ECLI:NL:RBZWB:2022:7457

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4221
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser na medische herbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L.G.C.M. de Wit, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, waarin zijn WIA-uitkering per 1 september 2020 is omgezet naar een WGA-vervolguitkering. Eiser betwist de mate van arbeidsongeschiktheid die door het UWV is vastgesteld en stelt dat zijn medische situatie onvoldoende is erkend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op basis van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van eiser, inclusief rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, tot de conclusie is gekomen dat eiser voor 42,45% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat de geduide functies niet geschikt zijn, zorgvuldig gewogen. Eiser heeft medische stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen reden is voor aanvullende beperkingen.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering van eiser heeft vastgesteld op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid en dat de omzetting naar een WGA-vervolguitkering correct is. Eiser heeft geen gelijk gekregen in zijn beroep, wat betekent dat de door hem gemaakte proceskosten niet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4221

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.G.C.M. de Wit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M. Reitsma).

Procesverloop

Met het besluit van 18 juni 2020 (het primaire besluit I) heeft het UWV vastgesteld dat eiser per 1 september 2020 een vervolguitkering krijgt op grond van Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA). Eiser krijgt een WGA-vervolguitkering ter hoogte van €470,40.
Met het besluit van 20 november 2020 (het primaire besluit II) heeft het UWV vastgesteld dat eiser vanaf 1 december 2020 een WGA-vervolguitkering in de vorm van een voorschot krijgt ter hoogte van € 470,45.
Met het besluit van 27 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het UWV.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als betontimmerman/maatvoerder. Hij heeft zich op 13 april 2012 wegens medische klachten na een verkeersongeval ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 18 juni 2020 (het primaire besluit I) is de loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiser per 1 september 2020 omgezet in een WGA-vervolguitkering ter hoogte van € 470,40. Op 17 november 2020 heeft het UWV het formulier “de informatie over uw inkomsten als zelfstandige” – ingevuld door eiser – ontvangen. Naar aanleiding hiervan is op 20 november 2020 (het primaire besluit II) aan eiser medegedeeld dat zijn WGA-vervolguitkering voortaan als een voorschot uitbetaald zal worden en dat de definitieve vaststelling van de hoogte van de uitkering op een later moment volgt.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige hebben in het kader van de herbeoordeling beoordeeld wat de situatie van eiser was op de datum in geding, namelijk 1 september 2020. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Ter zitting is gebleken dat het eiser in de kern gaat om de mate van arbeidsongeschiktheid en het feit dat de loonaanvullingsuitkering is omgezet naar een vervolguitkering. Dat betekent dat het geschil in beroep beperkt is tot de beslissing op bezwaar voor zover die ziet op het primaire besluit I.
5. Daartegen voert eiser aan dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat zijn klachten en beperkingen zijn toegenomen. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft eiser medische stukken overgelegd.
6. Tevens voert eiser aan dat de geduide functies niet geschikt zijn, nu deze een behoorlijke mate van handvaardigheden vereisen. In al de functies is er sprake van een structurele belasting van pols en elleboog, gekoppeld aan werkzaamheden die veelal weinig gelegenheid tot vertreding bieden.
7. Tot slot voert eiser aan dat het UWV ten onrechte zijn loonaanvullingsuitkering heeft omgezet in een vervolguitkering omdat geen rekening is gehouden met de bijzondere omstandigheden waarin hij verkeerde.

Waarover het gaat in deze zaak

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 35-45% arbeidsongeschikt is en de loonaanvullingsuitkering heeft omgezet in een WGA-vervolguitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 1 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

De medische beoordeling
9. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat de door eiser gepresenteerde klachten en ervaren belemmeringen plausibel en objectiveerbaar zijn, te herleiden naar een aandoening in engere zin. Naast de klachten van de rechterpols en de klachten van de elleboog ervaart eiser ook spanningsklachten. In de FML van 6 april 2020 heeft de verzekeringsarts beperkingen aangenomen voor het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de verzekeringsarts een zorgvuldig onderzoek verricht en de beperkingen correct vastgesteld. Hij concludeert dat er geen medische argumenten zijn om aanvullende beperkingen aan te nemen. Tevens is er geen reden om een urenbeperking aan te nemen. Uit het dossier komt namelijk niet naar voren dat er een medisch substraat bestaat dat de in de standaard genoemde zeer ernstig beperkte energetische belastbaarheid aannemelijk maakt. Ook is er geen sprake van een structureel verminderende beschikbaarheid wegens lopende behandelingen dan wel een preventieve reden voor de urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt tevens dat praktische en sociale problemen, die ontstaan bij fulltime werken niet worden meegenomen bij de beoordeling. Immers, er wordt alleen gekeken naar het functieverlies door ziekte en/of gebrek. Tot slot beargumenteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een urenbeperking als re-integratiemiddel met als bedoeling van uitbreiding naar meer uren (opbouwen van de belastbaarheid) niet is toegestaan.
11. Ter zitting is gebleken dat eiser na de datum in geding naar aanleiding van een operatie aan zijn pols een melding heeft gedaan van verslechtering van zijn gezondheidssituatie. Op basis hiervan is vastgesteld dat eiser tot 1 april 2022 volledig arbeidsongeschikt was. Per 1 april 2022 was er geen sprake meer van een volledige arbeidsongeschiktheid en heeft de verzekeringsarts een FML opgesteld. Op grond van deze FML heeft de arbeidsdeskundige geen functies kunnen duiden. Hierdoor is aan eiser per 1 april 2022 een uitkering op grond van Inkomensvoorziening voor Volledig duurzaam Arbeidsongeschikten (IVA) toegekend. Eiser heeft tijdens de zitting aangevoerd dat deze klachten al aanwezig waren tijdens de datum in dit geding.
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 23 augustus 2021 voldoende heeft uitgelegd waarom er geen reden is voor het aannemen van verdergaande beperkingen.
13. Voor zover wordt aangevoerd dat de klachten waarvoor eiser per 1 april 2022 volledig arbeidsongeschikt is geraakt al bestonden op 1 september 2020 en dus hadden moeten leiden tot meer beperkingen overweegt de rechtbank dat dit voor het eerst ter zitting naar voren is gebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierop dus niet gereageerd. De rechtbank ziet geen reden om deze reactie alsnog te vragen en overweegt als volgt. De reden voor het toekennen van de IVA-uitkering – zo is door het UWV toegelicht tijdens de zitting en niet weersproken door eiser en/of zijn gemachtigde – is het feit dat eiser op 14 december 2020 is geopereerd aan zijn pols. Herstel van de operatie is niet goed verlopen, waardoor eiser eerst volledig arbeidsongeschikt is geacht en later op grond van het niet kunnen vaststellen van functies een IVA-uitkering toegekend heeft gekregen. Niet is gebleken dat deze klachten – namelijk het niet goed herstellen van de operatie – al eerder dan op datum in dit geding aanwezig waren.
De arbeidskundige beoordeling
14. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- ( sbc-code 267 051) Monteur printplaten;
- ( sbc-code 267 053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( sbc-code 267 071) Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
15. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 25 augustus 2021 vastgesteld dat de belasting van de geduide functies past binnen de krachten en bekwaamheden van eiser. Tevens is de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingegaan op de bezwaargronden van eiser.
16. Eiser voert ten aanzien van de geduide functies aan dat deze niet passend zijn. Alle functies vereisen een behoorlijke mate van handvaardigheden. Tevens is er sprake van een structurele belasting van pols en elleboog, gekoppeld aan werkzaamheden die veelal weinig gelegenheid tot vertreding bieden. Eiser verwijst naar de belasting van de pols en elleboog bij de items 4.3.5., 4.3.7, 4.6.1. en 4.5.
17. De rechtbank overweegt dat eiser wat betreft de door hem genoemde items, enkel beperkt is geacht voor item 4.6.1. Voor de overige items is eiser niet beperkt geacht in de FML van 6 april 2021, waardoor de arbeidsdeskundige hier geen rekening mee hoeft te houden bij het aanduiden van de functies. Ten aanzien van item 4.6.1. heeft de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 30 april 2021 gemotiveerd waarom de functies geschikt zijn terwijl eiser beperkt is voor dit item. Zo beargumenteert de arbeidsdeskundige bij alle functies dat eiser niet veel kracht nodig heeft bij het verrichten van de werkzaamheden. De rechtbank kan deze motivering volgen. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft in voldoende mate gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de motivering te twijfelen.
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 1 september 2020 met de middelste van deze functies 57,55% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als betontimmerman/maatvoerder, zodat eiser voor de overige 42,45% arbeidsongeschikt is.
WGA- vervolguitkering
19. Eiser voert aan dat hij ten onrechte een WGA-vervolguitkering heeft gekregen. Eiser is namelijk op advies van het UWV gestart met een eigen onderneming. Wegens Covid-19 heeft hij weliswaar niet aan de vereiste inkomsten voldaan, maar dit is niet aan hem te wijten. Daarnaast was eiser door het UWV niet (voldoende) op de hoogte gesteld van de gevolgen van het starten van een eigen onderneming. Eiser vindt het dan ook onterecht dat hij hierdoor nu een lagere uitkering krijgt.
20. De rechtbank merkt allereerst op dat ten tijde van het nemen van het primaire besluit I eiser nog niet met zijn eigen onderneming was gestart, niet in loondienst was en dus geen inkomstenbron had. Niet in geschil is dat ten tijde van het primaire besluit I eiser niet voldeed aan de restverdiencapaciteit nu eiser geen inkomsten genereerde. En hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser een lastig opstartjaar had wegens Covid-19, leidt dat begrip niet tot de conclusie dat verweerder het verkeerd heeft gedaan. Uit artikel 60 van de Wet WIA volgt dat een vervolguitkering wordt toegekend als betrokkene minder dan de helft van het loon verdient dat volgens het UWV nog kan worden verdiend. Niet in geschil is dat eiser in de betreffende periode geen inkomsten had en dus voldeed aan de voorwaarden voor het toekennen van een vervolguitkering en geen recht had op een loonaanvullingsuitkering. Dat betekent dat verweerder terecht de loonaanvullingsuitkering heeft omgezet naar een vervolguitkering.

De conclusie van de rechtbank

21. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 1 september 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 42,45% en aan eiser een vervolguitkering toegekend.
22. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 december 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.