ECLI:NL:RBZWB:2022:7262

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3987 CVV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening inzake inschrijving in de BRP

Op 2 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, woonachtig in [woonplaats verzoeker], een voorlopige voorziening heeft verzocht met betrekking tot zijn inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) op een specifiek adres. Dit verzoek volgde op twee besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam. Verzoeker had op 18 augustus 2022 het verzoek ingediend, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker het verschuldigde griffierecht van € 184,- niet tijdig heeft betaald. De rechtbank heeft verzoeker eerder verzocht om informatie over zijn inkomen en vermogen, maar verzoeker heeft hierop niet gereageerd. Ondanks een aangetekende brief en een e-mail om hem in de gelegenheid te stellen het griffierecht te betalen, heeft verzoeker dit verzuimd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen verontschuldiging voor het niet betalen van het griffierecht is en heeft het verzoek daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3987

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 18 augustus 2022 verzocht om een voorlopige voorziening ten aanzien van twee besluiten van het college over het inschrijven van verzoeker in de BRP op het adres aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker].

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek doet om een voorlopige voorziening, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Verzoeker heeft in het verzoekschrift om vrijstelling van het griffierecht in verband met betalingsonmacht verzocht. De rechtbank heeft verzoeker eerst bij brief van 19 augustus 2022 en vervolgens bij brief van 12 september 2022 verzocht om gegevens over zijn inkomen en vermogen in te dienen. Verzoeker heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens bij brief van 5 oktober 2022 het verzoek op betalingsonmacht afgewezen.
4. Vervolgens is verzoeker bij aangetekend verzonden brief van 6 oktober 2022 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van de brief. Uit Track & trace van post.nl blijkt dat de aangetekende brief nooit is bezorgd. Daarom is de nota opnieuw per e-mail verzonden aan verzoeker op 16 november 2022 en is verzoeker opnieuw in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na verzending van het e-mailbericht.
5. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 2 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger verzoek of verzet open.