4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 24 juni 2021 omstreeks 21.48 uur heeft op de A16 (links) ter hoogte van Prinsenbeek een verkeersongeval plaatsgevonden. Verdachte is, als bestuurder van een Audi A3, tijdens het wisselen van rijbaan in aanrijding gekomen met de motorfiets die door [slachtoffer] werd bestuurd. [slachtoffer] is daarbij van zijn motorfiets gevallen en in de berm terechtgekomen en heeft letsel opgelopen aan zijn rug en enkel. Verdachte is doorgereden. Politieagenten treffen verdachte met een zwarte Audi A3 vervolgens omstreeks 22.22 uur aan op een parkeerplaats in Terheijden en constateren dat de auto een lekke band en schade heeft rechtsvoor.
Op het politiebureau is omstreeks 23.35 uur bloed afgenomen bij verdachte en daaruit bleek dat het alcoholgehalte (ethanol) in zijn bloed 1,96 milligram bedroeg. Dit is bijna tien keer de toegestane hoeveelheid.
Feit 1 - artikel 6 WVW (primair) en 5 WVW (subsidiair)
Aan zijn schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het rijgedrag moet worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht.
Voor wat betreft het rijgedrag, de feitelijke verkeersfout kan de rechtbank niet meer vaststellen dan dat verdachte, op de snelweg, plotseling van rijstrook 3 naar rijstrook 1 is gewisseld zonder daarbij te kijken of deze rijstrook wel vrij was. Verdachte is daardoor in botsing gekomen met een motorrijder. Verder constateert de rechtbank dat dit gebeurde terwijl verdachte zonder geldig rijbewijs reed en terwijl hij meer dan bijna tien keer de toegestane hoeveelheid alcohol had genuttigd. Gelet op die gedragingen en omstandigheden, stelt de rechtbank vast dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is.
Mate van schuld
Bij het bepalen van de mate van schuld dient de rechtbank, gezien het standpunt van de officier van justitie, allereerst de vraag te beantwoorden of de schuld ook is aan te merken als roekeloosheid. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW, waarbij tevens wordt opgemerkt dat de opsomming van gedragingen in dit artikel niet limitatief is.
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
Het wisselen van rijstrook, waarbij verdachte ineens van rijstrook één naar drie wisselt zonder daarbij te kijken of de rijstrook vrij is, betreft geen uitdrukkelijk in artikel 5a, eerste lid, WVW benoemde verkeersgedraging. De toepasselijkheid van subregel ‘m’ vindt de rechtbank hier wel aan de orde. In artikel 54 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) is bepaald dat bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals – voor zover hier van belang – van rijstrook wisselen, het overige verkeer voor moeten laten gaan. Verdachte heeft deze verkeersregel overtreden, doordat hij bij het wisselen van rijbaan een motorrijder heeft aangereden en daarmee niet voor heeft laten gaan. Van iemand die wisselt van rijbaan, twee zelfs, terwijl diegene rijdt met een hoge snelheid, mag verwacht worden dat hij goed kijkt of de betreffende rijstroken vrij zijn. Onder deze omstandigheden merkt de rechtbank het overtreden van artikel 54 RVV aan als het overtreden van een verkeersregel van soortgelijk belang als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, onder m, WVW.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Een dergelijke omstandigheid is ook - op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW - de mate waarin de verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW. Die mate is in deze zaak ernstig. Ook ziet de rechtbank ruimte om mee te wegen dat verdachte überhaupt niet mocht rijden, omdat zijn rijbewijs al enkele jaren ongeldig was verklaard. In deze zaak gaat het om het schenden van drie voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, namelijk het rijden onder invloed van bijna tien keer zoveel alcohol als is toegestaan, het rijden zonder geldig rijbewijs en het wisselen van rijbaan, twee zelfs, zonder goed te kijken of de betreffende rijstroken wel vrij waren waardoor verdachte een medeweggebruiker niet voor heeft laten gaan.
c) opzettelijk
De opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Verdachte heeft de keuze gemaakt om in de auto te stappen, terwijl hij fors onder invloed van alcohol was. Verdachte verkeerde daarmee in een toestand dat hij niet in staat was om een voertuig te besturen, hetgeen hij zonder geldig rijbewijs überhaupt al niet had gemogen. Vervolgens heeft hij zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond door op de snelweg, zonder goed te kijken, van rijbanen te wisselen. Deze gedragingen, in samenhang bezien, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d) gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat wanneer een bestuurder zwaar onder invloed van alcohol het hiervoor beschreven verkeersgedrag vertoont. Verdachte heeft ook daadwerkelijk een verkeersongeval veroorzaakt waarbij een ander letsel heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank was door het handelen van verdachte gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte gehandeld met de zwaarste vorm van schuld aan het ongeval, namelijk roekeloosheid. De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
De rechtbank merkt hierbij op dat zij het als een kennelijke verschrijving ziet dat de tenlastelegging “het eerste of tweede lid van artikel 8 WVW” vermeldt. Het kan niet anders dan dat het derde lid is bedoeld, gelet op het feit dat verdachte als beginnend bestuurder wordt gezien en dit bij feit 3 wel als zodanig ten laste is gelegd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Zwaar lichamelijk letsel of tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het letsel van het slachtoffer niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet. Daarom wordt verdachte van dat onderdeel partieel vrijgesproken. Wel acht de rechtbank bewezen dat sprake is van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Feit 2 – verlaten plaats van ongeval
De rechtbank constateert dat verdachte is doorgereden na het door hem veroorzaakte ongeval en ruim een half uur later met schade aan de auto werd aangetroffen op een parkeerplaats in Terheijden. Hij is doorgereden terwijl hij wist dat hij aan een ander letsel en/of schade had toegebracht, zodat de rechtbank ook dit feit wettig en overtuigend bewezen acht, zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
Feit 3 – rijden onder invloed
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 juni 2021, ook in Terheijden waar hij door de politie is aangetroffen na het ongeluk, onder invloed van te veel alcohol heeft gereden zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
Feit 4 – rijden zonder geldig rijbewijs
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 juni 2021, ook in Terheijden waar hij door de politie is aangetroffen na het ongeluk, zonder geldig rijbewijs heeft gereden zoals hierna onder 4.4 weergegeven.