ECLI:NL:RBZWB:2022:7303

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
02/194794-22 en 02/181402-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel voor verdachte wegens beschadigen van voertuigen en doorrijden na ongeval

Op 29 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het bekrassen van verschillende auto’s en het doorrijden na een ongeval. De verdachte, geboren in 1986 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwersluis, werd bijgestaan door raadsman mr. P. van de Kerkhof. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, de standpunten kenbaar maakte. De tenlastelegging omvatte het beschadigen van een Opel, een Mercedes-Benz, een Volvo en een Skoda, evenals het doorrijden na een ongeval in Tilburg op 17 september 2021.

De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen waren, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiftes van de gedupeerden. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien de recidive en de verslavingsproblematiek van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat eerdere hulpverlening niet had geleid tot gedragsverandering en dat de verdachte een hoog recidiverisico vertoonde. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [aangever 2] en [bedrijf 1], met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar achtte haar strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/194794-22 en 02/181402-22 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwersluis
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 02/194794-22
feit 1een Opel personenauto heeft beschadigd;
feit 2een Mercedes-Benz personenauto heeft beschadigd;
feit 3een Volvo vrachtwagen heeft beschadigd;
feit 4een Skoda Fabia personenauto heeft beschadigd;
parketnummer 02/181402-22
is doorgereden na een ongeval.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vier feiten tenlastegelegd onder parketnummer 02/194794-22 wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich hierbij op de vier aangiftes, de bekennende verklaring van verdachte en foto’s van de schade aan de auto’s en vrachtwagen (voor feit 1, 2 en 3).
Het feit onder parketnummer 02/181402-22 kan eveneens wettig en overtuigend bewezen worden. De officier van justitie baseert zich hierbij op de aangifte van [aangever 1] , de verklaring van [getuige] , het filmpje van de aanrijding en de verklaring van verdachte dat zij tegen de auto is aangereden met haar scooter, geen identiteitsbewijs bij zich had, de schade aan de bumper had gezien en is weggereden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 02/194794-22
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en acht de rechtbank de vier feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 november 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 11 juli 2022 (pagina 7-16 van het eind-proces-verbaal);
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 7 juli 2022 (pagina 17-21 van het eind-proces-verbaal);
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] namens [bedrijf 1] van 7 juli 2022 (pagina 21-26 van het eind proces-verbaal);
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] van 14 juli 2022.
parketnummer 02/181402-22
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 november 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 29 september 2021 (pagina 4-13 van het eind-proces-verbaal).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02/194794-22
1
op 7 juli 2022 te Waspik, gemeente Waalwijk opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Opel Adam voorzien van het [kenteken 1] ), die aan [aangever 2] toebehoorde heeft beschadigd;
2
op 7 juli 2022 te Waspik, gemeente Waalwijk opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Mercedes-Benz Sprinter voorzien van het [kenteken 2] ), die aan [aangever 3] en/of NL verhuislift toebehoorde heeft beschadigd;
3
op 7 juli 2022 te Waspik, gemeente Waalwijk opzettelijk en wederrechtelijk een vrachtwagen (Volvo Fh voorzien van het [kenteken 3] ), die aan [bedrijf 1] toebehoorde heeft beschadigd;
4
op 7 juli 2022 te Waspik, gemeente Waalwijk opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Skoda Fabia voorzien van het [kenteken 4] ), die aan [aangever 5] toebehoorde heeft beschadigd;
parketnummer 02/181402-22
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging zij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Tilburg aan de Oerlesestraat, op 17 september 2021 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist, aan een ander te weten [aangever 1] en/of [bedrijf] B.V.)schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. De officier van justitie baseert zich hierbij op het advies van de reclassering en het strafblad van verdachte. Ter onderbouwing van deze eis heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat verdachte een veelvuldig recidiverende dader is en dat de maatregel noodzakelijk is ter beëindiging van recidive en ter beveiliging van de maatschappij.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde opname in een kliniek. Subsidiair verzoekt de verdediging om de zaak aan te houden voor onderzoek naar een voorwaardelijke ISD-maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten, te weten vier maal het bekrassen van auto’s en het verlaten van de plaats van een ongeval nadat zij met haar scooter tegen een auto was gereden. Zij heeft met haar handelen bij de gedupeerden ergernis, overlast en schade veroorzaakt. Daarnaast getuigt het van een gebrek aan respect voor de eigendommen van andere mensen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit naar voren komt dat zij veelvuldig met justitie in aanraking is geweest. Ook voor soortgelijke feiten als de onderhavige. Er is sprake van een langdurig patroon van delictgedrag.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 21 oktober 2022 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van forse verslavingsproblematiek, die direct in verband staat met haar delictgedrag. Daarnaast is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een psychotische stoornis en zwakbegaafdheid. Ook is er op geen enkel leefgebied (woning, inkomen, dagbesteding, sociaal netwerk en financiën) sprake van stabiliteit
.Gelet op de instabiliteit op alle leefgebieden wordt het risico op recidive als hoog ingeschat.
Verdachte is in het verleden meermalen in contact geweest met de reclassering. Dit heeft echter in geen enkel kader geleid tot gedragsverandering of recidivevermindering. Van de diverse ingezette behandel- en begeleidingstrajecten in zowel het vrijwillige als de drangkaders heeft verdachte niet willen of kunnen profiteren. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om binnen een voorwaardelijk kader gedragsverandering te bewerkstelligen bij verdachte. Gezien de problematiek en de bagatelliserende houding van verdachte acht de reclassering een dwangkader in de vorm van een ISD maatregel aangewezen om verdachte te kunnen begeleiden en te weerhouden van het plegen van verdere strafbare feiten.
Opleggen ISD-maatregel
De rechtbank stelt allereerst vast dat aan de wettelijk gestelde eisen voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. Immers, op de door verdachte begane misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door haar begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld en de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Ook stelt de rechtbank vast dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt namelijk vast dat verdachte veelvuldig heeft gerecidiveerd. De rechtbank ziet dat haar drugsverslaving hierbij een rol speelt. Daarnaast heeft verdachte geen zelfinzicht en probleembesef. De vraag is of er – anders dan de ISD-maatregel – nog mogelijkheden zijn om gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen om zo de kans op recidive te beperken. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Zij heeft daarbij in aanmerking genomen dat eerdere (voorwaardelijke) gevangenisstraffen en hulpverleningstrajecten niet tot dat resultaat hebben geleid. Verdachte heeft meerdere kansen gehad, maar deze niet, dan wel onvoldoende benut. Dat is voor de rechtbank een teken dat het verdachte in vrijheid - in het kader van bijvoorbeeld bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf - niet zal lukken om tot gedragsverandering te komen. Duidelijk is geworden dat een stevigere stok achter de deur noodzakelijk is.
De rechtbank acht het voorts van groot belang dat niet alleen de maatschappij wordt beschermd tegen verdachte, maar dat verdachte ook tegen zichzelf wordt beschermd. Er is sprake van instabiliteit op alle leefgebieden, er zijn stevige aanwijzingen voor verslavingsproblematiek en zorgen over mogelijke mishandeling van verdachte door haar vriend. Ter zitting heeft verdachte een aantal zorgwekkende uitspraken gedaan, waaruit blijkt dat zij geen inzicht heeft in haar eigen problematiek. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat verdachte behandeld wordt voor haar middelengebruik en psychosociaal welzijn. Tevens is begeleiding naar stabiele huisvesting van groot belang. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank, mede gelet op het advies van de reclassering, geen ruimte om een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. Er zijn reeds meerdere reclasseringstoezichten opgelegd in het verleden en hierbij heeft verdachte zich onvoldoende aan de voorwaarden gehouden. Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard absoluut geen hulp nodig te hebben, waardoor de rechtbank evenmin vertrouwen heeft in naleving van mogelijke voorwaarden door verdachte.
De verdediging heeft nog betoogd dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan leiden tot een kale opsluiting van verdachte voor twee jaar en daarom niet opportuun is. De rechtbank verwerpt dit betoog. Ten eerste staat beveiliging van de maatschappij voorop en reeds daarom is de maatregel opportuun. Daarnaast is het de rechtbank ambtshalve bekend dat een veroordeelde die bij aanvang onwelwillend tegenover de ISD-maatregel staat telkens wordt gemotiveerd om daaraan deel te nemen. Niet zelden wijzigt de houding van veroordeelde en leidt de ISD-maatregel alsnog tot behandeling in plaats van kale opsluiting.
De rechtbank zal daarom aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vordering benadeelde partij van [aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert € 1.401,52 aan materiële schade.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden toegewezen nu deze voldoende is onderbouwd.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering gematigd moet worden, nu het schaderapport meer onderdelen van de auto omvat dan die in de aangifte als beschadigd zijn omschreven. Bovendien is onduidelijk of [aangever 2] zijn schade reeds bij de verzekering heeft geclaimd. Als dit het geval is, moet de vordering worden afgewezen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit onder 1 heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door [aangever 2] gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank geheel toewijsbaar, nu de schade is onderbouwd met een schaderapport van een autoschadeherstelbedrijf. De rechtbank ziet geen reden de vordering te verminderen nu de offerte een uitwerking lijkt te zijn van de onderdelen van de auto zoals genoemd in de aangifte. Voorts is in de vordering duidelijk aangegeven dat de schade nog niet bij de verzekering is geclaimd.
Deze schade staat dus in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Tevens zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de schade is ontstaan, te weten 7 juli 2022. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2
De vordering benadeelde partij van Transportbedrijf [bedrijf 1]
De benadeelde partij [bedrijf 1] vordert € 1.750,00 aan materiële schade.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden toegewezen nu deze voldoende is onderbouwd.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen, nu het schaderapport is opgemaakt door de benadeelde partij zelf en geadresseerd aan een andere partij, en bovendien onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit onder 3 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door [bedrijf 1] gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar, nu de schade is onderbouwd met een factuur. Hoewel de kosten niet nader zijn gespecificeerd, acht de rechtbank het gevorderde bedrag een alleszins redelijke vergoeding voor de kosten die benadeelde heeft gemaakt in verband met de feiten. Gelet op de datum en adressering van de factuur, ziet de rechtbank geen bezwaar in het feit dat de factuur is opgesteld door de benadeelde partij zelf en gericht aan een ander bedrijf dat is gevestigd op hetzelfde adres als de benadeelde partij.
De schade staat dus in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Tevens zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop de schade is ontstaan, te weten 7 juli 2022. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/194794-22
feiten 1 tot en met 4, telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
parketnummer 02/181402-22
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
Benadeelde partij [aangever 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 1.401,52aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] (feit 1), € 1.401,52 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
24 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [bedrijf 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 1.750,00aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1] (feit 3), € 1.750,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
27 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 november 2022.