ECLI:NL:RBZWB:2022:727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_4979
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking omgevingsvergunning na mediation

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor het plaatsen van 14 garages, die aanvankelijk op 16 augustus 2019 was verleend. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 16 januari 2020. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld.

Partijen hebben een mediationtraject doorlopen, dat resulteerde in een vaststellingsovereenkomst. In een later besluit van 24 augustus 2021 heeft verweerder de omgevingsvergunning op verzoek van de vergunninghouder ingetrokken. Verzoekster trok daarop haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 759,-. Daarnaast is verweerder verplicht om het griffierecht van € 354,- te vergoeden aan verzoekster.

Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam 1] , verzoekster

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, verweerder.
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[naam derde-partij], te [plaatsnaam 2] .

Procesverloop

In het besluit van 16 augustus 2019 (primair besluit) heeft verweerder besloten om een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van 14 garages op het adres [adres] , perceel nr. [perceelnummer] , te [plaatsnaam 2] .
In het besluit van 16 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben een mediationtraject doorlopen. Dit traject is afgerond met een vaststellingsovereenkomst waarbij partijen tot een vergelijk zijn gekomen.
In het besluit van 24 augustus 2021 heeft verweerder op verzoek van vergunninghouder de bestreden omgevingsvergunning ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat zij bereid is om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank overweegt dat de omgevingsvergunning weliswaar is ingetrokken op verzoek van vergunninghouder, maar pas nadat verweerder tijdens het mediationtraject - niet nader genoemde – toezeggingen aan vergunninghouder heeft gedaan.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-, met een wegingsfactor 1).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 354,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 15 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.