ECLI:NL:RBZWB:2022:7268
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake terugvordering bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in bezwaar was gegaan tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, had verzocht om opschorting van de invordering van een terugvordering van bijstandsuitkering over de periode van 16 augustus 2005 tot 1 augustus 2014. Het primaire besluit tot terugvordering was genomen op 20 oktober 2022.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat voor het treffen van een voorlopige voorziening, er sprake moet zijn van 'onverwijlde spoed'. In deze zaak was er volgens de rechter geen sprake van een spoedeisend belang, omdat na afloop van de bodemzaak het terugvorderingsbedrag alsnog kan worden betaald, eventueel met wettelijke rente.
Verzoeker had aangevoerd dat hij niet in staat was het volledige terugvorderingsbedrag binnen de door Orionis gestelde termijn te betalen. De voorzieningenrechter merkte op dat Orionis had toegezegd de uitvoering van het besluit op te schorten totdat het bezwaar was afgehandeld. Ook werd opgemerkt dat bij invordering rekening gehouden moet worden met de beslagvrije voet, zoals vastgelegd in artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien Orionis al had bevestigd dat de invordering zonder het verzoekschrift zou worden opgeschort. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.