Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor het bewerken en verwerken van heroïne. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door raadsman mr. M.S. Yap. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte stoffen had vervoerd die bestemd waren voor het bewerken van heroïne.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 16 juni 2022 in zijn voertuig op de A16 een hoeveelheid van 48,6 kilogram van een mengsel van coffeïne en paracetamol vervoerde, dat als versnijdingsmiddel voor heroïne diende. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van het feit dat hij versnijdingsmiddelen vervoerde, en dat hij op zijn minst de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij deze stoffen met het doel vervoerde om heroïne te versnijden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank verwierp dit verweer en achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor het bewerken en verwerken van heroïne.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werden de in beslag genomen voorwerpen, bestaande uit bruin poeder dat als versnijdingsmiddel diende, onttrokken aan het verkeer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.