Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De overwegingen omtrent het beslag.
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot afpersing en deelname aan een criminele organisatie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 november 2022, waarbij de officieren van justitie, mr. I.M.H. Masselink en mr. J.F.M. Kerkhofs, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het proberen af te persen van een of meer personen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De officieren van justitie hadden vrijspraak gerequireerd voor het tweede feit, en de rechtbank volgde dit oordeel. De verdediging stelde dat de verdachte slechts een vriendendienst had verleend en niet op de hoogte was van de criminele activiteiten van zijn medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de bedoeling van de rit naar Oudenbosch en dat er geen nauwe en bewuste samenwerking was aangetoond. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Tevens werd de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, en de voorlopige hechtenis opgeheven.