ECLI:NL:RBZWB:2022:7345

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_5215 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening intrekking uitkering Participatiewet

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 7 november 2022 haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet heeft ingetrokken. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij stelt niet in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. De zitting vond plaats op 28 november 2022, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. F. Sarrari. Het college werd vertegenwoordigd door mr. S.S. Hyder, mr. V.C. van der Linden en mr. A.J.W.M. Mutsaers.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster sinds 16 februari 2018 een bijstandsuitkering ontving, maar dat deze per 2 juni 2022 is ingetrokken vanwege het schenden van de inlichtingenplicht. Verzoekster betwist dat zij deze plicht heeft geschonden en heeft aangevoerd dat zij in financiële problemen verkeert. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster sinds 1 augustus 2022 geen bijstandsuitkering meer ontvangt, maar wel andere financiële middelen ontvangt, zoals toeslagen en kinderbijslag.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang voor het treffen van de voorlopige voorziening. Er zijn geen acute financiële noodsituaties aangetoond, en verzoekster heeft geen huurachterstand of dreiging van huisuitzetting. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat verzoekster de bezwaarprocedure kan afwachten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzieningenrechter, op 6 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5215 PW VV

uitspraak van 6 december 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. F. Sarrari,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Inleiding

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 november 2022 (bestreden besluit) van het college over de intrekking van haar uitkering op grond van de Participatiewet. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 28 november 2022. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.S. Hyder, mr. V.C. van der Linden en mr. A.J.W.M. Mutsaers.

Overwegingen

1.
Feiten.
Verzoekster ontving sinds 16 februari 2018 een bijstandsuitkering voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud naar de norm voor een alleenstaande (ouder).
Bij het college is een anonieme melding gedaan dat verzoekster (zwart) zou werken in het bedrijf van naar later blijkt haar partner. Het college is een onderzoek gestart dat heeft geleid tot blokkering van de uitbetaling van de bijstandsuitkering per 1 augustus 2022. Met het bestreden besluit heeft het college de bijstandsuitkering per 2 juni 2022 ingetrokken vanwege het schenden van de inlichtingenplicht.
2.
Het verzoek.
Verzoekster heeft, samengevat, aangevoerd dat zij niet in haar levensonderhoud kan voorzien. Verzoekster bestrijdt dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden en dat zij inkomsten uit arbeid heeft ontvangen. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3.
Wettelijk kader.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Overwegingen van de voorzieningenrechter.
Spoedeisend belang.
Er kan pas aanleiding kan zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening als een spoedeisend belang dat vereist.
Een financieel belang op zichzelf is geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan wel het geval zijn als sprake is van een acute financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter zal eerst beoordelen of hiervan sprake is.
Verzoekster heeft op 25 november 2022 aan de voorzieningenrechter stukken gezonden ter onderbouwing van het spoedeisend belang. Ter zitting heeft het college nog financiële gegevens overgelegd die zij van verzoekster heeft ontvangen. De voorzieningenrechter zal al deze stukken betrekken bij de beoordeling. Het college heeft ter zitting laten weten hiertegen geen bezwaar te hebben.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster als gevolg van de blokkering sinds
1 augustus 2022 geen bijstandsuitkering meer ontvangt. De laatste betaling van de bijstandsuitkering heeft plaatsgevonden op 27 juli 2022. Uit het financieel overzicht en de bankafschriften blijkt dat verzoekster per maand ongeveer € 1.166,00 ontvangt aan toeslagen, kinderbijslag en kindgebonden budget.
Verzoekster stelt dat zij schulden heeft, onder meer bij CZ zorgverzekering, het Centraal Administratie Kantoor (CAK), de orthodontist en bij haar gemachtigde (griffierecht en eigen bijdrage).
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de door haar verzochte voorlopige voorziening. Van betekenis hierbij is dat verzoekster vanaf 1 augustus 2022 heeft kunnen voorzien in haar levensonderhoud door middel van toeslagen, kinderbijslag en kindgebonden budget. Er is geen huurachterstand ontstaan en er bestaat geen dreiging tot huisuitzetting of afsluiting van energie. Ook is niet gebleken van voor verzoekster bedreigende schulden die zij zeer snel moet afbetalen en van het dreigen van incassomaatregelen. De reeds bestaande schulden bij CZ en CAK zijn niet nieuw, zodat deze schulden geen actueel financieel spoedeisend belang opleveren. Bovendien blijkt uit de door verzoekster overgelegde bankafschriften dat zij in oktober 2022, ondanks dat zij toen geen bijstandsuitkering meer ontving, voor ongeveer € 200,- benzine heeft getankt. Verzoekster had er ook voor kunnen kiezen dat geld aan levensonderhoud te besteden en/of daarvoor te reserveren. Ook had zij daarmee haar schulden kunnen afbetalen. Verder blijkt dat op 25 november 2022 het banksaldo op de betaalrekening € 896,75 bedroeg. Dat zij daarvan op 1 december 2022 nog de huur moet betalen maakt niet dat zij daardoor in financiële problemen komt. Van een onomkeerbare situatie is dan ook niet gebleken.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van een acute financiële noodsituatie dan ook geen sprake.
Ook op andere wijze is niet gebleken van een voor verzoekster zo zwaarwegend belang dat zij de behandeling van de bezwaarprocedure niet zou kunnen afwachten.
Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek wordt hierdoor niet toegekomen.
5. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 6 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.