ECLI:NL:RBZWB:2022:7426
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering dwangsom vast te stellen door college van burgemeester en wethouders in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. Eiseres had een beroep ingesteld tegen de weigering van het college om een dwangsom vast te stellen naar aanleiding van haar verzoek om huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015). Het college had op 18 januari 2021 geweigerd om een dwangsom vast te stellen, en dit besluit was in het bestreden besluit van 30 maart 2021 bevestigd. De rechtbank heeft op 25 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren.
Eiseres had zich op 24 september 2020 bij het college gemeld voor huishoudelijke hulp en op 30 september 2020 voor een spoedvoorziening. Het college stelde dat er geen sprake was van een aanvraag, maar van een melding, en dat daarom artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing was. Eiseres betoogde dat haar verzoek om een spoedvoorziening als een aanvraag moest worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek inderdaad als een melding moest worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden had geweigerd een dwangsom vast te stellen, omdat er geen sprake was van een aanvraag in de zin van de Awb.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en benadrukte dat de rechtsbescherming van eiseres niet in het geding was, aangezien zij na zes weken een aanvraag kon indienen als zij het niet eens was met de uitkomst van het onderzoek. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 december 2022.