Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen
[naam verzoekster] , te [plaatsnaam 1] , verzoekster
[naam derde-partij], te [plaatsnaam 2] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor het plaatsen van 14 garages, die aanvankelijk op 16 augustus 2019 was verleend. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 16 januari 2020. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld.
Partijen hebben een mediationtraject doorlopen, dat resulteerde in een vaststellingsovereenkomst. In een later besluit van 24 augustus 2021 heeft verweerder de omgevingsvergunning op verzoek van de vergunninghouder ingetrokken. Verzoekster trok daarop haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 759,-. Daarnaast is verweerder verplicht om het griffierecht van € 354,- te vergoeden aan verzoekster.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.