ECLI:NL:RBZWB:2022:7354

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
9563448_E30112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • P. Pooyé
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en bewijsopdracht contante betalingen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de eisende partij, Comfortklimaat Middelharnis B.V., een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De zaak betreft een bewijsopdracht waarbij de gedaagde moest aantonen dat hij contante betalingen had verricht voor twee specifieke orders, te weten order 619 en order 688. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 20 april 2022 de gedaagde opgedragen bewijs te leveren van deze betalingen. Tijdens de procedure zijn getuigen gehoord, maar de verklaringen waren onvoldoende om aan te tonen dat de betalingen daadwerkelijk betrekking hadden op de genoemde orders.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de gedaagde contante betalingen had verricht, er geen bewijs was dat deze betalingen specifiek voor de orders 619 en 688 waren gedaan. De getuigen konden niet bevestigen om welke bedragen het ging en de gedaagde had meerdere bestellingen geplaatst, wat de situatie complicerde. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet was geslaagd in zijn bewijsopdracht en dat hij derhalve de openstaande bedragen voor de orders aan Comfortklimaat moest betalen.

Daarnaast heeft Comfortklimaat aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, welke door de kantonrechter gedeeltelijk zijn toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn begroot. Het vonnis is uitgesproken op 30 november 2022 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 9563448 CV EXPL 21-3816
vonnis d.d. 30 november 2022
inzake
de besloten vennootschap
Comfortklimaat Middelharnis B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: Comfortklimaat,
gemachtigde: mr. P.W. Bakkum te Nieuwe Tonge,
tegen
[gedaagde],
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
De verdere procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 20 april 2022 en de daarin genoemde stukken;
b. de mondelinge akte uitlaten bewijs zijdens [gedaagde] , met producties;
c. het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 20 oktober 2022.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
De kantonrechter verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 20 april 2022.
2.2
Aan [gedaagde] is opgedragen te bewijzen dat hij het bedrag van € 2.843,03 voor order 619 en het bedrag van € 6.172,83 voor order 688 contant aan (ex-)medewerkers van Comfortklimaat heeft betaald. Hiertoe is van de zijde van [gedaagde] de heer [getuige] (hierna te noemen: [getuige] ) als getuige gehoord.
2.3
[getuige] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [gedaagde] twee bedragen contant heeft betaald alvorens [gedaagde] nieuwe spullen meekreeg. [getuige] heeft niet gezien om welke bedragen het ging, behalve dat het om een behoorlijke hoeveelheid biljetten ging. Ook heeft [getuige] verklaard dat het ging om betalingen voor airco’s die [gedaagde] kwam ophalen. In zijn schriftelijke verklaring van 9 maart 2022 heeft [getuige] verklaard dat in de maand juni/juli geld is overhandigd en hij niet exact kan zeggen om hoeveel het ging en schat dat het rond de € 5.000,00 was.
2.4
In de schriftelijke verklaring van [naam 1] van 9 maart 2022, die [gedaagde] ter zitting heeft overgelegd, staat dat hij heeft gezien dat in juli/juni 2021 geld is geteld en overhandigd voor de aankoop van airco’s, dat het een bedrag van rond de 7 à 8 duizend euro was en dat de betaling was bedoeld omdat er facturen openstonden. Na de betaling was alles afbetaald en is er nog een factuur betaald, ook contant.
2.5
Hoewel op grond van de verklaringen van [naam 1] en [getuige] met grote mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [gedaagde] op enig moment in juni/juli 2021 contante betalingen heeft verricht, blijkt uit de verklaringen niet dat die betalingen betrekking hadden op de facturen voor de orders 619 en 688. [getuige] en [naam 1] verklaren namelijk beiden niet op welke orders de betalingen betrekking hadden. Ook blijkt uit de verklaringen niet welke bedragen er exact zijn betaald. [getuige] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien om welke bedragen het ging en ook [naam 1] weet niet om welke bedragen het exact ging. Daarbij komt dat Comfortklimaat onweersproken naar voren heeft gebracht dat [gedaagde] in de periode dat de betalingen zijn gedaan meerdere bestellingen heeft geplaatst en hij vaker contant betaalde.
Dat op de verkooporderbevestiging van order 688 staat vermeld “betaald by afhaal dealer, [medewerker] ” maakt, zoals in het tussenvonnis van 20 april 2022 is overwogen, ook niet dat sprake is van een redelijke mate van zekerheid dat deze order bij het plaatsen van de bestelling is betaald. In de schriftelijke verklaring van [medewerker] , destijds medewerker bij Comfortklimaat, staat namelijk dat voornoemde opmerking zó moet worden gelezen dat de dealer bij het afhalen van de bestelling zou betalen. Niet is gebleken dat het bedrag vervolgens bij het afhalen van de order contant is betaald.
2.7
De kantonrechter is aldus van oordeel dat [gedaagde] niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht dat hij het bedrag van € 2.843,03 voor order 619 en het bedrag van € 6.172,83 voor order 688 contant heeft betaald.
2.8
Dit betekent dat [gedaagde] het bedrag van € 2.843,03 voor order 619 en het bedrag van € 6.172,83 voor order 688 aan Comfortklimaat dient te betalen. Dat komt neer op een totaalbedrag van € 9.015,86.
2.9
Comfortklimaat maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat Comfortklimaat voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
Comfortklimaat heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu Comfortklimaat niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben.
Nu een deel van de gevorderde hoofdsom niet wordt toegewezen acht de kantonrechter het niet redelijk om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag (vermeerderd met het bedrag dat [gedaagde] tijdens de procedure heeft voldaan), wat neerkomt op een bedrag van
€ 875,59.
2.1
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, welke aan de zijde van Comfortklimaat als volgt worden begroot:
- kosten dagvaardingsexploot € 104,94
- griffierecht € 507,00
- salaris gemachtigde
€ 777,50(2,5 punten van € 311,00)
totaal € 1.389,44

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Comfortklimaat te betalen een bedrag van € 9.891,45;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van Comfortklimaat, tot op heden begroot op € 1.389,44;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Pooyé, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022.
(LK)