ECLI:NL:RBZWB:2022:739

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
02-810593-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzet- en schuldheling van een crossmotor na vluchtgedrag

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2022, stond de verdachte terecht voor opzet- en schuldheling van een crossmotor. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 februari 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. K. Simpelaar, stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan heling, omdat hij twee dagen na de diefstal op de gestolen crossmotor van de aangever was gezien. Op het moment dat de verdachte de verbalisanten opmerkte, vluchtte hij en liet de crossmotor vallen. De officier van justitie concludeerde hieruit dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de crossmotor van diefstal afkomstig was.

De verdediging betwistte deze conclusie en stelde dat er geen bewijs was dat de verdachte op het moment van verkrijging van de crossmotor wist of had moeten vermoeden dat deze gestolen was. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte vluchtte, onvoldoende bewijs opleverde voor de stelling dat hij op de hoogte was van de diefstal. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de crossmotor wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810593-18
vonnis van de meervoudige kamer van 15 februari 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren op [Geboortedag] 1999 te [Geboorteplaats] ,
wonende te [Adres] ,
raadsman mr. B. van de Luitgaarden, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 februari 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van een crossmotor.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Hij voert daartoe het volgende aan. Twee verbalisanten hebben verdachte twee dagen na de diefstal zien rijden op de gestolen crossmotor van aangever [Aangever] . Op het moment dat verdachte de verbalisanten zag, heeft hij de crossmotor laten vallen en is hij weggerend. Uit het feit dat verdachte is gevlucht toen hij de verbalisanten zag, valt af te leiden dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de crossmotor waarop hij reed van diefstal afkomstig was, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor opzet- dan wel schuldheling, omdat uit het dossier niet valt af te leiden dat de persoon die op de crossmotor reed, op het moment dat hij de crossmotor verkreeg, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. Verdachte dient daarom voor het tenlastegelegde feit te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [Aangever] aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn crossmotor op 10 mei 2018 omstreeks 20.30u te Breda. Twee dagen later, op 12 mei 2018 omstreeks 23.10 uur, hebben twee verbalisanten verdachte in Breda zien rijden op de gestolen crossmotor van [Aangever] . Op het moment dat verdachte de verbalisanten zag, heeft hij de crossmotor losgelaten en is hij weggerend.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit moet onder meer bewezen verklaard kunnen worden dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de crossmotor wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze crossmotor van misdrijf afkomstig was. Het dossier bevat een dergelijk bewijs niet. Het enkele feit dat verdachte op 12 mei 2018 is gevlucht op het moment dat hij de verbalisanten zag, is daarvoor geen bewijs. Het geeft immers geen informatie over het tijdstip waarop verdachte de crossmotor verkreeg, en ook niet over de omstandigheden waaronder hij die crossmotor verkreeg. Los daarvan kan het wegvluchten na de verkrijging van de crossmotor ook andere redenen hebben gehad dan dat hij op dat moment had moeten weten dat de crossmotor gestolen was. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 februari 2022.
Mr. Janssen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 12 mei 2018 te Breda een crossmotor (Kawasaki KXF 250, groen van kleur, toebehorende aan [Aangever] , in elk geval enig goed heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden hebben/krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Art 416 lid 1 ahf/onder a
Art 417bis lid 1 ahf/onder a Wetboek van Strafrecht