diende te beëindigen en de sloot te ontdoen van slib. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk in een besluit van 24 november 2020, omdat er geen schriftelijke machtiging was overgelegd waaruit bleek dat de gemachtigde van eiseres bevoegd was om haar te vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van eiseres niet aan de vereisten voldeed, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had de gelegenheid om een uittreksel van de Kamer van Koophandel of een volmacht te overleggen, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank concludeert dat het dagelijks bestuur op goede gronden het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, en dat de gevolgen van het niet overleggen van de machtiging voor risico van eiseres komen. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10406 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde eiseres] ,
en

het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen, verweerder

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het dagelijks bestuur om haar bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
Bij besluit van 23 juni 2020 (primair besluit) heeft het dagelijks bestuur aan eiser een last onder dwangsom opgelegd, omdat er sprake zou zijn van het lozen van afvalwater op het aangrenzende oppervlakte water en/of de lozing op de hemelkolk met behulp van een dompelpomp. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
In het besluit van 24 november 2020 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het beroep is gelijktijdig met het beroep geregistreerd onder nummer BRE 21/4523 WET besproken op de zitting van 25 oktober 2022. Hieraan hebben de gemachtigden van het bestuur, [naam gemachtigde bestuur 1] en [naam gemachtigde bestuur 2] , deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Feiten
1.1.
Op 18 mei 2020 hebben toezichthouders van het dagelijks bestuur vastgesteld dat er bij eiseres met een dompelpomp afvalwater kan worden geloosd in het oppervlaktewater.
Bij brief van 26 mei 2020 heeft het dagelijks bestuur eiseres op de hoogte gebracht van het voornemen om een last onder dwangsom op te leggen. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.2.
Bij primair besluit van 23 juni 2020 heeft het dagelijks bestuur aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd. De last houdt in dat eiseres de lozing van afvalwater op het aangrenzende oppervlaktewater en/of de lozing op de hemelwaterkolk met behulp van de dompelpomp uiterlijk 27 juni 2020 dient te beëindigen. Indien eiseres niet voldoet aan de last verbeurt zij per geconstateerde overtreding een dwangsom van € 1.500,- met een maximum van € 10.000,-.
Daarnaast dient eiseres de sloot waarop is geloosd uiterlijk 15 juli 2020 te ontdoen van de aanwezige sliblaag, zodanig dat de kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam de kwaliteit van het achtergrondniveau heeft bereikt. Eisers dient dit uiterlijk 31 juli 2020 te hebben aangetoond door middel van het overleggen van een rapport met analyseresultaten. Ook de slibopvangput gelegen bij de schapenwei dient eiseres leeg te maken. Indien eisers niet voldoet aan de last, verbeurt zij per geconstateerde overtreding een dwangsom van € 1.500,- met een maximum van € 10.000,-.
1.3.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Bij brief van
18 augustus 2020 is de gemachtigde van eiseres gevraagd om een uittreksel van de Kamer van Koophandel of een volmacht te overleggen waaruit blijkt dat hij bevoegd is om eiseres in de bezwaarprocedure te vertegenwoordigen. Daarbij is aangegeven dat het bezwaarschrift mogelijk niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de machtiging niet wordt overlegd.
Eisers is bij brief van 25 augustus 2020 uitgenodigd voor een hoorzitting van de commissie behandeling bezwaren waterschap Scheldestromen. Eiseres is nogmaals verzocht een schriftelijke machtiging te overleggen. Eiseres is niet op de hoorzitting verschenen en heeft niet alsnog een machtiging overgelegd.
1.4.
Bij bestreden besluit van 24 november 2020 heeft het dagelijks bestuur het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen schriftelijke machtiging is ingediend waaruit bleek dat de gemachtigde van eiseres bevoegd was om namens eiseres op te treden in de bezwaar procedure.
1.5.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Bespreking
3.1.
Op grond van artikel 2:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Op grond van artikel 2:1, tweede lid, van de Awb kan het bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, kan het bezwaar ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift is ondertekend door [naam gemachtigde eiseres] . Bij brief van 18 augustus 2020 is hij uitgenodigd om uiterlijk 24 augustus 2020 een uittreksel van de Kamer van Koophandel of een volmacht te overleggen waaruit de bevoegdheid blijkt om voor het bedrijf op te treden in de bezwaarprocedure. In de brief is uitdrukkelijk vermeld dat wanneer niet aan het verzoek wordt voldaan, het bezwaarschrift niet inhoudelijk wordt behandeld.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde termijn is verstreken zonder dat een uittreksel van de Kamer van Koophandel of een volmacht is overlegd en dat de gemachtigde van eiseres ook niet om uitstel heeft verzocht. Daarnaast heeft de gemachtigde van eiseres het verzuim ook niet hersteld voorafgaand aan of bij de hoorzitting door daar alsnog een uittreksel of een volmacht te overleggen. Het niet overleggen van de machtiging is derhalve toe te rekenen aan de gemachtigde van eiseres, waarvan de gevolgen voor risico van eiseres dienen te komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet blijkt dat de gemachtigde van eiseres bevoegd was om namens eiseres bezwaar te maken tegen het primaire besluit. Het dagelijks bestuur heeft op goede gronden het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie

4. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 2 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht:
Op grond van artikel 2:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Op grond van artikel 6:6, onder aanhef en sub a, van de Awb kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep
Verordening behandeling bezwaren waterschap Scheldestromen:
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Verordening behandeling bezwaren waterschap Scheldestromen (de verordening) kan de voorzitter, zoals bevoegd in artikel 6:6 van de Awb een termijn stellen waarbinnen de indiener alsnog kan voldoen aan de vereisten voor het indienen van een bezwaarschrift.
Op grond van het tweede lid kan de voorzitter van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.