Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
op 21 september 2021 te Bergen op Zoom,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden, stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
- 400 kilogram methyl 2-fenylacetoacetaat (MAPA),
bestemd tot het vervaardigen van methamfetamine en/of amfetamine en/of een
andere stof genoemd op lijst 1 van de Opiumwet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet )
hij, als marktdeelnemer, op 21 september 2021 te Bergen op zoom, opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de Verordening nummer 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, te weten 400 kilogram methyl 2-fenylacetoacetaat (MAPA), zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning, in zijn bezit heeft gehad;
( art 2 ahf/ond a Wet voorkoming misbruik chemicaliën, art 3 lid 2 Verordening (EG) nr. 273/2004 )
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden: