ECLI:NL:RBZWB:2022:7478

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
02/262478-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van ontuchtige handelingen en kinderporno met minderjarigen

Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanzetten tot ontuchtige handelingen tussen twee jonge kinderen en het vervaardigen en bezitten van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1998, in de periode van 23 september 2020 tot en met 5 oktober 2020, via een online platform contact heeft gelegd met twee minderjarige meisjes. Hij heeft hen gevraagd om ontuchtige handelingen met elkaar te verrichten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het feit dat hij de meisjes zou hebben verleid tot deze handelingen, omdat het bewijs hiervoor niet overtuigend was. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat hij kinderporno heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, wat resulteerde in een veroordeling voor deze feiten.

De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn leeftijd, het feit dat hij een first offender is en dat hij sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Ondanks de ernst van de feiten, heeft de rechtbank besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en controles op digitale gegevensdragers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, de moeders van de slachtoffers, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/262478-20
vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1998 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. P van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: [slachtoffer 1] heeft aangezet om ontuchtige handelingen te plegen met [slachtoffer 2] ;
feit 2: [slachtoffer 2] heeft aangezet om ontuchtige handelingen te plegen met [slachtoffer 1] ;
feit 3: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verleid tot het plegen van ontuchtige handelingen met elkaar;
feit 4: kinderporno heeft gemaakt en in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de aangiftes in het dossier van de moeders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het studioverhoor van [slachtoffer 1] , het aangetroffen beeldmateriaal in de telefoons van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alsmede in de telefoon van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1, 2 en 3. Zij stelt hiertoe dat de in de tenlastelegging genoemde
middelendie verdachte zou hebben gebruikt om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te bewegen om de ontuchtige handelingen te verrichten bij elkaar, niet kunnen worden bewezen.
Wat betreft feit 4 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 en 2
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte contact heeft gekregen met [slachtoffer 2] op Movie Star Planet; een spelletjesplatform waarvan bekend is dat het zich richt op jonge kinderen. Daarna is het contact met [slachtoffer 2] ’s vriendinnetje [slachtoffer 1] ontstaan. Verdachte heeft vervolgens de meisjes (online) gevraagd om ontuchtige handelingen met elkaar te verrichten.
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van
geweldof
bedreiging met geweldom [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te bewegen om ontuchtige handelingen te verrichten bij elkaar. De enkele omstandigheid dat verdachte, van destijds 22 jaar oud, aan meisjes van toen 10 jaar heeft gevraagd om seksuele handelingen (bij elkaar) te verrichten is echter voldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het bevorderen van ontucht met een ander.
Mogelijk zijn de leeftijden van verdachte en de meisjes niet uitgewisseld zoals verdachte heeft verklaard, maar feitelijk waren zij ruim minderjarig en bovendien is op de foto’s en filmpjes die hij van hen ontving duidelijk is te zien dat er nog geen sprake was van borst- of schaamhaarontwikkeling bij de meisjes, waardoor voor verdachte zonder meer duidelijk was dat zij (aanzienlijk) jonger dan 18 jaar waren.
Feit 3
De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring van feit 3. Dat verdachte aan [slachtoffer 1] een cadeau zoals een hoverboard in het vooruitzicht had gesteld staat alleen in de verklaring van [slachtoffer 1] in het studioverhoor. De verklaring op dit punt is echter niet duidelijk en evenmin consistent. Zij verklaart aanvankelijk over een spacescooter. Later komt hier een hoverboard bij. Ook verklaart zij enerzijds gedwongen te zijn door de belofte van een spacescooter, terwijl zij op een ander moment aangeeft dat de belofte van een cadeau niet heeft geleid tot het sturen van beeldmateriaal.
De rechtbank ziet evenmin bewijs voor misbruik vanuit de feitelijke verhouding voortvloeiend uit overwicht en/of misleiding. Uit het dossier blijkt dat er filmpjes zijn gevonden waarin de meisjes huilend vragen na het verrichten van seksuele handelingen “is het goed zo?”. Echter, deze filmpjes zijn echter alleen gevonden op de telefoons van de meisjes en niet op die van verdachte, zodat niet valt uit te sluiten dat de filmpjes op verzoek van iemand anders dan verdachte zijn gemaakt. In het dossier wordt immers ook gesproken over (een) derde(n) die eveneens (seksueel) contact met de meisjes zocht.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 3.
Feit 4
In de telefoon van verdachte zijn de op de tenlastegelegde foto’s en filmpjes aangetroffen. Zoals bij feit 1 en 2 reeds is overwogen, blijkt dat verdachte twee tienjarige meisjes heeft gevraagd om seksuele handelingen met elkaar te verrichten en hij heeft deze filmpjes ook bewaard op zijn telefoon. Hierdoor staat ook vast dat verdachte kinderporno heeft vervaardigd. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zowel kinderporno heeft gemaakt als in zijn bezit heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 23 september 2020 tot en met 5 oktober 2020 in Nederland, door een andere feitelijkheid - namelijk het verzoeken doen om diverse seksuele handelingen te verrichten -, het plegen van ontucht door een minderjarige, namelijk [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] , van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bevorderd, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] (via whatsapp en/of Snap) gevraagd of zij
- de vagina en/of borsten/tepels en/of billen van [slachtoffer 2] wilde likken en
- op/tegen de ontblote billen van [slachtoffer 2] wilde slaan
2
in de periode van 23 september 2020 tot en met 5 oktober 2020 in Nederland, door een andere feitelijkheid - namelijk het verzoeken doen om diverse seksuele handelingen te verrichten -, het plegen van ontucht door een minderjarige, namelijk [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] , van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bevorderd, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2] (via whatsapp en/of Snap) gevraagd of zij
- de vagina en/of borsten/tepels en/of billen van [slachtoffer 1] wilde likken en
- op/tegen de ontblote billen van [slachtoffer 1] wilde slaan
4
in de periode van 23 september 2020 tot en met 5 oktober 2020 in Nederland, meermalen afbeeldingen te weten foto’s en films heeft vervaardigd en in bezit gehad terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven- bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
[bestand 1] en/of [bestand 2] (p. 252 en 166)
[bestand 3] en/of [bestand 4] (p. 249 en 159)
[bestand 5] en/of [bestand 6] (p. 250 en 159) [bestand 7] en/of [bestand 8] (p. 250 en 160)
en
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
[bestand 9] en/of [bestand 10] (p. 251 en 165)
[bestand 11] en/of [bestand 23] (p. 251 en 165)
[bestand 12] (p. 170)
[bestand 13] (p. 171)
[bestand 14] (p. 171)
[bestand 15] en/of [bestand 16] (p. 249 en 158)
en
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een
(ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
( [bestand 9] en/of [bestand 10] (p. 251 en 165)
[bestand 11] en/of [bestand 23] (p. 251 en 165)
[bestand 12] (p. 170)
[bestand 13] (p. 171)
[bestand 14] (p. 171)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of in een omgeving en/of met voorwerpen en/of in (erotisch getinte) houdingen poseert die niet bij de leeftijd past en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van de kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de afbeelding/film en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden
[bestand 17] (p. 161)
[bestand 1] en/of [bestand 2] (p. 252 en 166)
[bestand 18] en/of [bestand 19] (p. 252, 253 en 166)
[bestand 20] en/of [bestand 21] (p. 253 en 169)
[bestand 22] (p. 176)
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie verzet zich tegen het toepassen van het adolescentenstrafrecht (hierna: ASR).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat er rekening gehouden dient te worden met de omstandigheden dat verdachte een first offender is en dat de feiten dateren van twee jaar geleden en hij sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. De feiten zijn gepleegd in een voor verdachte moeilijke periode. Het gaat nu veel beter met hem. Verdachte heeft spijt en zelfinzicht getoond. De verdediging bepleit om het ASR toe te passen zoals de reclassering heeft geadviseerd. Als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van meerdere feiten, kan een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten, te weten twee keer het bevorderen van plegen van ontuchtige handelingen door een jong meisje met een ander eveneens jong meisje en daarnaast het vervaardigen en bezit van kinderporno. Drie ernstige feiten die schadelijk zijn geweest voor minderjarige meisjes en waarvan zij nu nog steeds last ondervinden. Feiten waarvan ook algemeen bekend is dat zij nadelige invloed hebben op de persoonlijke en seksuele ontwikkeling van kinderen. Niet alleen hebben deze feiten een grote impact gehad op deze twee hele jonge meisjes en hun gezin, maar ook geven deze feiten een maatschappelijk gevoel van onveiligheid. Het zijn dit soort feiten waardoor ouders zich genoodzaakt voelen voorzichtig om te gaan met het internetgedrag van hun kinderen. De meisjes waren overduidelijk nog zo jong, dat niet alleen duidelijk moet zijn geweest dat zij nog geen 18 jaar waren, maar ook dat zij nog de basisschoolleeftijd hadden.
Verdachte heeft voor zijn gedrag geen andere reden kunnen geven dan dat hij in een moeilijke, rottige periode zat en zich verveelde. Hij was (en is) daarin zo met zichzelf bezig dat hij op geen enkele manier rekening heeft gehouden met wat hij deze kwetsbare kinderen heeft aangedaan. Ook ter zitting verklaarde verdachte vooral zelf last te hebben ondervonden van de arrestatie en het vastzitten en heeft hij zich nauwelijks bekommerd om de gevolgen voor de twee meisjes en hun gezinnen. Verdachte handelde uit verveling en voor zijn eigen gerief; om zichzelf op enige wijze beter te laten voelen en heeft daarmee een ravage aangericht. Verdachte heeft daarnaast de schuld bij de kinderen van tien jaar gelegd en – anders dan de raadsman heeft gesteld – naar het oordeel van de rechtbank geen enkel zelfinzicht getoond. Dergelijk gedrag acht de rechtbank zeer ongepast.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, onder andere foto’s van de meisjes, maar ook ander materiaal dat afkomstig is van het internet. Dat is bijzonder kwalijk mede omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd en verdachte daar door zijn handelswijze aan bijdraagt.
Persoonlijke omstandigheden en jeugdstrafrecht
De reclassering heeft over verdachte een rapport opgesteld en zij adviseren het ASR toe te passen voor verdachte die destijds 22 jaar oud was. Dit omdat hij een blanco strafblad heeft, doorgaans geen pro-criminele houding heeft en qua ontwikkeling jonger over komt dan zijn kalenderleeftijd. De heer [naam 1] van de reclassering heeft het advies ter zitting toegelicht.
De rechtbank zal dit advies echter niet over te nemen. Verdachte was weliswaar slechts 22 jaar, maar daarmee ook al vier jaar meerderjarig. Hij gaat niet naar school, maar heeft al geruime tijd een baan. Hij woont (min of meer) zelfstandig met zijn vriendin, bij zijn schoonouders. Dat verdachte mogelijk een laag IQ heeft, zoals hij zelf heeft verklaard en moeite heeft met beseffen van wat hij heeft gedaan, is zonder persoonlijkheidsonderzoek niet zondermeer als reden voor het toepassen van het jeugdstrafrecht te nemen. Daarbij weegt de rechtbank nog mee dat verdachte er bewust voor lijkt te hebben gekozen om geen toestemming te geven om referenten te laten raadplegen door de reclassering. De reclassering heeft zich daardoor enkel kunnen baseren op de verklaring van verdachte. De reclassering heeft daarop geen meerwaarde in hulpverlening gezien en ook geen pedagogische beïnvloeding nodig geacht, wat een stevige indicatie zou zijn geweest voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De rechtbank ziet alles overwegende dan ook, gelet op het ASR-wegingskader en de bestaande indicaties, onvoldoende reden om hier niet het commune strafrecht toe te passen.
De straf
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. Nu de rechtbank feit 3 niet bewezen acht en de feiten deels samenlopen, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd. Net als de officier van justitie houdt de rechtbank er rekening meer dat de feiten 1 en 2 in eendaadse samenloop zijn gepleegd.
De rechtbank overweegt dat voor de feiten een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd. Daarbij komt dat de slachtoffers zeer jonge kinderen waren. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte redenen om nu geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zo is hij relatief jong en heeft verdachte beperkte verstandelijke vermogens. Daarnaast is er sprake van stabiliteit op alle leefgebieden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de positieve lijn die hij nu heeft ingezet, doorbreken. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het blanco strafblad en het tijdsverloop in deze zaak. Verdachte is verder niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
Alles overwegend zal de rechtbank de maximale taakstraf (240 uur) en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen. Deze voorwaardelijk straf dient verdachte ervan te weerhouden strafbare feiten te plegen. Hij dient te beseffen dat hij andere keuzes moet maken als het leven tegen zit, wat nu eenmaal soms zal gebeuren. Daarom zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden opleggen dat verdachte zich moet melden bij de reclassering, zich moet houden aan aanwijzingen van de reclassering als de reclassering dat noodzakelijk acht én dat verdachte drie maal per jaar een (onaangekondigde) controle zal toestaan op zijn gegevensdragers met het oog op kinderpornografische afbeeldingen gedurende een proeftijd van twee jaar.

7.De benadeelde partijen-

[slachtoffer 1]
[moeder slachtoffer 1] vordert als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter, de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een schadevergoeding van € 6000,- voor immateriële schade en de wettelijke rente. Daarnaast worden proceskosten gevorderd; een bedrag van € 121,80 aan reiskosten.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Er is sprake van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Hoewel er geen aantoonbaar psychisch letsel aanwezig is, brengt naar het oordeel van de rechtbank de aard en de ernst van de normschending mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor het slachtoffer zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 3.000,= per benadeelde partij billijk. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank overweegt dat de gevorderde reiskosten voor bezoeken aan de rechtbank volgens vaste jurisprudentie niet voor vergoeding in aanmerking komen en wijst deze kosten af.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de overige gevorderde, maar niet toegewezen immateriële schade.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
[slachtoffer 2]
[moeder slachtoffer 2] vordert als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter, de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een schadevergoeding van € 6.000,- voor immateriële schade en de wettelijke rente.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Er is sprake van aantasting in de persoon op andere wijze. Hoewel er geen aantoonbaar psychisch letsel aanwezig is, brengt naar het oordeel van de rechtbank de aard en de ernst van de normschending mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor het slachtoffer zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze . Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 3.000,= per benadeelde partij billijk. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de overige gevorderde, maar niet toegewezen immateriële schade.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 240b en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Met een minderjarige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt door middel van een andere feitelijkheid, het plegen van ontucht door een derde bevorderen;
feit 2:Met een minderjarige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt door middel van een andere feitelijkheid, het plegen van ontucht door een derde bevorderen;
feit 4:Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de reclassering te Tilburg en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
* dat verdachte mee werkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt en zich niet schuldig maakt aan grooming. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij van € 3.000,-, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 23 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor zover deze ziet op de reiskosten af;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 3.000, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 23 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partijen in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van
[slachtoffer 1] , € 3.000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 40 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van
[slachtoffer 2] ,€ 3.000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 40 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen en
mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 december 2022.
Mr. Brouwer en mr. Verschueren zijn niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.