Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2022, stond de verdachte terecht voor opzet- en schuldheling van een crossmotor. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 februari 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. K. Simpelaar, stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan heling, omdat hij twee dagen na de diefstal op de gestolen crossmotor van de aangever was gezien. Op het moment dat de verdachte de verbalisanten opmerkte, vluchtte hij en liet de crossmotor vallen. De officier van justitie concludeerde hieruit dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de crossmotor van diefstal afkomstig was.
De verdediging betwistte deze conclusie en stelde dat er geen bewijs was dat de verdachte op het moment van verkrijging van de crossmotor wist of had moeten vermoeden dat deze gestolen was. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte vluchtte, onvoldoende bewijs opleverde voor de stelling dat hij op de hoogte was van de diefstal. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de crossmotor wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.