ECLI:NL:RBZWB:2022:7423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
AWB- 20_5965
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een Wajong-uitkeringsgerechtigde met ADD en endometriose

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV behandeld. Eiseres, die sinds 14 februari 2005 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen een wijziging van haar arbeidsongeschiktheid naar de klasse van 25 tot 35%. Het UWV heeft haar bezwaar gegrond verklaard, maar heeft haar arbeidsongeschiktheid vervolgens vastgesteld op 50% (klasse 45 tot 55%). Eiseres is van mening dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij recht heeft op een hogere uitkering.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op een zitting op 13 december 2021, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar het UWV niet. De rechtbank constateerde dat het UWV niet had voldaan aan de hoorplicht en heeft het UWV de gelegenheid gegeven dit gebrek te herstellen. Na een hoorzitting op 28 februari 2022 heeft het UWV aanvullende rapportages ingediend. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 50% heeft vastgesteld.

De rechtbank oordeelt dat de door eiseres ingebrachte medische gegevens onvoldoende onderbouwd zijn om aan te nemen dat er aanvullende beperkingen zouden moeten worden erkend. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van het UWV in stand blijft, omdat het voldoende gemotiveerd is en de FML niet gewijzigd hoeft te worden. Eiseres heeft recht op een Wajong-uitkering, maar de rechtbank verklaart het beroep ongegrond en draagt het UWV op het griffierecht en de proceskosten aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5965 WAJONG

uitspraak van 6 december 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.M. van Woensel,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Eiser ontvangt sinds 14 februari 2005 – met een korte onderbreking – een Wajong-uitkering van het UWV. Met een besluit van 29 augustus 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres laten weten dat haar mate van arbeidsongeschiktheid wordt gewijzigd naar de klasse van 25 tot 35%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 4 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, in die zin dat haar mate van arbeidsongeschiktheid wordt gewijzigd naar de klasse van 45 tot 55%. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep van eiseres is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 13 december 2021. Hierbij waren aanwezig: eiseres en haar gemachtigde. Het UWV heeft zich niet op de zitting laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, omdat niet is voldaan aan de hoorplicht uit artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het UVW heeft de gelegenheid gekregen dit gebrek te herstellen. Bij brief van 14 december 2021 heeft de rechtbank het UWV meegedeeld dat eiseres alsnog moet worden gehoord door het UWV, met onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b), en dat moet worden bezien of de stukken die ter zitting zijn overgelegd door eiseres aanleiding geven het ingenomen standpunt te wijzigen.
Het UWV heeft bij brief van 22 maart 2022 een aanvullend verweerschrift, een verslag van de hoorzitting van 28 februari 2022 en een rapportage van een verzekeringsarts b&b van
15 maart 2022 overgelegd aan de rechtbank. Eiseres heeft hierop bij brieven van 18 juni 2022, 18 juli 2022 en 16 augustus 2022 gereageerd.
De rechtbank heeft met toestemming van partijen op 26 oktober 2022 het onderzoek gesloten en de zaak niet nader behandeld op een zitting.

Overwegingen van de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV het standpunt ten grondslag gelegd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 30 oktober 2019 terecht is vastgesteld op 50% (klasse 45 tot 55% arbeidsongeschikt). De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden.
Eiseres heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat het UWV haar beperkingen heeft onderschat en dat zij hierdoor in aanmerking dient te komen voor een Wajong-uitkering volgens een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse. Ook heeft eiseres aangevoerd dat zij in bezwaar op een hoorzitting had willen worden gehoord. De beroepsgronden zijn nader uitgewerkt in overweging 4.2.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 30 oktober 2019 heeft vastgesteld op 50% (klasse 45 tot 55% arbeidsongeschikt). Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medische beoordeling
4. Aan het bestreden besluit heeft het UWV een rapportage van een verzekeringsarts en een rapportage van een arts b&b ten grondslag gelegd. In beroep heeft aanvullend een verzekeringsarts b&b gerapporteerd.
4.1.
Beoordeling door het UWV (primair en in bezwaar)
In de primaire fase heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] eiseres gezien op het spreekuur van
29 juli 2019, waarbij algemeen en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Zij heeft het dossier bestudeerd en heeft overlegd met de procesbegeleider en de arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts heeft op 29 juli 2019 het volgende gerapporteerd. De diagnoses van eiseres zijn: persoonlijkheidsstoornis NAO, ADD en endometriose. Eiseres functioneert zelfstandig, maar heeft wel moeite om haar huishouden bij te houden. Eiseres heeft goede sociale contacten met een aantal contacten op afstand. Er is bij eiseres sprake van meervoudige medische problematiek. Als gevolg hiervan heeft eiseres beperkingen in het functioneren op meerdere gebieden. De belemmeringen die eiseres ervaart (omgaan met stress en druk, omgaan met veranderingen, vasthouden en verdelen van aandacht, energetisch) zijn grotendeels passend bij de onderliggende problematiek. De huidige medische situatie werd vergeleken met de medische situatie ten tijde van de beoordeling in 2016. In 2016 werd er naast persoonlijkheidsproblematiek gesproken van kenmerken van ADD. Inmiddels is de diagnose gesteld. De belemmeringen die eiseres op dit moment ervaart op mentaal gebied zijn niet wezenlijk veranderd. Ze kan de ervaren belemmeringen beter plaatsen dan voorheen. Als gevolg van ADD en persoonlijkheidsproblematiek heeft eiseres beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Gezien de aard van de problematiek is de verwachting dat dit duurzame beperkingen zijn. In 2018 werd eiseres gediagnosticeerd met endometriose, waardoor zij door pijnklachten meer energetische belemmeringen ervaart ten opzichte van de beoordeling in 2016. Eiseres heeft dagelijks een rustmoment van 30-60 minuten om de dag door te kunnen komen. Eiseres moet langer bijkomen van fysiek of mentaal inspannende activiteiten. Hierom is de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid geraadpleegd en aanvullende literatuur over endometriose. Op basis van de verhoogde herstelbehoefte van eiseres wordt een beperking in de duurbelastbaarheid aangenomen tot 6 uur per dag en 30 uur per week. De verwachting is dat als eiseres adequate behandeling ondergaat (bijvoorbeeld met medicatie of operatieve behandeling) dat de medische situatie en daarmee ook de energetische belastbaarheid van eiseres kan verbeteren. Eiseres heeft sinds datum spreekuur gewijzigde functionele mogelijkheden. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 29 juli 2019.
In de bezwaarfase heeft arts b&b [naam arts b&b 1] het dossier bestudeerd. De arts b&b heeft op 30 januari 2020 het volgende gerapporteerd, getoetst en geaccordeerd door verzekeringsarts b&b [naam arts b&b 2] . Met betrekking tot de ADD overweegt de arts b&b dat uit de medische rapportages van 12 augustus 2016 en 29 juli 2019 blijkt dat de door eiseres gemelde klachten en belemmeringen op psychisch vlak niet wezenlijk zijn veranderd. Bij bestudering van de FML van 29 juli 2019 blijkt dat de verzekeringsarts voldoende rekening hiermee heeft gehouden. Hoewel enige problemen in het vasthouden en verdelen van aandacht mogelijk zijn, gezien de diagnose ADD, zijn er geen aanwijzingen dat de problemen voldoende ernstig zijn om een beperking te rechtvaardigen. Volgens de Basisinformatie CBBS zal over het algemeen een afwijking op deze punten alleen voorkomen bij mensen met een ernstige stoornis. Als vuistregel dient te worden gehanteerd dat als de zelfverzorging en de rol in het samenlevingsverband normaal is, geen sprake zal zijn van een stoornis in het vasthouden en verdelen van aandacht. Bij eiseres is hiervan geen sprake.
Met betrekking tot de wisselende pijn- en vermoeidheidsklachten bij endometriose overweegt de arts b&b dat uit de medische rapportage van 29 juli 2019 blijkt dat de verzekeringsarts deze klachten heeft onderkend en rekening houdend hiermee een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week heeft toegekend. Gezien de hevigheid van de pijnklachten tijdens de menstruatie wordt het plausibel geacht dat eiseres op deze dagen niet in staat is om fysiek zeer zwaar werk te doen, dus wordt een beperking op FML-item 4.16 toegevoegd. Autorijden is geen fysiek zwaar werk, dus wordt daarvoor geen beperking aangenomen. In verband met de buikklachten (diarree) tijdens de menstruatie dient eiseres op deze dagen de mogelijkheid te hebben om haar werkzaamheden tijdig te onderbreken om gebruik te maken van het toilet in de buurt van haar werkplek. Er is geen medische aanleiding voor een forsere urenbeperking. De hevige pijnklachten die zij bij endometriose ervaart, zijn op een beperkt aantal dagen van de maand aanwezig en haar dagbesteding past niet bij iemand die een fors verhoogde recuperatiebehoefte heeft. Het wordt niet noodzakelijk geacht om medische informatie bij de behandelend sector op te vragen. De operatie van december 2019 en mogelijke endometriose op de darmen geeft geen aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 30 januari 2020.
4.2.
Aanvullende rapportages in beroep
Naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 14 december 2021 heeft een verzekeringsarts b&b van het UWV aanvullend gerapporteerd, op basis van de hoorzitting van 28 februari 2022 en de door eiseres ter zitting overgelegde medische gegevens:
  • Berichtgeving van het ETZ, afdeling Gynaecologie, brief van gynaecoloog [naam gynaecoloog 1] en arts-assistent [naam arts-assistent] van 5 juli 2018 en voortgangsverslagen uit het jaar 2018.
  • Door eiseres opgestelde beschrijving van haar klachten en ervaren beperkingen.
  • Berichtgeving van het Maxima MC, gedateerd 25 augustus 2020. Dit betreft informatie over de consulten in 2019-2020 en de operaties van 5 december 2019 en 24 juni 2020.
In de beroepsfase heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] eiseres gezien op de hoorzitting van 28 februari 2022. Tevens heeft de verzekeringsarts b&b de door eiseres ter zitting overgelegde medische gegevens over haar endometriose bestudeerd, als ook het dossier. De verzekeringsarts b&b heeft op 15 maart 2022 het volgende gerapporteerd. Het medisch beeld van eiseres met ADD/persoonlijkheidsproblematiek NAO en endometriose wordt bevestigd, zowel in de hoorzitting als in de medische stukken. Ten aanzien van de psychische klachten komen er geen andere zaken naar voren dan reeds bekend waren. Met de ervaren klachten en belemmeringen is reeds uitgebreid rekening gehouden in de FML. Er is geen aanleiding voor meer beperkingen op dit vlak. Uit informatie van de gynaecoloog blijkt dat eiseres tot een half uur aaneengesloten auto kan rijden in de periode in geding. Ze kon zich gedurende het primaire spreekuur 45 minuten concentreren en tijdens de hoorzitting kon zij ook 50 minuten de aandacht richten en vasthouden, waren er geen tekenen van geheugenproblematiek. Dat klant door haar ADD bij onderbrekingen of storingen afgeleid is en moeite zal hebben verder te gaan met haar taak, past bij haar medisch beeld en daarvoor is een adequate beperking gegeven. Passend werk zorgt voor externe structuur, externe motivering in de vorm van salaris en waardering. Ook draagt het bij aan een positiever gevoel van eigenwaarde, doel in de dag en is het in die zin ego supportief, helpend. Met name in de stukken van eiseres zelf en de brieven van de gynaecoloog wordt bevestigd dat er sprake is van chronische buikpijn, welke tijdens de menses heftig is met pijnscore 10 uit 10. Tussendoor is de pijnscore 3-4 uit 10. Daarmee is het beeld ten aanzien van de buikklachten niet wezenlijk anders dan beschreven door de primaire verzekeringsarts en de arts b&b. Met pijnscore 3-4 kan men functioneren. Indien de pijn heftiger is, is meer pijnstilling aan de orde en kan het functioneren meer ingeperkt zijn. Daarmee heeft de arts b&b al rekening gehouden door extra beperkingen op fysiek vlak aan te nemen. Er kan bij zeer heftige pijn tijdens de menses soms verzuim optreden, echte een verzuim van een of enkele dagen per maand, waarbij deze dagen ook in het weekend kunnen vallen, is er geen sprake van extreem verzuim. Uit de stukken blijkt dat eiseres rond de datum in geding in de middag rust neemt. Daarmee is adequaat rekening gehouden. Eiseres kan tot 6 uur per dag en 30 uur per week werken in passend werk, dat door de beperkingen fysiek licht is en ook niet te stresserend en dus in energetisch opzicht niet te veeleisend. De ingebrachte medische informatie en wat is besproken tijdens de hoorzitting geeft geen aanleiding om het standpunt te wijzigen.
Arbeidsdeskundige beoordeling
5. Aan het bestreden besluit heeft het UWV een rapportage van een arbeidsdeskundige en een rapportage van een arbeidsdeskundige b&b ten grondslag gelegd.
5.1.
Beoordeling door het UWV (primair en in bezwaar)
In de primaire fase heeft arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] eiseres gezien op het spreekuur van 29 juli 2019, heeft hij overlegd met verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] , en heeft hij het dossier bestudeerd. De arbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 28 augustus 2019 de volgende functies voor eiseres geselecteerd: schadecorrespondent (Sbc-code 516080), huishoudelijk medewerker (excl. particulier; Sbc-code 372060) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten; Sbc-code 111010). De arbeidsdeskundige heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 34,21%, klasse 25 tot 35% arbeidsongeschikt.
In de bezwaarfase heeft arbeidsdeskundige b&b Vrijburg het dossier bestudeerd. De arbeidsdeskundige b&b heeft op 27 februari 2020 gerapporteerd dat er aanleiding is om anders te concluderen dan arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] . Bij de heroverweging is het maatmanloon van eiseres naar boven bijgesteld en moesten geselecteerde functies worden verworpen op basis van de FML van 30 januari 2020. De arbeidsdeskundige b&b heeft de volgende functies voor eiseres geselecteerd: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten; Sbc-code 111180), textielproducten maker (Sbc-code 111160) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten; Sbc-code 111010). De arbeidsdeskundige heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 50%, klasse 45 tot 55% arbeidsongeschikt.
6.
Standpunten van partijen
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het UWV haar beperkingen heeft onderschat en dat zij hierdoor in aanmerking dient te komen voor een Wajong-uitkering volgens een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse. Eiseres stelt dat met de aangenomen beperkingen wordt voorbijgegaan aan de ernst van de psychische problemen. Door problemen met stress, omgaan met veranderingen en het niet kunnen vasthouden van aandacht kan zij niet werken. Zij heeft veel hulp van anderen nodig om zich staande te kunnen houden. Zij schuwt bijna alle contacten met anderen, fysiek en telefonisch. Ook is eiseres vaak zeer moe en heeft zij veel pijn, nu endometriose en ADD een directe en elkaar versterkende invloed hebben. De vermoeidheid en pijn leiden tot depressieve gedachten en dat leidt dan weer tot meer pijnklachten door endometriose. De verzekeringsarts b&b stelt ten onrechte dat de pijnklachten zijn beperkt tot een aantal dagen per maand. Eiseres heeft vrijwel dagelijks pijnklachten en op dagen dat er minder pijn is, is er een grotere behoefte aan recuperatie. Het geschetste dagverhaal ziet op een dag dat alles goed gaat, een uitzondering. Eiseres heeft hulp bij huishoudelijke taken. Verder kan eiseres door vermoeidheid vrijwel niet (langere stukken) autorijden, omdat zij vaak rust in acht moet nemen en het op die momenten niet mogelijk is op fysieke arbeid te verrichten. Tot slot stelt eiseres dat zij in bezwaar graag op een hoorzitting had willen worden gehoord. Om haar standpunt te onderbouwen, heeft eiseres ter zitting medische gegevens overgelegd. Eiseres heeft vervolgens nog een brief van gynaecoloog [naam gynaecoloog 2] van Maxima MC van 4 augustus 2022 overgelegd, waaruit volgens eiseres volgt dat [naam gynaecoloog 2] de conclusies van de verzekeringsarts b&b bestrijdt, nu zowel de frequentie als de ernst van de buikpijnen en de gevolgen daarvan zijn onderschat.
Het UWV heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat de beroepsgronden en de in beroep door eiseres overgelegde geen aanleiding geven om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Eiseres heeft haar stelling dat de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld onvoldoende onderbouwd met medische gegevens.
7.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank constateert dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering. Tevens is niet in geschil tussen partijen dat eiseres is gediagnostiseerd met ADD en endometriose.
De rechtbank stelt vast dat het UWV in navolging van de schorsingsbrief van 14 december 2021, waarin de rechtbank heeft geconstateerd dat het UWV in de bezwaarfase niet heeft voldaan aan de hoorplicht, op 28 februari 2022 alsnog een hoorzitting heeft georganiseerd. Op deze hoorzitting is eiseres gehoord door een medewerker beroep en een verzekeringsarts b&b, waarbij zij uitgebreid heeft verklaard over de door haar ervaren klachten en beperkingen en waarbij de door eiseres ter zitting bij de rechtbank overgelegde medische gegevens van behandelaars zijn besproken. Naar aanleiding van deze hoorzitting heeft de verzekeringsarts b&b op 15 maart 2022 aanvullend gerapporteerd, zoals is opgenomen in overweging 4.2. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV hiermee het gebrek omtrent de hoorplicht hersteld.
Het UWV heeft naar het oordeel van de rechtbank tevens een gebrek in de motivering omtrent de pijnklachten van eiseres, die voortkomen uit endometriose, hersteld. In de aanvullende rapportage van 15 maart 2022 heeft de verzekeringsarts b&b de ter zitting van de rechtbank door eiseres overgelegde medische gegevens van behandelaars betrokken in de beoordeling. De rechtbank acht met deze aanvullende rapportage het standpunt van het UWV in beroep alsnog voldoende gemotiveerd. Dat de verzekeringsarts b&b in een afweging van de door eiseres overgelegde medische gegevens tot een ander oordeel komt dan eiseres, betekent niet dat de beoordeling door de verzekeringsarts b&b onzorgvuldig is geweest. Daarbij merkt de rechtbank op dat de brief van gynaecoloog [naam gynaecoloog 2] van
4 augustus 2022 een vrij algemene brief betreft over de diagnose endometriose, waaraan overigens door de verzekeringsarts b&b niets is afgedaan.
Uit de brief van [naam gynaecoloog 2] en de berichtgeving van Maxima MC over het consult van
29 oktober 2019 volgt dat eiseres op 29 oktober 2019 chronische pijnklachten heeft gemeld en hier de pijnscores staan vermeld zoals gerapporteerd door de verzekeringsarts b&b op
15 maart 2022 in beroep. Het consult van 29 oktober 2019 is vlak vóór de datum in geding, 30 oktober 2019. Ook is in de berichtgeving over het consult van 29 oktober 2019 vermeld dat eiseres op 29 oktober 2019 weer Aleve (naproxen), ibuprofen en paracetamol gebruikte en dat eiseres geen tramadol meer gebruikt vanwege de bijwerking duizeligheid.
De rechtbank overweegt dat hieruit volgt dat er pijnbestrijdingsopties bestaan waarvan eiseres gebruik kán maken als de pijn ernstiger is, zoals ook de verzekeringsarts b&b aangeeft. Het is begrijpelijk dat eiseres uitgaat van de wijze waarop zij haar klachten beleeft. Haar klachten zijn invoelbaar. Bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gaat het echter om de beperkingen die een medisch en objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. Het gaat hierbij vooral om de beperkingen die iemand ondervindt als gevolg van ziekte of handicap, ook een precieze diagnose is daarbij niet bepalend. Eiseres heeft binnen dat kader onvoldoende met objectieve medische bewijsstukken onderbouwd dat aanvullende medische beperkingen hadden moeten worden aangenomen door het UWV. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b in beroep heeft aangenomen en het standpunt van het UWV in beroep dat hierop is gebaseerd. De door eiseres ingebrachte brief van gynaecoloog [naam gynaecoloog 2] van 4 augustus 2022 geeft de rechtbank geen aanleiding tot twijfel omtrent de bevindingen van de verzekeringsarts b&b, nu deze de ingebrachte medische informatie, in het bijzonder ook over de (pijnklachten als gevolg van) endometriose, heeft meegewogen en de rechtbank het standpunt van de verzekeringsarts b&b van 15 maart 2022 daarover kan volgen.
8. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres in de rapportage van 27 februari 2020 door de arbeidsdeskundige b&b geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. In die rapportage is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geselecteerd functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. De geselecteerde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV naar het oordeel van de rechtbank dus terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft vastgesteld op 50%, klasse 45 tot 55% arbeidsongeschikt.

Conclusie en gevolgen

9. Omdat eerst in beroep (met het rapport van de verzekeringsarts b&b van 15 maart 2022) een afdoende medische onderbouwing is gegeven voor het bestreden besluit en eiseres pas in beroep nader is gezien door de verzekeringsarts b&b tijdens een hoorzitting, is de conclusie dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd, zodat dit besluit in zoverre in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat aannemelijk is dat eiseres niet is benadeeld door de aanvulling van de motivering, zal onder toepassing van artikel 6:22 van de Awb de schending van artikel 7:12 van die wet worden gepasseerd. De medische grondslag van het bestreden besluit is in beroep alsnog afdoende gemotiveerd, de FML is niet gewijzigd en de geselecteerde functies zijn terecht aan de schatting ten grondslag gelegd. Ook het arbeidsongeschiktheidspercentage blijft ongewijzigd.
10. Het beroep is ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Gezien de toepassing van artikel 6:22 van de Awb, dient het UWV het door eiseres betaalde griffierecht en de proceskosten aan haar te vergoeden. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.M. Pasmans, griffier, op 6 december 2022en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Artikel 3:1 van Wajong bepaalt het volgende:
1. Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, in de zin van dit hoofdstuk, is de persoon die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij woont of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
2. De persoon die op de dag dat hij ingezetene wordt gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van het eerste lid, wordt voor wat de door hem aan deze wet te ontlenen aanspraken betreft als geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt aangemerkt, indien hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen soortgelijke personen, die in dezelfde mate arbeidsongeschikt zijn in de zin van het eerste lid, ter plaatse waar hij woont of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
3. Indien de op de in het tweede lid bedoelde dag aanwezige arbeidsongeschiktheid in de zin van het eerste lid naderhand is afgenomen vindt het tweede lid vervolgens overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de dag waarop de betrokkene ingezetene wordt in de plaats treedt het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid in de zin van het eerste lid is afgenomen.
4. Het tweede en derde lid vinden geen toepassing indien de betrokkene op het moment dat hij ingezetene werd jonger was dan zeventien jaar en hij gedurende de zes jaren onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop hij zeventien jaar wordt ingezetene is geweest.
5. Onder de in het eerste en tweede lid eerstgenoemde arbeid wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
6. Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt buiten beschouwing gelaten of de betrokkene de arbeid feitelijk kan verkrijgen.
7. Bij de toepassing van dit artikel wordt buiten beschouwing gelaten, hetgeen wordt of kan worden ontvangen voor arbeid verricht bij wijze van sociale werkvoorziening als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste tot en met zevende lid nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld.
9. De voordracht voor een krachtens het achtste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur, dan wel de vaststelling van een ministeriële regeling op basis van een dergelijke algemene maatregel van bestuur, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
10. Bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in dit hoofdstuk maakt de verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik van wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van arbeidsongeschiktheid kunnen ondersteunen.
Artikel 3:3 van de Wajong bepaalt het volgende:
1. De jonggehandicapte heeft recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering zodra hij onafgebroken 52 weken, onmiddellijk volgend op de in artikel 3:2, onderdeel a of b bedoelde dag, arbeidsongeschikt is geweest, indien hij na afloop van dat tijdvak nog arbeidsongeschikt is.
2. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van arbeidsongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, 3:10, eerste lid, 3:18 of 3:30, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
3. Recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft eveneens de jonggehandicapte die na afloop van het in het eerste lid bedoelde tijdvak van 52 weken niet arbeidsongeschikt is, doch ten aanzien van wie dit wel het geval is binnen vier weken na afloop van dat tijdvak.
4. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden steeds in aanmerking genomen tijdvakken, gedurende welke de jonggehandicapte recht zou hebben gehad op ziekengeld op grond van de Ziektewet, indien hij op grond van die wet zou zijn verzekerd.
5. Voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid wordt niet als arbeidsongeschikt beschouwd degene die minder dan 25% arbeidsongeschikt is alsmede de jonggehandicapte die een uitkering geniet als bedoeld in het tweede lid.
6. Toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering vindt niet plaats met ingang van een dag, gelegen vóór die, waarop betrokkene de leeftijd van 18 jaar bereikt.
7. Toekenning ten aanzien van de in artikel 1:2, derde lid, bedoelde persoon, vindt niet eerder plaats dan met ingang van de dag dat hij in Nederland woont.
Artikel 3:7 van de Wajong bepaalt het volgende:
1. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt berekend naar de grondslag van het minimumloon.
2. Onder het in het eerste lid bedoelde minimumloon wordt verstaan het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, gedeeld door 21,75, of, indien het een persoon jonger dan 21 jaar betreft, het minimumloon per maand dat voor zijn leeftijd geldt op grond van artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van genoemde wet, gedeeld door 21,75.
3. Een herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van de grondslag van het minimumloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt de herziene uitkering, bedoeld in het derde lid, bij de eerstvolgende uitkeringsbetaling nadat de grondslag van het minimumloon is herzien.
Artikel 3:8 van de Wajong bepaalt het volgende:
1. De arbeidsongeschiktheidsuitkering bedraagt per dag:
a. voor een jonggehandicapte die werkt met loondispensatie als bedoeld in artikel 3:63:
(0,7 * G) – (0,7 * compensatiefactor * I); en
b. voor andere jonggehandicapten: 0,7 * (G – I).
2. De compensatiefactor bedraagt: (LW – 0,3) / (0,7 x LW).
3. Voor zover dit leidt tot een hoger bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering per dag, bedraagt de arbeidsongeschiktheidsuitkering per dag, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a: (I/LW) – I.
4. De G staat voor de grondslag, de I voor het inkomen per dag en de LW voor de verminderde arbeidsprestatie, bedoeld in artikel 3:63, eerste lid, uitgedrukt in een percentage.