ECLI:NL:RBZWB:2022:7391

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en toekenning van WIA-uitkering na bezwaar door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser had aanvankelijk een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze per 17 mei 2021. Na bezwaar werd het besluit van het UWV gewijzigd, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage werd vastgesteld op 51,28%. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 20 oktober 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als het UWV zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV met het bestreden besluit 2 een besluit heeft genomen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV getoetst en geconcludeerd dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 mei 2021 op 51,28% heeft vastgesteld. Eiser had eerder een Ziektewetuitkering ontvangen en was uitgevallen als horecamedewerker vanwege lichamelijke en psychische klachten. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat zijn beperkingen zijn onderschat, zorgvuldig gewogen.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten voldoende onderbouwd waren. Eiser had aangevoerd dat er sprake was van een progressieve ziekte, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische informatie en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat waren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 2.328,94 bedragen, inclusief het griffierecht van € 50,00.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2018 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
(gemachtigde: mr. J.F.C.A.M. Weterings).

Inleiding

1. In het besluit van 28 juni 2021 heeft het UWV geweigerd per 17 mei 2021 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit 1 van 29 maart 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard en aan hem per 17 mei 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,41 %.
Op 10 augustus 2022 heeft het UWV een gewijzigde beslissing op het bezwaar genomen (bestreden besluit 2) waarbij het bezwaar gegrond is verklaard en het arbeidsongeschiktheidspercentage is aangepast naar 51,28%.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat het UWV met het bestreden besluit 2 een besluit heeft genomen in de zin van artikel 6:19 van de (Algemene wet bestuursrecht) Awb. Omdat dat besluit niet geheel aan de bezwaren van eiser tegemoetkomt, wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit 2.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser het beroep tegen het bestreden besluit 1 ingetrokken, zodat dit besluit geen bespreking meer behoeft. Wat eiser in beroep tegen het bestreden besluit 1 heeft aangevoerd zal, voor zover van toepassing, worden beoordeeld in het kader van het beroep tegen het bestreden besluit 2.
3. Aan het bestreden besluit 2 heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 17 mei 2021 voor 51,28 % arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en
of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
4. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 mei 2021 heeft vastgesteld op 51,28%
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1
Eiser is werkzaam geweest als horecamedewerker voor 37,93 uur per week. Voor dat werk is hij op 20 mei 2019 uitgevallen vanwege zowel lichamelijke als psychische klachten. Op 1 oktober 2019 eindigde het dienstverband en aansluitend werd aan eiser een Ziektewetuitkering toegekend. Vervolgens heeft hij de hier in geding zijnde WIA-uitkering aangevraagd.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een (verzekerings)arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De primaire arts heeft eiser gezien op het spreekuur van 23 maart 2021 en daarbij psychisch en lichamelijk onderzoek verricht, bestaand uit algemene indrukken en waarnemingen. Daarnaast heeft hij de beschikbare medische informatie bestudeerd. Uit de informatie verstrekt door de huisarts blijkt dat eiser bekend is met atypische sarcoïdose. Eiser is daarnaast door de oogarts geëvalueerd ten aanzien van zijn oogklachten. Er is mogelijk sprake van instabiele traanfilm bij Meiboomse klierdysfunctie. Ten aanzien van concentratie, geheugen en stemming is tijdens het onderzoek niet gebleken dat deze beperkt zijn. Integendeel, eiser maakt een alerte, adequate, heldere en geconcentreerde presentatie. Zijn dagelijkse taken en verantwoordelijkheden worden (nagenoeg) normaal ingevuld. Bij lichamelijke waarnemingen stelt de arts vast dat eiser tijdens het spreekuur comfortabel zit, zonder te verzitten of de neiging te vertreden. Hij komt uit zijn stoel zonder evidente aanwijzingen voor beperkingen in bewegen. Bij onbelast lichamelijk onderzoek aan de handen en vingers zijn er geen evidente functie- en bewegingsbeperkingen te objectiveren. Eiser werd geschikt geacht voor zijn arbeid. Een verzekeringsarts heeft het rapport akkoord bevonden.
De arts heeft eiser opnieuw gezien op het spreekuur (op 14 oktober 2021), nadat gebleken was dat de maatstaf niet juist was gesteld. Eiser claimt onveranderd klachten zoals vastgesteld tijdens het onderzoek van 23 maart 2021. Er zijn geen andere behandelingen gaande of gepland, noch is de medicatie veranderd. De arts concludeert dat er sprake is van medisch objectiveerbare stoornissen leidend tot beperkingen en heeft deze neergelegd in en Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] heeft eiser gesproken op een telefonische hoorzitting. Daarnaast heeft zij de beschikbare medische gegevens bestudeerd, waaronder de brief van de internist/immunoloog van 22 januari 2021 en van 9 juli 2021, van de oogarts van 22 maart 2021 en het door eiser ingebrachte rapport van medisch adviseur [naam medisch adviseur] van 13 januari 2022. Vanwege de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie acht de verzekeringsarts b&b een lichamelijk onderzoek/fysiek spreekuur niet van toegevoegde waarde. De verzekeringsarts b&b ziet aanleiding meer beperkingen aan te nemen dan primair werden vastgesteld. Eiser lijdt aan chronische uitgebreide sarcoïdose, met betrokkenheid van lymfeklieren door het hele lichaam, lever, milt en botten. Er is sprake van verminderende belastbaarheid o.a. door vermoeidheid en botpijnen. Eiser is slechts geschikt te achten voor lichte, weinig energie vragende activiteiten. Er gelden beperkingen voor intensieve dynamische en langdurige, zwaardere statische belasting. Dit zonder grote stress door onder andere constante grote tijdsdruk, hoog tempo, leidinggeven en veelvuldige directe conflicthantering. Verder is er op energetische gronden en rekening houdend met het dagverhaal (zonder evidente rustmomenten overdag) ook een urenbeperking van rond de 6 uur per dag, 30 uur per week nodig. De gewijzigde beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 maart 2022
.
Naar aanleiding van het aanvullend beroepschrift en het daarbij overgelegde aanvullend rapport van medische adviseur [naam medisch adviseur] van 17 mei 2022, heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] op 19 juli 2022 een rapportage uitgebracht. Uit de gegevens van de curatieve sector blijkt dat er sprake is van (een atypische variant van) sarcoïdose. Er is geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Er is geen reden om in verband met het medicijngebruik van eiser forse beperkingen aan te nemen voor autorijden. Nergens uit blijkt dat eiser sederende medicatie gebruikt waardoor het besturen van gemotoriseerde voertuigen niet zou zijn toegestaan. Het dossier bevat geen medische stukken die aanleiding kunnen geven voor het aannemen van ‘cognitieve beperkingen’. De verzekeringsarts b&b volgt [naam medisch adviseur] niet in zijn stelling dat uit de uitslag van de specialist [naam specialist] blijkt dat er een toename van de klachten sinds 2021 aan de orde is. In de brief van 22 januari 2021 vermeldt [naam specialist] zelfs dat er een klinische verbetering is na de start van medicatie. In de recentere brief van [naam specialist] die in beroep is overgelegd, wordt geen toename van klachten gemeld. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding voor een aanvullende urenbeperking. Op grond van de brief van de internist van 9 juli 2021 is reeds geconcludeerd dat de belastbaarheid energetisch flink beperkt is. De vorige verzekeringsarts b&b heeft niet alleen een urenbeperking aan de orde gesteld, maar ook extra mentale beperkingen en fysieke bepekringen aangenomen. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat er sprake is van een sterk wisselende belastbaarheid. In zoverre er sprake is van lichamelijke beperkingen als gevolg van overgewicht, is dit verdisconteerd in de fysieke beperkingen als gevolg van de andere aandoeningen van eiser. Anders dan door [naam medisch adviseur] voorgesteld, was er geen noodzaak voor fysiek onderzoek aan de longen door de verzekeringsarts b&b. Uit de beschikbare informatie blijkt dat de longfunctie normaal was. Er is geen aanleiding voor een beperkingen ten aanzien van het item ‘vervoer (2.10)’, omdat het daarbij gaat om de vraag of iemand in staat moet worden geacht zelfstandig te reizen (auto of fiets) of zelfstandig gebruik kan maken van het OV. Dat is bij eiser het geval. Er zijn medisch gezien geen gronden voor beperkingen ten aanzien van hitte of koude. Koude kan verlichten ten tijde van ontstekingen van de gewrichten. Warmte kan helpen tegen klachten van pijn en stijfheid wanneer er geen sprake is van ontstekingen. Er is geen medische grond voor een beperking voor het werken met toetsenbord en muis. Eiser kan alle daarvoor nodige bewegingen uitvoeren gezien het ontbreken van schouder/arm/hand/vingerpathologie. Dat eiser bekend is met greater trochanter pain syndroom (een chronisch pijnsyndroom uitgaande van de buitenkant van de heup/ bovenbeen) was bekend en meegenomen bij het vaststellen van beperkingen. Verder geeft de in aanvullend beroep overgelegde ongedateerde brief van internist [naam specialist] geen aanleiding het eerder ingenomen standpunt te herzien. Nieuw in de brief is de vermelding dat er aanvullend onderzoek gaat gebeuren en dat eiser behandeld gaat worden in verband met een latente tuberculose infectie. De verzekeringsarts ziet aanleiding voor een aanvullende beperking ten aanzien van evidente blootstelling aan stof, rook, dampen etc. Verder geldt een aanvullende beperking voor langdurig kijken naar een beeldscherm in verband met eisers droge ogen. De gewijzigde belasting is neergelegd in de FML van 19 juli 2022, geldig vanaf 16 mei 2021.
5.2
Eiser heeft onder verwijzing naar de rapportages van [naam medisch adviseur] aangevoerd dat zijn beperkingen in de gewijzigde FML van 19 juli 2022 nog altijd zijn onderschat. Het UWV gaat uit van een verkeerde diagnose: er is sprake van een chronische sarcoïdose met progressie tot op heden. Er is onvoldoende lichamelijk onderzoek verricht. De klachten geven aanleiding tot een verdergaande urenbeperking dan thans is aangenomen. Het effect van hitte, koude, tocht en vocht is ten onrechte niet onderzocht bij de overbekende spierklachten die mensen met sarcoïdose treffen. Het UWV gaat niet in op de onregelmatige noodzaak van oxazepam gebruik en de invloed ervan op de rijvaardigheid. Verder zijn onvoldoende cognitieve beperkingen aangenomen.
5.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de fysieke en energetische klachten als gevolg van zijn chronische a-typische sarcoïdose. De verzekeringsartsen hebben alle beschikbare informatie, waaronder de door eiser ingebrachte medische rapportage(s) van [naam medisch adviseur] , kenbaar meegenomen en meegewogen bij het vaststellen van de belastbaarheid. De verzekerinsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft puntsgewijs alle door [naam medisch adviseur] opgeworpen punten besproken en gemotiveerd weerlegd. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie van medisch adviseur [naam medisch adviseur] die eiser laatstelijk in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Onvoldoende lichamelijk onderzoek?
Weliswaar heeft de verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] alleen op een telefonische hoorzitting gesproken, maar dat betekent niet dat het onderzoek in dit geval onzorgvuldig is geweest. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiser door de primaire arts wel gezien is op het spreekuur in maart 2021. De verzekeringsartsen b&b hebben voldoende gemotiveerd dat de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie een lichamelijk onderzoek/fysiek een spreekuurcontact in bezwaar geen toegevoegde waarde had. Nu uit de medische informatie (de brief van internist/immunoloog van 22 januari 2021) blijkt dat de longfunctie normaal was, kan de rechtbank de verzekeringsarts b&b volgen in het standpunt dat aanvullend lichamelijk onderzoek aan de longen niet noodzakelijk was. Hoewel eiser gevolgd kan worden in zijn standpunt dat vermoeidheid niet via een telefonische hoorzitting kan worden vastgesteld, leidt dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot een zorgvuldigheidsgebrek, omdat de verzekeringsartsen op grond van de medische informatie al hebben vastgesteld dat er sprake is van vermoeidheid c.q. energetische beperkingen en hiervoor ook beperkingen hebben aangenomen in de FML.
Verkeerde diagnose?
Eiser heeft verder aangevoerd dat het UWV niet heeft onderkend dat eisers sarcoïdose progressief van aard is, waardoor de belastbaarheid niet juist is vastgesteld. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt. Zoals door verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] is toegelicht, is een uitspraak over de prognose van een ziekte met name van belang wanneer is sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Pas dan wordt de duurzaamheid van de klachten van belang, in het kader van een mogelijke toekenning van een IVA-uitkering. Dat is in het geval van eiser echter niet aan de orde. Het gaat erom of de belastbaarheid op de datum in geding, in dit geval 17 mei 2021, juist is vastgesteld. Zoals ter zitting besproken, staat het eiser vrij zich toegenomen arbeidsongeschikt melden wanneer zijn klachten na de datum in geding veranderen/toenemen, op grond waarvan het UWV een herbeoordeling kan laten verrichten.
De urenbeperking
Eiser meent dat de urenbeperking zoals aangenomen in de FML, niet voldoende is gelet op zijn vermoeidheidsklachten. Niet in geschil is dat vermoeidheid een bekend fenomeen is bij sarcoïdose. De verzekeringsartsen hebben op grond van de beschikbare medische informatie ook onderkend dat er bij eiser sprake is van forse vermoeidheid. Dit heeft geleid tot een urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week en tot aanvullende mentale en fysieke beperkingen. De verzekeringsarts b&b heeft specifiek benoemd dat eiser slechts geschikt is te achten voor lichte, weinig energievragende activiteiten. Het behoort het tot de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om medische informatie te wegen en te vertalen in medische beperkingen in arbeid. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding aan de gestelde urenbeperking te twijfelen.
Medicijngebruik
De rechtbank stelt vast dat bij het vaststellen van de beperkingen rekening is gehouden met het medicijngebruik van eiser. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft gerapporteerd dat uit de gegevens niet blijkt dat eiser sederende medicatie gebruikte waardoor het besturen van gemotoriseerde voertuigen niet zou zijn toegestaan. Eiser heeft in beroep een overzicht van medicatie overgelegd, maar zijn gemachtigde heeft ter zitting desgevraagd niet kunnen aangeven sinds wanneer eiser deze medicijnen gebruikt. Nu onduidelijk is gebleven of eiser deze medicatie (ook) gebruikte op datum in geding, ziet de rechtbank daarin dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de rapportage van de verzekeringsarts b&b op dit punt.
Deskundige?
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser met een beroep op het Korošec arrest de rechtbank verzocht een deskundige te benoemen. Dit verzoek wordt afgewezen. Van een situatie als bedoeld in het arrest Korošec is geen sprake. Eiser heeft voldoende ruimte heeft gehad om (nadere) medische stukken in te dienen ter onderbouwing van zijn standpunt dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. Eiser heeft van de gelegenheid ook gebruikt gemaakt met de rapportage(s) van [naam medisch adviseur] . Van een schending van equality of arms is dan ook geen sprake. Evenmin is er reden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen geen juist of een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiser op 17 mei 2021. Nu er geen twijfel is aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen van het UWV, is er geen aanleiding een deskundige te benoemen.
Niet gebleken is dat in de FML van 19 juli 2022 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker metaalbewerking (Sbc-code 264122), teamondersteuner (Sbc-code 315100) en route chauffeur (Sbc-code 282102).
6.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 3 december 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 16 maart 2022 en van 3 augustus 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.3
De rechtbank stelt vast dat pas in beroep de geschiktheid van eiser voor de geduide functies voldoende is toegelicht; namelijk door de arbeidsdeskundige b&b bij de rapportage van 3 augustus 2022. Gelet op deze toelichting is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van eiser in deze functies niet wordt overschreden.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 51,28%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 mei 2021 heeft vastgesteld op 51,28%.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond te verklaren.
Omdat het UWV naar aanleiding van het beroep van eiser het bestreden besluit 1 heeft gewijzigd door middel van het bestreden besluit 2, ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 759,00. De vergoeding voor rechtsbijstand bedraagt dan in totaal € 1.518,-. De kosten voor het bezwaar zijn reeds door het UWV aan eiser vergoed.
Wat betreft het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten voor het inschakelen van deskundige [naam medisch adviseur] , overweegt de rechtbank dat de rapportages van 13 januari 2022 en van mei 2022 daarvoor in aanmerking komen. De kosten voor de rapportage van september 2022 komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze rapportage binnen de tien dagen termijn, en dus te laat, is ingediend. Voor het vaststellen van het te vergoeden tarief, moet worden uitgegaan van het geldende uurtarief op grond van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. De opdracht in 2021 aan [naam medisch adviseur] verstrekt, zodat daarvoor geldt het tarief vanaf 1 januari 2021, zijnde € 134,04, te vermeerderen met verschuldigde btw ex artikel 15 van het Besluit. Met inachtneming van de twee overgelegde urenspecificaties, stelt de rechtbank de vergoeding vast op: € 810,94 (2 uur + 3 uur x € 134,04 + 21% btw).
De proceskostenveroordeling bedraagt in totaal € 2.328,94 (€ 1.518,- + € 810,94).
Ook dient het UWV het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.328,94.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.