ECLI:NL:RBZWB:2022:74

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
02/097679-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke beschadiging van auto’s en mishandeling van meerdere personen, waaronder een politieambtenaar, met als gevolg tbs met dwangverpleging

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 januari 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft opzettelijke beschadiging van twee auto’s en mishandeling van drie personen, waaronder een politieambtenaar. De feiten vonden plaats op 11 april 2021 in Raamsdonksveer, waar de verdachte twee auto’s beschadigde en een politieambtenaar mishandelde. De verdachte is volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard, wat betekent dat hij niet strafbaar is voor de gepleegde feiten. De rechtbank heeft op basis van deskundigenrapporten, die een psychische stoornis bij de verdachte vaststelden, besloten om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en heeft tbs met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 382,16 toegewezen aan de benadeelde partij, een politieambtenaar, voor de geleden schade door de mishandeling. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/097679-21
vonnis van de meervoudige kamer van 13 januari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
voorheen wonende te [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 december 2021, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in Raamsdonksveer:
- op 11 april 2021 twee auto’s heeft beschadigd, een persoon heeft mishandeld en heeft geprobeerd een politieambtenaar zwaar te mishandelen of heeft mishandeld;
- op 14 februari 2021 een persoon heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten (inclusief feit 3 primair) heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de inhoud van het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van feit 4 (de mishandeling op 14 februari 2021) kan komen. Zij wijst er daarbij op dat de herkenning van verdachte heeft plaatsgevonden aan de hand van een enkelvoudige fotoconfrontatie die is gehouden met het slachtoffer nadat zij het voorval had verteld aan haar dochter. Er is geen sprake van een zuivere herkenning en verdachte ontkent dit feit, zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 primair is de raadsman van mening dat de aangifte, de verklaringen van anderen hierover, de medische verklaring en de verklaring van verdachte meer aansluiten bij de subsidiair ten laste gelegde mishandeling, zodat voor de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 subsidiair en 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Met betrekking tot feit 3 (het dichtknijpen van de keel van politieambtenaar [naam 1] ) oordeelt de rechtbank - met de raadsman - dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte heeft gepoogd [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit het dossier blijkt niet duidelijk hoe lang verdachte heeft geknepen en met welke kracht dit gebeurde. Evenmin blijkt dat verdachte slechts door het ingrijpen van omstanders de keel van [naam 1] heeft losgelaten. Ook de medische verklaring duidt niet direct op een zodanig krachtig en lang knijpen in de keel dat daaruit het (voorwaardelijk) opzet op zware mishandeling kan worden afgeleid. Wel acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen.
Met betrekking tot feit 4 (de mishandeling op 14 februari 2021) overweegt de rechtbank dat de enkele omstandigheid dat de herkenning door aangeefster heeft plaatsgevonden op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie er niet toe leidt dat die herkenning om die reden voor het bewijs buiten beschouwing dient te worden gelaten. Nu de herkenning niet op zichzelf staat, maar aansluit bij de eveneens tot het bewijs gebezigde, eerder afgelegde verklaringen van aangeefster acht de rechtbank bedoelde fotoconfrontatie betrouwbaar en als zodanig bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 11 april 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto Citroën C1 (met kenteken [kenteken 1] ), die aan een ander, te weten aan [naam 2] en/of [naam 3] toebehoorde, heeft beschadigd;
2
op 11 april 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto Hyundai I10 (met kenteken [kenteken 2] , die aan een ander, te weten aan [naam 4] toebehoorde, heeft beschadigd;
3
op 11 april 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg, een ambtenaar,
[naam 1] (politie-ambtenaar van politie eenheid Zeeland-West-Brabant),
gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [naam 1] bij de keel vast te pakken/grijpen en vervolgens met kracht de keel dicht te knijpen;
4
op 14 februari 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg [naam 5] heeft mishandeld door die [naam 5] tegen/in/op het gezicht/hoofd te stompen/slaan;
5
op 11 april 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg [naam 6] heeft mishandeld door die [naam 6] met kracht tegen/in/op het gezicht/hoofd te slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, zijn in de tweede regel van het onder het 4 en 5 ten laste gelegde de woorden “die [naam 5] ” respectievelijk “die [naam 6] ” weggevallen. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnedes zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Met betrekking tot feit 5 (de mishandeling van [naam 6] ) heeft verdachte zich beroepen op noodweer.
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat zich geen noodweersituatie heeft voorgedaan waartegen verdachte zich diende te verdedigen. Aangever heeft verklaard dat hij de politie heeft geholpen bij de staandehouding van verdachte en dat hij een flinke klap tegen zijn hoofd kreeg van verdachte voordat hij hem vastpakte. Verdachte verkeerde derhalve niet in een situatie waarin hij zich noodzakelijk diende te verdedigen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar en verwijst daarbij naar de over verdachte uitgebrachte deskundigenrapporten. Hij stelt dat verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht verdachte ook volledig ontoerekeningsvatbaar onder verwijzing naar de deskundigenrapporten en bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte zijn op 27 september 2021 door psychiater A. Goskes-Venis en op 25 augustus 2021 door klinisch psycholoog [naam 7] rapportages uitgebracht. Volgens beide deskundigen is bij verdachte sprake van de psychische stoornis schizofrenie en beïnvloedde deze stoornis zijn gedragskeuzes en gedragingen in elk geval ten tijde van de ten laste gelegde feiten van 11 april 2021 zodanig dat geadviseerd wordt die feiten niet aan verdachte toe te rekenen. Psychiater Goskes-Venis acht het ten aanzien van het ten laste gelegde feit van 14 februari 2021 zeer waarschijnlijk dat de schizofrenie bij verdachte ook van invloed is geweest op dat feit, maar kan, evenals Legra, gelet op de omstandigheid dat verdachte zich van dit feit niets kan herinneren, de vraag niet beantwoorden in hoeverre verdachte voor dat feit toerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte met betrekking tot de aan hem ten laste gelegde feiten van 11 april 2021 en neemt deze over. Ook ten aanzien van het feit van 14 februari 2021 acht de rechtbank zeer aannemelijk dat dit feit niet aan verdachte is toe te rekenen.
Zij acht verdachte daarom ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten niet strafbaar. Dit betekent dat verdachte van alle rechtsvervolging zal worden ontslagen.

6.De oplegging van een maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte de maatregel ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel of tbs) op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het opleggen van een maatregel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk beschadigen van twee auto’s en het mishandelen van drie personen, onder wie een politieambtenaar in functie.
De moedwillige beschadiging van auto’s levert de eigenaren van die voertuigen niet alleen frustratie en ergernis, maar ook vaak financiële schade op, al was het maar doordat bij betaling van de schade door de verzekering mogelijk een verhoging van de verzekeringspremie optreedt en in beginsel een toename van schades leidt tot hogere verzekeringpremies.
Mishandeling van personen leidt in het algemeen tot letsel en angstgevoelens bij de getroffenen, zeker als het gaat om het mishandelen van willekeurige, onschuldige personen die uit het niets worden geslagen. Het leidt ertoe dat mensen zich minder veilig voelen op straat en zich niet meer onbevangen buiten begeven.
Politieambtenaren zijn verplicht om in actie te komen wanneer dat van ze wordt gevraagd. Zij werken vaak in onzekere en riskante omstandigheden. Het is niet te tolereren dat daarbij geweld tegen hen wordt uitgeoefend.
Nu de rechtbank van oordeel is dat het bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend, kan van opleggen van een straf geen sprake zijn.
Eerder genoemde rapporteurs vermelden dat het recidiverisico op geweldsdelicten hoog moet worden geacht, gelet op de stoornis bij verdachte en de gevolgen daarvan voor zijn gedrag.
Gezien de ernst van zijn ziektebeeld, de persisterende psychotische overtuigingen die zijn gedrag (mede) bepalen, zijn desorganisatie en cognitieve beperkingen kan verdachte volgens de psychiater onvoldoende in staat worden geacht tot het doorgronden en nakomen van afspraken of voorwaarden. Daarom luidt het advies, evenals het advies van de psycholoog, opleggen van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege
.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en het advies van de deskundigen en maakt deze tot de hare.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf onder feit 3 (artikel 304 Sr) is een gevangenisstraf van vier jaren gesteld;
- de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, dwangverpleging noodzakelijk. Een minder vergaande maatregel acht de rechtbank niet toereikend. Voor een tbs met voorwaarden ziet de rechtbank geen ruimte, omdat blijkens de rapporten van eerder genoemde psychiater en psycholoog verdachte onvoldoende in staat moet worden geacht tot het doorgronden en/of nakomen van afspraken en voorwaarden.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van in totaal € 382,16 voor feit 3, waarvan € 51,16 ter zake van materiële schade (een tetanusvaccinatie) en € 331,00 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot het gevorderde bedrag. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor een matiging van dit bedrag, zoals door de raadsman is verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank ook niet disproportioneel en alleszins redelijk.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2 telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen;
feit 3 subsidiair:
mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of
ter zake van de rechtmatiger uitoefening van zijn bediening;
feit 4 en feit 5 telkens:
mishandeling;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van € 382,16, waarvan € 51,16 aan materiële schade en € 331,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] (feit 3), € 382,16 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 april 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. H.E. Goedegebuur en
mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 januari 2022.
Mr. Goedegebuur is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 11 april 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg
opzettelijk en wederrechtelijk
(personen)auto Citroen C1 (v.v.h.k. [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam 2] en/of [naam 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 april 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg
opzettelijk en wederrechtelijk een personen(auto) Hyundai I10 (v.v.h.k. [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 11 april 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] (politie-ambtenaar van politie eeenheid Zeeland-West-Brabant) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet die [naam 1] bij de keel vast te pakken/grijpen en/of (vervolgens) (met kracht) bij/in/aan de keel dicht te knijpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
een ambtenaar, [naam 1] (politie-ambtenaar van politie eeenheid Zeeland-West-Brabant),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [naam 1] bij de keel vast te pakken/grijpen en/of (vervolgens) (met kracht) bij/in/aan de keel dicht te knijpen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 14 februari 2021 te Raamdsdonksveer, gemeente Geertruidenberg
[naam 5] heeft mishandeld door (met kracht) tegen tegen/in/op het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 11 april 2021 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg
[naam 6] heeft mishandeld door (met kracht) tegen/in/op het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te slaan/stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht